Blankenstein, Marcus van (1880-1964)

 
English | Nederlands

BLANKENSTEIN, Marcus van (1880-1964)

Blankenstein, Marcus van, journalist (Ouderkerk a/d IJssel 13-6-1880 - 's-Gravenhage 18-9-1964). Zoon van Heijman van Blankensteijn, slager en veehandelaar, en Judith Bekkers. Gehuwd sinds 29-5-1908 met Nelly Lohr. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 2 dochters geboren. afbeelding van Blankenstein, Marcus van

Komend uit een orthodox joods milieu bezocht hij tot zijn dertiende de school in zijn geboorteplaats en werd daarna in de slagerij van zijn vader tewerkgesteld. Na in 1902 als extraneus aan het Gouds gymnasium met goed gevolg eindexamen gedaan te hebben, ging hij in hetzelfde jaar te Leiden Nederlands taal- en letterkunde studeren met als leermeesters o.a. J. Verdam en C.C. Uhlenbeck. De laatste stimuleerde hem bij de studie van de vergelijkende taalwetenschap. Na zijn doctoraal examen in 1906 zette Van Blankenstein zijn studies in Kopenhagen met een beurs voort. Hoewel hij toen nog generlei plannen had om in de journalistiek te gaan, informeerde hij vóór zijn vertrek bij de Nieuwe Rotterdamsche Courant of deze belangstelling had voor brieven uit Denemarken. Dit bleek het geval. Die correspondentie werd zo gewaardeerd dat de NRC hem in 1909 vroeg haar correspondent in Berlijn te worden. Op raad van zijn Leidse mentoren nam hij dit aanbod aan en trad in vaste dienst van deze krant. Dit betekende evenwel niet zijn afscheid van de wetenschap. In 1911 vond zijn promotie te Leiden plaats op het proefschrift Untersuchungen zu den langen Vokalen in der e-Reihe (Göttingen, 1911).

Zijn smaak voor het journalistieke werk werd zo groot dat hij besloot er zijn carrière van te maken en daarom aanbiedingen als docent naar Leiden te komen van de hand wees. Zijn faam als journalist begon in de jaren van de Eerste Wereldoorlog. Volgens zijn 'Journalistieke Herinneringen' (NRC 7, 8 en 9 augustus 1956) was hij als correspondent van een blad dat bij de Britten vertrouwen genoot, 'voor de westers georiënteerden, vooral, in de Wilhelmstrasse, iets als een brug met Engeland'. De neutrale status van zijn land bood de Nederlandse journalistiek in een oorlogvoerend land kansen, die Van Blankenstein ten volle wist te benutten. Zijn werk in Berlijn werd afgewisseld met reizen langs verschillende oorlogsfronten en ook, in 1917 naar Stockholm (waar de internationale socialistische conferentie gehouden werd) en naar het revolutionaire Petersburg. In 1920 keerde hij naar Nederland terug om bij de NRC de functie van reizend correspondent te gaan vervullen. Geen enkele belangrijke internationale conferentie werd overgeslagen. Ieder jaar bezocht hij te Genève de Assemblee van de Volkenbond. Ook hier kwam de neutraliteit van Nederland de journalist te stade. Menig politicus zag er belang in om iets via een neutrale krant te 'lekken', maar het was weer Van Blankenstein die het volle profijt van deze positie trok. En zo konden, op hun beurt, de lezers van deze krant profiteren van de hoogst informatieve reportages van haar 'ster'-correspondent (in die dagen bleven de correspondenten van de NRC anoniem; Van Blankenstein voorzag zijn artikelen met een ster). Elf jaar deed hij dit werk, totdat hij in 1931 het dagelijks buitenlands overzicht, 'De Toestand', in de NRC te verzorgen kreeg. Aan hem vooral heeft deze rubriek, die in de oorlogsjaren begonnen was als dagelijks overzicht van de toestand aan de fronten, haar grote reputatie te danken.

Na het heengaan van hoofdredacteur mr. G.G. van der Hoeven werd hij onder mr. P.C. Swart, adjunct-hoofdredacteur. In dat zelfde jaar ontstond een competentiegeschil met de nieuwe hoofdredacteur dat ertoe leidde dat Van Blankenstein ontslag nam. Dit geschil had, anders dan veelal aangenomen werd, niet te maken met Van Blankensteins houding in de krant tegenover het nationaal-socialistische Duitsland. Wel mag worden aangenomen dat directie en commissarissen zich om die reden niet al te zeer verzet hebben tegen zijn vertrek. In elk geval leidde zijn ontslag tot vele protesten in den lande en tot een actie tegen de NRC onder leiding van de hoogleraren P.N. van Eyck en P.C.A. Geyl (beiden oud-correspondent te Londen van die krant). Van Blankenstein deed weinig moeite om de verkeerde versies die omtrent zijn ontslag de ronde deden te bestrijden, vond gastvrijheid in de kolommen van het Utrechtsch Nieuwsblad en, gedurende enige tijd, ook bij de Haagsche Post, welke (joodse) hoofdredacteur hem op een goed ogenblik ook te anti-Duits vond. In mei 1940 week hij uit naar Engeland, waar hij de leiding nam van het weekblad Vrij Nederland en een vooraanstaande figuur werd in de wereld van de Nederlandse uitgewekenen. De aanvankelijk door hem verzorgde buitenlandse overzichten voor Radio Oranje bleken een - vooral met betrekking tot de duur van de oorlog - te optimistisch karakter te hebben en moesten na enige jaren gestaakt worden. Zijn optimisme had hem trouwens al eerder wel eens parten gespeeld bij zijn taxering van Hitlers kansen. Na de oorlog in Nederland teruggekeerd, werd hij medewerker van Het Parool, voor welke krant hij tot aan zijn overlijden op 84-jarige leeftijd nog vaak op reis ging. Zijn grote gezag van vóór de oorlog in binnen- en buitenland was toen evenwel enigszins getaand. Dat lag niet aan een mindere scherpzinnigheid van zijn analyses noch aan een geringere soepelheid van zijn taal - beide zijn onovertroffen gebleven in de Nederlandse journalistiek - maar, behalve aan de leeftijd die niet altijd eerbied afdwingt, ook aan het feit dat de status van zijn land, niet langer neutraal, hem niet meer die kansen en openingen bood waarvan hij in de eerste drie decenniën van zijn carrière zo meesterlijk gebruik had weten te maken.

P: Behalve zijn reeds genoemde dissertatie: Suriname (Rotterdam, 1923); Russische indrukken (Rotterdam, 1925); Le rôle des conférences d'après-guerre dans le fonctionnement de l'organisme mondial (Leiden, 1926). Bibliotheca Visseriana VI, 14; De poenale sanctie in de practijk (Rotterdam, 1929); Bijdrage in Wat het leven mij heeft geleerd. Onder red. van J.J. van Loghem e.a. (Arnhem, 1952) 30-48; Indonesië nu. Nieuwe indrukken ('s-Gravenhage, 1953).

L: E. van Raalte 'Illustere journalistiek', in Internationale Spectator 18 (1964) 20 (22 november) 559-574; idem, in De Gids 127 (1964) 9 (november) 288-300; idem, 'Levensbericht', in Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde te Leiden 1964-1965, 49-54.

I: Beeldbank van het Nationaal Archief in Den Haag [Collectie ANEFO; Van Blankenstein in 1944].

J.L. Heldring


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013