Schuiringa, Jansje Gretha (1887-1975)

 
English | Nederlands

SCHUIRINGA, Jansje Gretha (1887-1975)

Schuiringa, Jansje Gretha, lector tandheelkunde (Balmahuizen, gem. Oldehove 9-7-1887 - Utrecht 1-8-1975). Dochter van Jan Jakob Schuiringa, hereboer, en Anje Huizing. afbeelding van Schuiringa, Jansje Gretha

Jansje Gretha Schuiringa is een van de dochters uit een welvarend boerengezin in Groningen. Zij bezoekt de lagere school te Niehove en vervolgens de HBS te Groningen. Haar studiekeuze wordt tandheelkunde en zij begint haar opleiding aan de universiteit te Groningen, waar in mei 1909 het theoretisch tandheelkundig examen wordt afgelegd. Zij vervolgt haar studie aan het tandheelkundig instituut te Utrecht en behaalt hier op 27 juni 1913 het tandartsdiploma. Zij is een der eersten die krachtens de wet van 28 april 1913 de titel van tandarts verkrijgt.

Op 1 oktober 1913 wordt zij aangesteld als assistent voor de tandtechniek op de prothetische afdeling, toen onder leiding van lector J.J.E. de Vries. Hiermede begint haar werkzaamheid te Utrecht, die tot haar emeritaat zou duren. Van 1914 tot 1918 is ze eveneens assistente bij J.A.W. van Loon op de afdeling orthodontie. Reeds in die jaren was, zeker door de invloed van Van Loon, haar belangstelling voor kaakafwijkingen en de omringende weke delen gewekt.

Zij begint ook een particuliere praktijk te Utrecht en behandelt daar patiënten met gespleten gehemelte met door haar vervaardigde obturatoren.

Na het vertrek van lector De Vries wordt mej. J.G. Schuiringa met het onderwijs in de prothetische tandheelkunde belast (KB 7-10-1918). Bij KB van 26-8-1920 volgt haar benoeming tot lector. Zij houdt op 5 februari 1921 haar openbare les getiteld Enkele belangrijke factoren uit de ontwikkelingsgeschiedenis der prothetische tandheelkunde (Utrecht, 1921). Zij stelt aan zichzelf en aan haar medewerkers hoge eisen. Vooral haar onderwijs, dat zeer systematisch wordt opgezet, vergt veel van haar aandacht. Zij is tegenover de studenten bepaald niet lankmoedig. Dat geeft nogal eens wrijving met achtereenvolgende generaties. Dezelfde strikte beginselen en gestrengheid tegenover zichzelf en anderen blijkt uit haar commentaar op de viering van het 50-jarig bestaan van het tandheelkundig onderwijs: haars inziens mag men terugzien op de afgelegde weg, maar dat is geen reden tot festiviteit, een standpunt dat haar niet in dank wordt afgenomen.

In 1932 wordt J.A.W. Tjebbes tot lector in de mondheelkunde benoemd en volgt een vruchtbare samenwerking voor de behandeling van patiënten met gehemeltespleten en chirurgische defecten. Juist de behandeling van deze patiënten aan de universiteit te Utrecht wordt dank zij deze samenwerking tot een hoog peil opgevoerd. Mej. J.G. Schuiringa's grote verdienste is zeker wel de standvastige houding geweest tegenover de bezetter, ter verdediging van het tandheelkundig instituut en de daarin aanwezige goederen. Samen met M. de Boer, waarnemend hoofd van de afdeling orthodontie, heeft zij onverschrokken de vaderlandse vaan hoog gehouden opdat na beëindiging van de oorlog het onderwijs in de tandheelkunde zo spoedig mogelijk kon worden voortgezet. Op 23-9-1945 verzoekt de overheid haar de functie van waarnemend directeur te vervullen. In dat zelfde jaar wordt zij lid van de commissie-De Ranitz ter hervorming van het onderwijs (14-11-1945). Op 22-6-1948 eindigt haar directoraat en bij KB van 15-6-1949 wordt haar leeropdracht gewijzigd in onderwijs in de tandheelkundig chirurgische prothetiek. Tijdens de viering van haar 40-jarig tandartsjubileum bieden haar oud-leerlingen haar de 'Stichting J.G. Schuiringafonds' aan, die tot doel heeft minvermogende patiënten op kaakchirurgisch gebied te helpen en het onderwijs en onderzoek in de maxillofaciale prothetiek te stimuleren. Op 26 juni 1957 neemt ze afscheid.

In menig opzicht was mej. J.G. Schuiringa een pionier. Niet alleen omdat zij ijverig en plichtsgetrouw was. Dat bleek trouwens uit haar sociaal-maatschappelijk gerichte belangstelling: zij was lid en later hoofdbestuurslid van de Nederlandsche Vereeniging van Vrouwen met een Academische Opleiding (tot 8 mei 1932) en in 1929 een der oprichtsters (en verdienstelijke leden) van de Soroptimist Club Utrecht. Maar zij had een doorzettend karakter, bereid te strijden voor haar plaats, haar werk en haar ideeën. Dat juist maakte haar tot een baanbreekster vooral ten behoeve van de behandeling van chirurgisch protethische patiënten in ons land. Daarom ook vond zij voor haar werk erkenning in het buitenland.

A: Patiëntenadministratie en modellenverzameling van zowel haar particuliere praktijk als van alle patiënten welke op het Tandheelkundig Instituut (Tl) te Utrecht door haar en haar medewerkers werden behandeld onder beheer van het TI der Rijksuniversiteit te Utrecht.

P: Publikaties in het Tijdschrift voor tandheelkunde van 1918 t/m 1952 waaronder 'Eene bevestigingsmethode voor obturatoren bij kinderen met melkgebit of wisselgebit', ibidem, 30 (1923) 452-461 en 'Toelichting bij de grondbeginselen der chirurgisch-prothetische tandheelkunde ten dienste van de voorbehandeling van hoofdverwondingen', ibidem, 46 (1939) 991-1016. Verder 'A new System of fixation of obturators', in Journal of the american dental association 15 (1928) 412-422; 'De tandheelkunde tijdens en na den oorlog in Nederland', in Die offisiële tydskrif van die Tandheelkundige Vereniging van Suid-Afrika 2 (1947) 68-72; 'Expériences de traitements chirurgicaux prothétiques de la mâchoire inférieure', in Journal dentaire belge 41 (1950)115-122.

L: J.G. Schuiringa, Naar de erkenning. [Uitg. door F.E.R. de Maar e.a.]. [Utrecht, 1976]. Bevat ook Jansje Gretha Schuiringa (1887-1975), lector bij het tandheelkundig onderwijs (1920-1957). Gedenkschrift door dr. M. de Boer; J.J. Kruisbrink, 'Van ,,chirurgische prothese" tot "maxillofaciale prothetiek'", in Van tandmeesters en tandartsen: 100 jaar tandheelkundig onderwijs in Nederland (Amsterdam, [1977]) 155-164.

I: Van tandmeesters en tandartsen: 100 jaar tandheelkundig onderwijs in Nederland (Amsterdam, [1977]) 160.

F.E.R. de Maar


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013