Bronsveld, Andries Willem (1839-1924)

 
English | Nederlands

BRONSVELD, Andries Willem (1839-1924)

Bronsveld, Andries Willem, hervormd predikant (Harderwijk 16-1-1839 - Utrecht 30-11-1924). Zoon van Lammert Gijsbertus Bronsveld, bakker, en Willemina Zegers. Gehuwd op 18-9-1862 met Catharina Cornelia Clarisse. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 5 dochters geboren. afbeelding van Bronsveld, Andries Willem

Bronsveld bezocht het gymnasium te Harderwijk, en studeerde van 1856-1862 aan de universiteit van Utrecht, waar vooral de hoogleraar J.I. Doedes indruk op hem maakte. In 1862 promoveerde hij in de theologie, op een proefschrift getiteld: Oorzaken der verbreiding van het rationalisme in ons land, sinds de laatste jaren der vorige eeuw. Hij was achtereenvolgens hervormd predikant te Ophemert (1862), Charlois (1866), Haarlem (1868) en Utrecht (1880-1914). Sedert 1880 trad hij aan de Utrechtse universiteit op als privaatdocent namens de Vereeniging voor hooger godgeleerd onderwijs in overeenstemming met de belijdenis der Nederlandsen hervormde kerk. Hij bedankte in 1889 voor een benoeming tot kerkelijk hoogleraar te Amsterdam. In en om het kerkelijk leven bekleedde hij tal van functies. Hij was onder meer lid en enige tijd vice-president van de synode.

Zijn theologisch standpunt omschreef hij zelf als modern orthodox en ethisch-irenisch. Hij onderschreef de belijdenis in 'wezen en hoofdzaak', maar wilde de kerk niet binden aan formulieren van vroegere eeuwen. De kerkleer stond niet voor alle tijden vast. Ook de orthodoxie kon niet voorbijgaan aan het moderne kritische onderzoek, dat in de bijbel het aandeel van de menselijke factor liet zien. De zekerheid van de boodschap werd daardoor echter niet aangetast. Daarom veroordeelde Bronsveld die moderne theologie, die niet meer als uitdrukking van christelijk geloof beschouwd kon worden. De modernen hoorden in de kerk niet thuis. Maar hun aanwezigheid was veroorzaakt door ontrouw en ongeloof van de gemeente zelf. Ze moest nu met de modernen geduld oefenen: zij zouden vanzelf de kerk wel verlaten zodra die zich innerlijk vernieuwde. De Hervormde Kerk was ziek, maar niet ongeneeslijk. Langs medische weg zou ze zich kunnen herstellen.

In Bronsvelds visie op het onderwijs weerspiegelde zich zijn hervormde gezindheid. Hij behoorde tot de oprichters van de Unie een School met den Bijbel, maar stond gereserveerd tegenover de schoolstrijd. Hij wilde ook hier herstel langs medische weg, door gebruik te maken van de in de Hervormde Kerk schuilende krachten. Niet van de politiek moest men verbetering verwachten, doch van gebed, prediking en voorbeeld. Het ging niet zo zeer om de oprichting van christelijke scholen, als om de vorming van christelijke onderwijzers en christelijke huisvaders. Dan zou het evangelie ook in de -openbare - scholen doorwerken, en het zou de beurt zijn van de tegenstanders van christelijk onderwijs, bijzondere scholen te stichten. Subsidie voor het bijzonder onderwijs begeerde hij niet: billijkheidshalve mocht men die dan ook niet meer weigeren aan katholieke scholen, en dan zou het middel erger zijn dan de kwaal. Want het grootste gevaar was voor Bronsveld altijd de Roomse Mariakerk, erger dan openbaar heidendom, omdat ze haar bijgeloof met de naam van Christus bedekte.

Evenmin als andere orthodoxe predikanten van zijn generatie ontkwam Bronsveld aan de noodzaak zijn plaats te bepalen tegenover de dominerende figuur van Abraham Kuyper. Aanvankelijk schreef hij een enkele maal in De Standaard. Hij sympathiseerde ten volle met Kuypers bestrijding van de conservatieven. De Vrije Universiteit echter was hem te eng, omdat ze koos voor het calvinisme en tegen de ethische orthodoxie, en aldus scheiding maakte binnen de Hervormde Kerk. Beter achtte hij het de bestaande universiteiten vanuit die kerk weer in christelijke zin te beïnvloeden. Zeer scherp veroordeelde hij de doleantie, al lag er voor hem winst in dat de kerk nu verlost was van deze mannen die list en geweld te baat namen. Misschien nog ernstiger was Kuypers samenwerking met de katholieken, daar zulks immers leiden moest tot 'de machtsverheffing van de roomschen'.

Bronsvelds afwijzing van Kuyper en de coalitie bracht hem in een politiek isolement. Soms neigde hij nu naar het liberalisme, dat weliswaar onverdraagzaam was tegenover de kerk en tolerant juist tegenover Rome, maar misschien voor zuivering vatbaar zou zijn als het geënt werd op de wortel van het geloof. Tweemaal beproefde Bronsveld de oprichting van een eigen partij: in 1888 met S.H. Buytendijk de Nationale Partij, in 1896 met J.Th. de Visser de Christelijk-Historische Kiezersbond. Beide waren voornamelijk tegen Kuyper en tegen Rome gericht. De kiezersbond boekte in 1897 enige successen. De Visser verwierf een kamerzetel. Maar toen hij zich bij Lohmans Vrij-Antirevolutionairen aansloot, wendde Bronsveld zich teleurgesteld af. Nu zijn eigen groepering te niet gegaan was, zag hij bij de protestantse partijen geen keus meer. Anti-revolutionairen volgden Kuyper blindelings, christelijk-historischen met open ogen. Bronsveld adviseerde sindsdien gewoonlijk liberaal te stemmen.

Zijn invloed was groter dan zijn geïsoleerde positie deed vermoeden. Van 1867 tot zijn overlijden schreef hij vrijwel zonder onderbreking elke maand een kroniek in de Stemmen voor Waarheid en Vrede. Evangelisch tijdschrift voor de protestantsche kerken. Zijn zeer persoonlijke en doorgaans kritische commentaren op alle kerkelijke en politieke gebeurtenissen trokken sterk de aandacht en werden dikwijls in de dagbladpers besproken. Toen Bronsveld stierf zwegen ook spoedig de Stemmen. Bronsvelds kroniek alleen had het blad in leven gehouden.

Bronsveld was met hart en ziel hervormd predikant. Elk vraagstuk bekeek hij vanuit de Hervormde Kerk. Wat kan zij tot de oplossing bijdragen? Wat kan zij erbij winnen? Kerkherstel was voor hem tevens de weg naar verbetering op alle andere levensterreinen. Mensen beoordeelde hij naar hun liefde voor de Hervormde Kerk. In de tijd van Schaepman en Kuyper moest hij naar het woord van de laatste wel een "Einspänner" blijven. Men luisterde naar hem, maar volgde hem niet.

P: Een geselecteerde bibliografie in hieronder genoemde publikatie van S.D. van Veen op p. 15 en 16.

L: [A.W. Bronsveld], Herinneringen van Fidelio (Rotterdam, 1902); S.D. van Veen, in Mannen en vrouwen van beteekenis in onze dagen. Levensschetsen en portretten. [Bijeengebr. door H. van der Mandere] 40 (1910) 1-52; A.W. Bronsveld, Souvenirs (Amsterdam, 1918); L.C. Suttorp, Dr. A.W. Bronsveld. Zijn visie op een halve eeuw (Assen, 1966).

I: L.C. Suttorp, Dr. A.W. Bronsveld. Zijn visie op een halve eeuw (Assen, 1966) afbeelding tegenover titelblad.

A.Th. van Deursen


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013