Doorman, Karel Willem Frederik Marie (1889-1942)

 
English | Nederlands

DOORMAN, Karel Willem Frederik Marie (1889-1942)

Doorman, Karel Willem Frederik Marie, marineofficier (Utrecht 23-4-1889 - a/b Hr.Ms. De Ruyter in de Javazee 27-2-1942). Zoon van Carel Willem Frederik Doorman, legerofficier, en Anna Catharina Theresia Maria Kleijntjens. Gehuwd op 6-5-1919 met Justine Amatha Dorothea Schermer, welk huwelijk op 16-6-1934 door echtscheiding werd ontbonden. Hertrouwd op 8-10-1934 met Isabelle Jacqueline Julie Jeanne Heyligers. Uit het eerste huwelijk werden 2 zoons en 1 dochter, uit het tweede 1 zoon geboren.

afbeelding van Doorman, Karel Willem Frederik Marie

Doorman begon zijn opleiding tot marineofficier in 1906 aan het Koninklijk Instituut voor de Marine te Den Helder en werd op 24 augustus 1910 benoemd tot officier (adelborst der 1e klasse). Hij diende tot 1914 in de Oost en daarna op Soesterberg waar het vliegbrevet werd gehaald. Van 1918 tot 1921 was hij geplaatst op het marinevliegkamp De Kooy. Op 2 november 1921 volgde een plaatsing op de Hogere Marine Krijgsschool en daar behaalde hij na twee jaar de aantekening 'meer uitgebreide kennis krijgswetenschap'. Eind 1923 ging hij voor de tweede keer naar de Oost, thans voor vier jaar, en diende daar zowel aan de wal als op de vloot. Na terugkeer in 1928 in Nederland werd Doorman tot eind 1931 bij het departement van Marine geplaatst. In 1932 ging hij als commandant van een nieuwe mijnenlegger Prins van Oranje naar de Oost. Deze derde periode duurde twee jaar waarin hoofdzakelijk op torpedobootjagers werd gediend: als commandant van Hr.Ms. Witte de With en het tweede jaar van Hr.Ms. Evertsen, tevens belast met de functie van commandant van groep 1 torpedobootjagers. Na zijn terugkeer in Nederland in 1934 werd hij benoemd tot chef van de staf der zeemacht in Willemsoord, welke functie door hem van juni 1934 tot 4 september 1937 werd bekleed. In dat jaar ging Doorman voor de vierde maal naar Nederlands-Oost-Indië, waar hij eerst commandant was van achtereenvolgens de kruisers Hr.Ms. Sumatra en Hr.Ms. Java en van 17 augustus 1938 tot 16 mei 1940 belast was met het bevel over de marineluchtvaartdienst in Nederlands-Indië, die hij tot een hoge graad van geoefendheid trachtte te krijgen, omdat hem duidelijk was wat het belang zou zijn van het vliegtuig in een toekomstige oorlog. Van 17 juni 1940 tot 27 februari 1942 werd daar door hem het commando over het Nederlands eskader in Nederlands-Indië gevoerd. Inmiddels had zijn bevordering op 16 mei 1940 tot schout-bij-nacht plaatsgevonden.

In deze functie moest Doorman Japan, dat na het bombardement op Pearl Harbor (7 december 1941) door Nederland de oorlog was verklaard zodat ook Nederlands-Indië spoedig strijdtoneel moest worden, beletten in de archipel door te dringen en troepen te laten landen. Om deze reden kreeg hij tevens vanaf 3 februari 1942 het commando over een geallieerd eskader dat in de Indische wateren zou opereren. Als bevelhebber heeft Doorman zich een uitnemend leider getoond door in zeer korte tijd van de onder zijn bevel staande oorlogsschepen, ondanks het feit dat de samenstelling van het eskader enkele keren werd gewijzigd, een effectieve strijdmacht te maken. Hij realiseerde zich dat luchtsteun van zeer groot belang was indien men de Japanners op zee verliezen wilde toebrengen. Toen, na een sein uit Washington waarbij order werd gegeven Java tot het uiterste te verdedigen, hem op 26 februari door vice-admiraal C.E.L. Helfrich, bevelhebber van de geallieerde zeestrijdkrachten in het ABDA-gebied (ABDA = American-British-Dutch-Australian), opdracht was gegeven een naderende Japanse invasievloot aan te vallen, vroeg hij steun van vliegtuigen. Zowel vóór als tijdens de slag in de Javazee steunde het luchtwapen hem echter zeer onvoldoende, zodat hij geen idee had van de positie van de Japanse landingsvloot, alsmede van de bewegingen van de haar dekking gevende vloot waardoor hem de gelegenheid ontnomen werd zijn eskader zodanig in te zetten, dat hij een mogelijke landing kon verhinderen. Naast deze onvoldoende luchtsteun werden zijn mogelijkheden tot een goede uitvoering van zijn taak nog door andere factoren bemoeilijkt, zoals een gebrekkige seincommunicatie, slecht werkende verbindingssystemen, het ontbreken van een gemeenschappelijke doctrine, het onkundig zijn van de Japanse lange-afstandstorpedo, zodat het element technische verrassing zeer belangrijk was, en de oververmoeidheid van het geallieerd personeel. Het Japanse eskader onder bevel van schout-bij-nacht T. Takagi bestond uit veertien torpedobootjagers, twee lichte en twee zware kruisers en werd op 27 februari N.N.W. van Soerabaja verkend. Doormans geallieerde eskader van vijf kruisers en negen torpedobootjagers lag ter onderschepping gereed. Gedachtig de hem door het oppercommando verstrekte instructie, gaf hij, bij de nadering van de Japanse vloot bevel tot de aanval. Het tactisch sein 'Ik val aan, volg mij' heeft hij als zodanig niet bij het begin van deze slag in de Javazee uitgezonden. Het is een zeer vrije vertaling van het door hem toen verstuurde sein 'All ships - follow me'. De slag die op 27 februari 1942 met onderbrekingen ruim zeven uren duurde, eindigde met de vrijwel volledige vernietiging van Doormans eskader. De eskadercommandant sneuvelde aan boord van het vlaggeschip dat (na ongeveer 1½ uur) zonk.

Doorman had een zeer goed verstand, een grote algemene ontwikkeling en viel op door zijn uitstekende manieren en vermogen om snel contacten te leggen. Tegenover zijn collega's kon hij soms op een enigszins minachtende en ongeduldige wijze optreden. Voor de schepeling was Doorman streng, doch rechtvaardig. Hij was geen uitzonderlijk tacticus en strateeg, maar had zeker meer capaciteiten dan de gemiddelde zeeoffïcier uit zijn jaren. Zijn karakter, moed en kennis werden zowel door Nederland als door de Koninklijke marine gewaardeerd en geëerd. In 1942 volgde postuum zijn benoeming tot ridder 3e klasse der Militaire Willemsorde, terwijl na de oorlog de twee vliegkampschepen, die bij de marine in dienst zijn geweest, naar hem zijn vernoemd.

P: 'Eenige beschouwingen omtrent de maritieme politiek van Europeesche mogendheden', in Marineblad 51 (1936) 252-265.

L: A. van Kampen, Ik val aan, volgt mij!. .. (Amsterdam, 1947); P.S. van 't Haaff [en] M.J.C. Klaassen, Gedenkboek honderd jarig bestaan der adelborsten-opleiding te Willemsoord 1854-1954 (Bussum, [1954] 214; K.W.L. Bezemer, Zij vochten op de zeven zeeën (Utrecht, 1954) voortgezet o.d.t. Verdreven doch niet verslagen (Hilversum, 1967); F.C. van Oosten, 'De slag in de Javazee, 27 februari - 1 maart 1942', in Marineblad 77 (1967) 151-212; idem, 'Karel W.F.M. Doorman', in Vier eeuwen varen. Kapiteins, kapers, kooplieden en geleerden. Onder red. van R.M. Akveld e.a. [Bussum, 1973] 343-355.

I: Website Wikipedia (Nederlands): http://nl.wikipedia.org/wiki/Karel_Doorman [Foto: Koninklijke Marine].

F.C. van Oosten


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013