Burger [jr.], Combertus Pieter (1858-1936)

 
English | Nederlands

BURGER [JR.], Combertus Pieter (1858-1936)

Burger [jr.], Combertus Pieter, bibliothecaris (Gouda 10-4-1858 - Amsterdam 29-5-1936). Zoon van Combertus Pieter Burger, hoogleraar Polytechnische School, directeur Rijks-HBS, en Maria Agnes Haasloop Wemer. Gehuwd op 21-8-1890 met Alida Baudina Suringar. Uit dit huwelijk werden 3 zoons en 2 dochters geboren.

Aan zijn jeugd- en studiejaren aan het Leeuwarder gymnasium behield Burger steeds goede herinneringen. Daar behoorde hij o.a. tot een club jongelieden die als eersten op houten vélocipèdes door stad en dreven reden. Zijn studie begon te Leiden in de klassieke letteren in 1876 en werd in 1884 afgesloten met een dissertatie De Bello cum Sam-nitibus secundo, een staaltje van bronnen-kritische beschrijving uit de school van Mommsen, wiens Sommer Seminar hij in 1880 had bijgewoond. Na een kort leraarschap in Haarlem, zette Burger zich aan de rechtenstudie, die in 1889 beëindigd werd met de dissertatie De beperkte aansprakelijkheid van den schuldenaar in het hedendaagsche en in het oude zeerecht, een gewaagde poging de Germaanse oorsprongen van deze rechtsregel aan te wijzen.

In dat jaar werd Burger tot adjunct-bibliothecaris van de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam benoemd om daar een jaar later bibliothecaris te worden. Hier kwamen zijn kwaliteiten als man van wetenschap tot volle ontplooiing. Aanvankelijk zette hij zijn in de eerste dissertatie begonnen studie van de geschiedenis van het oude Rome voort, resulterend in drie substantiële publikaties. Maar spoedig ontwikkelde Burger zich vooral als kenner van de geschiedenis van het Nederlandse boek in de 16de en 17de eeuw en daarmee samenhangende aspecten van Amsterdam als stad en haven en de toenmalige zeevaart. Een bijzondere stimulans hiertoe vond hij in de taak het door E. W. Moes begonnen werk over De Amsterdamsche boekdrukkers en uitgevers in de zestiende eeuw voort te zetten en te voltooien. Deel II werd grotendeels, de delen III en IV werden geheel door hem geschreven (1907-1915). Van minstens even groot belang was voor hem het redacteurschap van het in 1912 door de uitgever Wouter Nijhoff nieuw opgezette Tijdschrift voor boek- en bibliotheekwezen, dat van toen af aan onder de titel Het Boek bekendheid verwierf. Tot 1931 berustte de redactionele leiding praktisch en ten slotte ook officieel bij Burger die ook een van de meest vruchtbare auteurs werd.

Als bibliothecaris was Burger, net als zijn voorganger H.C. Rogge, het type van de geleerde voor wie het wetenschappelijk beheer en gebruik van de rijke boekencollectie voorop stonden. De sterke groei van de instelling als zodanig - bezoekersaantal, collectie, gedetailleerder catalogisering - kon slechts met moeite materieel worden opgevangen. Het gebouw, de oude Handboogsdoelen, voldeed slecht, ook al gaf de aanbouw van twee magazijnen in 1905 enige ruimte. De catalogus bleef door personeelsbeleid gebrekkig en daarom voor de bezoekers niet direct toegankelijk. De verdiensten van deze bibliothecaris lagen intussen vooral op het terrein van weloverwogen aankoop van antieke boeken en het inrichten van tentoonstellingen het oude boek betreffende (met de daarbij behorende catalogi). De grote waardering voor zijn werkzaamheden kwam tot uiting bij de viering van zijn 25-jarig ambtsjubileum in 1915. Bij het gemeentebestuur, toch al overbelast door de zorg van de eigen Universiteit, ontstond inmiddels minder waardering voor zijn beleid. Bezuinigingen deden enerzijds Burgers wensen voor financiering steeds schriller klinken, de bestuurlijke neiging belangen van een groter lekenpubliek zwaarder te wegen dan wetenschappelijke waarden wekte anderzijds bij het bestuur de indruk dat Burgers beleid 'ouderwets' was geworden. Bij zijn afscheid in 1923 publiceerde Burger nog eens één keer zijn klachten ten aanzien van de gemeentelijke zuinigheid en van pogingen buiten hem om de bibliotheek te reorganiseren in het op eigen kosten uitgegeven Verslag van de Bibliotheek der Universiteit van Amsterdam over de jaren 1922 en 1923 (1924), omdat in de voorafgegane jaren het gemeentebestuur die verslagen opzettelijk bij publikatie had bekort.

Gelukkig bleef Burger daarna niet morren en zette hij ook 'in ruste' zijn studie voort. Zo publiceerde hij zijn luchtig geschreven, op lezingen gebaseerde, studie "'Aere perennius". Scherts en ernst in de Oden van Horatius (1926). Deze beoogde een soort inhoudsanalyse van elke ode, waarbij op grond van smaak en gissing deze werden herordend en als echt of onecht van elkaar gescheiden. In 1934 kwam, dank zij zijn medewerking, het derde deel van de uitgave van de Itinerario ... van Jan Huygen van Linschoten.. ., de beschrijving van de Afrikaanse kustgebieden en van Latijns-Amerika betreffende, tot stand. Deze voortgaande studie werd nu regelmatig afgewisseld door toeristische reizen, samen met zijn vrouw, o.a. in het Middellandse-Zeegebied. Het destijds als bejaard beschouwd echtpaar trok veel belangstelling bij plaatselijke bevolkingen in bijv. Anatolië of het Atlasgebergte.

Burger was een markante persoonlijkheid. Uiterlijk werd zijn waardig voorkomen reeds vroeg in zijn leven onderstreept door een lange witte baard. Hij was weliswaar een echte kamergeleerde, maar stond open voor zijn directe omgeving en toonde veel belangstelling voor de natuur. Een sterke familiezin en behoefte aan hartelijkheid beheersten hem. Hoewel ongetwijfeld met een conservatieve inslag heeft hij, vooral aanvankelijk, veel willen doen voor de modernisering van de Universiteitsbibliotheek, doch werd door te geringe mogelijkheden in materieel opzicht vaak ontmoedigd.

P: 'A. Telting', in Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden 1908-1909. Levensberichten 416-425 (waarin autobiografische gegevens over jeugd- en studiejaren). Zie voor lijst van zijn werken Het Boek 4(1915) 245-254 (waarin ook de titels van de hiervóór genoemde bijdragen over het oude Rome); Album Burger (Amsterdam, 1935); zie voor zijn bijdragen in Het Boek de registers in Het Boek 27 (1943) 9-11.

L: 'Dr. C.P. Burger Jr. 1890-1915. Bibliothecaris der Universiteits Bibliotheek van Amsterdam', in Het Boek 4 (1915) 241-244; J.W.Enschedé, 'Ter waardering van Dr. Combertus Pieter Burger Jr.', ibidem, 255-259; W. Nijhoff en F.C. Wieder, ibidem 24 (1936-1937) I-IV.

I. Schöffer


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013