Cleveringa [Pzn.], Rudolph Pabus (1887-1972)

 
English | Nederlands

CLEVERINGA [PZN.], Rudolph Pabus (1887-1972)

Cleveringa [Pzn.], Rudolph Pabus, president Gerechtshof Leeuwarden (Leek in Gr. 27-7-1887 - Tietjerksteradeel 11-1-1972). Zoon van Petrus Cleveringa, advocaat en notaris, en Swaantina Jacoba Waalkens. Gehuwd op 9-3-1914 met Titia Meta Johanne Niemeijer. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 1 dochter geboren. afbeelding van Cleveringa [Pzn.], Rudolph Pabus

Cleveringa studeerde te Groningen en promoveerde daar op stellingen in 1912. Vervolgens vestigde hij zich als advocaat en procureur te Middelburg. In 1918 werd hij benoemd tot rechter-plaatsvervanger te Leeuwarden; in 1923 volgde zijn benoeming tot rechter te Groningen, in 1931 werd hij raadsheer in het Gerechtshof te Leeuwarden. Toen op 1 april 1941 de functie van president in dat Hof vacant kwam wenste Cleveringa, die voor benoeming was aangezocht, dit ambt niet uit de handen der bezetters te aanvaarden. Waarschijnlijk was deze moedige houding er mede de oorzaak van dat hij in juli 1942 door de Duitse politie gegrepen werd en dat hij tot 18 december 1942 in het gijzelaarskamp te Haaren (N.Br.) werd vastgehouden. Kort na de bevrijding, op 1 september 1945, werd hij tot president van het Gerechtshof te Leeuwarden benoemd, welke functie hij tot 1957 bekleedde. Blijvende betekenis verwierf Cleveringa zich door zijn rechtshistorische oeuvre, dat, afgezien van zijn eerste geschrift 'Een Punt betreffende de Zeeuwsche Ambachtsheerlijkheden' in Themis 77 (1916) 516-530 geheel betrekking heeft op het oude recht in de provinciën Groningen en Friesland. Zo publiceerde hij naast talrijke artikelen en enige monografieën een uitvoerige beschrijving van de ontwikkelingsgang en de bevoegdheden der oude Groninger rechtscolleges. In 1954 werd hij lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Van het Fries genootschap werd hij in 1932 penningmeester en bekleedde hij van 1951-1957 het voorzitterschap.

P: 'Eenige beschouwingen over het recht van beklemming naar aanleiding van een recent vonnis', in Themis 79 (1918) 186-218; 'Drieërlei gewoonterecht' in Themis 82 (1921) 32-60; Ontwikkelingslijnen van het rechtsbestel der stad Appingedam in het bijzonder vóór de 18e eeuw (Groningen, 1927); 'Rechtspraak van de Hoofdmannenkamer over huur en beklemming aan het einde der 16e eeuw', in Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis 10 (1930) 321-411; Gemeene Landswarf en Hoofdmannenkamer te Groningen tot 1601 (Groningen, 1934); Overrechters in Stad en Lande (Groningen [enz.], 1941); Revisie en beroep te Groningen (Groningen, 1949).

L: H. Kingma Boltjes, in Nederlands Juristenblad 47 (1972) 772-773; M.P. van Buijtenen, in Jaarboek van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen 1972, 146-152.

I: Jaarboek van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen 1972 (Amsterdam 1973) afbeelding tegenover pagina 146.

L.E. van Holk


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013