Bos, Johanna (1886-1975)

 
English | Nederlands

BOS, Johanna (1886-1975)

Bos, Johanna (Annie), filmactrice (Amsterdam 10-12-1886 - Leiden 3-8-1975). Dochter van Gerard Jan Bos, kunstschilder, en Aletta Gertruda Maria Halberstadt. Gehuwd sinds 20-10-1926 met Cornelis Loeff, zonder beroep. Dit huwelijk bleef kinderloos. afbeelding van Bos, Johanna

Na haar toneelopleiding en eerste engagementen in Antwerpen maakte Annie Bos haar Nederlandse toneeldebuut in februari 1909. Tot oktober 1912 speelde zij, eerst bij de gebroeders Van Lier en daarna bij het gezelschap van Prot, vele kleine rollen, echter zonder artistieke vooruitgang. Haar kans om als actrice iets van betekenis te doen kwam in november 1912 toen Maurits Binger haar uitnodigde om de hoofdrol te spelen in zijn film De levende Ladder, die in begin 1913 in roulatie kwam. Vier maanden daarvóór had Binger, met enkele andere enthousiasten, in Haarlem de N.V. Maatschappij voor Artistieke Cinematographie opgericht. In Annie Bos, met haar sprekende gelaat en groot mimisch talent, zag en vond Binger een ideale vertolkster voor zijn films.

Al tijdens haar eerste jaar bij de inmiddels tot Filmfabriek 'Hollandia' herdoopte filmmaatschappij behoorde zij, soms in figurantenrolletjes, soms in bijrolletjes en soms in hoofdrollen, tot de vaste kern van spelers, samen met o.a. Louis Chrispijn Sr., Christine Chrispijn-van Meeteren, Mientje Kling, Coba Kinsbergen, Jan Holtrop, Theo Frenkel Jr., Jan van Dommelen en Eugènie Krix. In een aantal door Chrispijn geregisseerde boeren- en vissers-drama's, die in het buitenland als 'typisch Hollandsch' gretig werden ontvangen, maakte zij een steeds grotere indruk. Naar aanleiding van haar vertolking in Liefde waakt (1914) werd zij 'de Hollandsche Asta Nielsen' genoemd, een uitspraak die later in de publiciteit voor haar films werd geciteerd.

Na het vertrek van Chrispijn, regisseerde Binger zelf een serie zogenaamde 'society-romans', sensatiefilms, maar ook bewerkingen van Nederlandse romans en toneelstukken, waarin Annie Bos, nu de onbetwiste ster van de 'Hollandia'-studio, blijk gaf van de veelzijdigheid van haar talent. Een hele reeks van films bezorgde haar roem: bij Majoor Frans (1916) was er algemene jubel om haar personificatie van Mevrouw Bosboom-Toussaints vrijgevochten heldin. Het Geheim van Delft (1917) toonde haar als een onverschrokken stuntwoman die een luchtreis maakte vastgebonden aan de wiek van een veertig meter hoge molen en in Toen 't Licht verdween (1918) ontroerde zij als een blinde. Ook haar veelzijdigheid kwam tot haar recht: naast de 'Kniertje' van Esther de Boer-van Rijk in de eerste verfilming van Op Hoop van Zegen (1918) in de rol van een ingetogen 'Jo', in American Girls (1919) als schalks lachende comédienne en bij Een Carmen van het Noorden (1919), een verhollandste versie van de roman van Merimée, zelfs een verrassend sensuele 'Carmen'. In september 1920 ontving zij, tijdens de in Amsterdam gehouden Internationale Kino-Tentoonstelling, een gouden medaille waarop de inscriptie: 'Aan Annie Bos, Hollands Beroemdste Filmactrice'. Dit was eigenlijk tegelijkertijd de afsluiting van haar filmcarrière.

In november 1919 was Binger een contract met een Engelse filmverhuurmaatschappij aangegaan, met de bedoeling om door een vorm van coproduktie, met gebruik van Engelse artiesten, zijn 'Anglo-Hollandia-films' in Engeland vertoond te krijgen en hun internationale verkoopwaarde te verhogen. Eén resultaat daarvan was dat de films hun specifieke Hollandse karakter verloren. Een tweede resultaat was dat onder druk van de Engelse compagnons de Nederlandse spelers zoals Annie Bos en Jan van Dommelen, die jarenlang de ruggegraat van de 'Hollandia' hadden gevormd, tot rollen van het tweede plan werden teruggezet. Nadat zij hoofdrollen in de coprodukties Het verborgen Leven en Zonnetje en een bijrol in De Vrouw van den Minister (alle 1920) had gespeeld, waarvoor zij voor de Engelse publiciteit 'Anna Bosilova' werd genoemd, besloot zij in oktober 1920 haar verbintenis met de 'Hollandia' te verbreken.

Uit Amerika kwam, als gevolg van de succesvolle vertoningen aldaar van de Carmen-film, het aanbod van een contract. Toen Annie Bos in april 1921 in New York arriveerde was het filmagentschap inmiddels opgeheven en met moeite kreeg zij slechts één kleine rol, onder de naam 'Anna Boas', in een film met Pearl White, Without Fear. Na een teleurstellend jaar in New York is zij, eenzaam en ontgoocheld, naar Europa teruggekeerd. Daarna bleef het bij een tevergeefs pogen om in de toen bloeiende Duitse filmwereld een plaats te vinden.

Begin 1924, na haar definitieve terugkeer in Nederland, bestond daar nauwelijks een filmindustrie. Binger was dood, de 'Hollandia' failliet. De enige filmondernemingen waren de wankele Dutch Film Company en Actueel-Film, de laatste een produktiemaatschappij van Alex Benno die Annie Bos bij de 'Hollandia' had gekend. Om weer te werken werd Benno's verzoek ingewilligd in zijn verfilming van het volksstuk Mooi Juultje van Volendam de titelrol te spelen. Het zou de laatste film zijn waarin Annie Bos is opgetreden. In november 1924 volgde een succesvolle rentree op het toneel in het stuk Madame Dubarry, dat tevens het einde van de acteursloopbaan zou betekenen. Ze besloot terwille van haar huwelijk, zich volledig uit de artiestenwereld terug te trekken.

In de tijd van de zwijgende film is Annie Bos de enige actrice geweest die in Nederland de status van 'filmster' bereikte. Van de ruim zevenenveertig korte en lange speelfilms, waarin zij is opgetreden, zijn, helaas, slechts drie lange films en een handjevol korte films en fragmenten bewaard gebleven.

A: Archief van de auteur, bestaande uit o.a. brieven van en aan Annie Bos, kranteknipsels, fotomateriaal.

P: Behalve in de tekst genoemde films: onvolledige lijst van films in Skrien (1978) 76/77 (juni-juli) 46-47.

L: M.H. Binger, 'Beschouwingen en herinneringen', in De Filmwereld 1(1918) nos. 47, 48, 51 en 2 (1919) nr. 3; herdrukt in Skrien 1971 nos. 23, 24, 25 en 26/27; Simon van Collem, Uit de oude draaidoos (Amsterdam, [1959]); G.N. Donaldson, 'De Nederlandse zwijgende films en de Nederlandse «filmhistorici»', in Skrien 1970 nr. 15; idem, 'De Hollandsche filmdiva Annie Bos', ibidem, (1978) 76/77 (juni-juli) 40-46.

I: Geschiedenis van de Nederlandse film en bioscoop tot 1940. Onder dred. van K. Dibbets en F. van der Maden (Houten 1986, tweede druk) 85. [Annie Bos in Een Carmen van het Noorden, 1919].

G.N. Donaldson


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013