Cerutti, Felix Franciscus Xaverius (1915-1970)

 
English | Nederlands

CERUTTI, Felix Franciscus Xaverius (1915-1970)

Cerutti, Felix Franciscus Xaverius, rechtsgeleerde (Breda 17-11-1915 - Arnhem 19-11-1970). Zoon van Franciscus Theodorus Henricus Cerutti, gemeenteontvanger, en Johanna Antonia Maria Lijdsman. Gehuwd op 9-5-1941 met Theodora Alida Antonia van Slobbe. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 2 dochters geboren. afbeelding van Cerutti, Felix Franciscus Xaverius

In 1934 deed hij eindexamen gymnasium-A aan het 'Onze Lieve Vrouwe Lyceum' te Breda. In deze periode werkt Cerutti in het archief van zijn vaderstad en wordt hij gegrepen door de rechtsgeschiedenis, met name die van Breda en Brabant. Met de reconstructie van de collectie-Havermans in het Bredase stadsarchief legt hij de grondslag zowel voor een herschreven Geschiedenis van Breda (1952) als voor een uitgave van de Middeleeuwse rechtsbronnen van de stad en heerlijkheid Breda (1956-1972. 2 dln.).

Zijn carrière ligt echter grotendeels op het gebied van de landbouworganisaties. Begonnen als jong jurist bij de Koninklijke Nederlandse Boeren- en Tuindersbond (KNBTB) in 1940, wordt hij secretaris van het in 1954 opgerichte Landbouwschap; in de juridische vormgeving daarvan heeft hij een zeer groot aandeel gehad. In 1956 wordt hij buitengewoon hoogleraar in het agrarisch recht en in 1958 hoogleraar in het agrarisch recht en inleiding tot de rechtswetenschap. Ook op het terrein van het landbouwkrediet is hij werkzaam, laatstelijk als plaatsvervangend president van de raad van beheer der Centrale Coöperatieve Boerenleenbank. In het kader van deze werkzaamheden schrijft hij een aantal belangrijke wetenschappelijke bijdragen, met name inzake publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie en agrarisch recht. Genoemd zij slechts de monumentale bijdrage in Nederlands Bestuursrecht (1964) III.

Het rechtshistorische werk, dat hij naast deze omvangrijke taak doet, wordt pas zijn hoofdtaak als hij in 1965 tevens gewoon hoogleraar Nederlandse rechtsgeschiedenis in Nijmegen wordt. Zijn bestuurlijke gaven zijn ruimschoots benut. Hij was voorzitter van de Vereniging voor Agrarisch Recht, voorzitter van de Commissie voor het Brabants Oorkondenboek, secretaris van het bestuur van het Nederlands Agronomisch-Historisch Instituut, bestuurslid van de Vereeniging tot Uitgaaf der Bronnen van het Oud-Vaderlandsche Recht, lid van de Archiefraad. Cerutti was katholiek. Ook in de KVP heeft hij als lid van de partijraad een rol gespeeld. Tevens heeft hij veel bestuurlijk werk gedaan in de universiteit, o.a. als secretaris van de Senaat.

Telg uit een ambtenaarsfamilie en jurist die zijn gaven in dienst stelt van belangrijke maatschappelijke krachten, vertegenwoordigt Cerutti in menig opzicht nog de grote traditie van de Europese juristenstand, ook in het combineren van bestuurlijk en wetenschappelijk werk. Een ongelooflijk harde werker, nauwgezet en toegewijd, met een wat patriarchale instelling die niet autoritair werd, omdat ze gecompenseerd werd door bescheidenheid, loyaliteit en bereidheid tot samenwerken. Hij had een talent voor het ontwerpen van grote, welgeordende structuren en voor de techniek van de juridische vormgeving.

De invloed van Cerutti's werk valt in twee sferen. In de wereld van de landbouw heeft hij al zijn gaven in dienst gesteld van de opbouw der naoorlogse, op het harmoniemodel gebaseerde organisatiestructuren. De wetenschappelijke bestudering van het agrarisch recht heeft hij aanzienlijk bevorderd. Op het gebied van de rechtsgeschiedenis heeft hij, afgezien van Breda en Brabant, bij voorkeur daar gewerkt, waar nog grote archiefbestanden braak lagen. Dat geldt zijn studies van de oude Nassause domeinen en de codificatieperiode, maar ook van de geschiedenis van de Algemene Maatregel van Bestuur in de negentiende eeuw. Behalve het grote belang van eigen archiefonderzoek bepleit zijn werk de waarde van de geschiedenis der instellingen, een door Nederlandse rechtshistorici soms wat verwaarloosd gebied. Tegenover de overheersende oriëntatie op de rechtsgeschiedenis van Holland en Friesland, legt hij nadruk op de betekenis van Brabant als het oudere kerngebied van de lage landen. Aan dit werkzaam leven werd door een verkeersongeval een plotseling einde gemaakt.

P: Behalve de reeds genoemde werken: bibliografie van zijn historische geschriften, in Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis (TvR) 39 (1971) 148-150; gegevens over niet-historische geschriften in onderstaand Jaarverslag ... ; verder Hoofdstukken uit de Nederlandse Rechtsgeschiedenis. .. Uitg. door G.C.J.J. van den Bergh (Nijmegen, 1972).

L: G.C.J.J. van den Bergh, in Jaarverslag Katholieke Universiteit Nijmegen 1970-1971, 24-31 ; idem, in TvR 39 (1971) 147-148; F.A. Brekelmans, in Jaarboek . . . van Breda "De Oranjeboom" 24(1971) 1-12.

I: Katholiek Documentatie Centrum te Nijmegen, Collectie personen: afb. 2a1997.

G.C.J.J. van den Bergh


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013