Holst, Gilles (1886-1968)

 
English | Nederlands

HOLST, Gilles (1886-1968)

Holst, Gilles, natuurkundige (Haarlem 20-3-1886 - Waalre 11-10-1968). Zoon van Casper Hendrik Holst, directeur scheepswerf 'Conrad', en Antje Boerlage. Gehuwd sinds 20-7-1916 met Sara Louise Susanna Dittlof Tjassens. Uit dit huwelijk werden 5 zonen geboren. afbeelding van Holst, Gilles

Holst ging na zijn eindexamen HBS te Haarlem in 1903, en eenjaar stage in enkele bedrijven in 1904, werktuigbouw studeren aan de Eidgenössische Technische Hochschule in Zürich, zwaaide na een jaar om naar wis- en natuurkunde en behaalde in 1908 het diploma van 'geprüfter Fachlehrer'. Vervolgens was hij daar enige tijd assistent bij prof. H.F. Weber. Begin 1910 volgde in Leiden het assistentschap bij H. Kamerlingh Onnes. Deze was er juist in geslaagd helium vloeibaar te maken en Holst kreeg tot taak de elektrische weerstand van metalen bij de daardoor toegankelijk gemaakte lage temperaturen te meten. Het bleek dat vele metalen supergeleiders zijn, d.w.z. beneden een bepaalde temperatuur generlei weerstand hebben. Dat Holst bij deze uiterst verrassende ontdekking een rol heeft gespeeld, wordt o.a. vermeld in een vertrouwelijke mede door Kamerlingh Onnes ondertekende aanbeveling voor het lidmaatschap van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (Holst werd in 1926 lid) maar komt in publikaties nauwelijks naar voren. Het proefschrift, getiteld Les propriétés thermiques de l' ammoniaque et du chlorure de méthyle (Leiden, 1914) waarop hij in 1914 te Zürich promoveerde, was minder sensationeel: een degelijk stuk meetwerk naar Leidse trant over toestandsvergelijkingen van ammoniak en chloormethyl.

Vanaf 1914 werkzaam bij Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven werd Holst de schepper van het Natuurkundig Laboratorium van Philips en de grote pionier van industrieel onderzoek in Nederland. Aanvankelijk deed hij veel werkzaamheden zelf op het terrein van de gloeilampenfabricage waaronder lichtmetingen, onderzoek naar eigenschappen van wolfraam en gasontladingen. De resultaten hiervan zijn vastgelegd in een indrukwekkende reeks artikelen in vaktijdschriften. Allengs wist hij zich te omringen met bekwame medewerkers - E. Oosterhuis als eerste - en werd het inspireren van anderen zijn hoofdwerk. Van vele publikaties uit het Philips laboratorium zou hij met recht mede-auteur kunnen zijn geweest. Holst wist op bijna onfeilbare wijze te beoordelen of een bepaald gebied van natuurwetenschappelijk onderzoek rijp was voor technische toepassing. Gasontladingen waren reeds tientallen jaren in andere laboratoria bestudeerd, maar pas de atoomtheorie van Bohr gaf werkelijk fundamenteel inzicht en dat was volgens Holst noodzakelijk voor succesvol toegepast onderzoek. Een ander gebied was dat van de elektronenbuizen: radiobuizen, röntgenbuizen, fotocellen, en van de emissieverschijnselen die daarin een rol spelen. Holst zag ook de mogelijkheden van radio als communicatiemiddel. Velen binnen Philips vonden dit geen geschikt arbeidsterrein, maar Anton Philips steunde hem. In het midden van de jaren dertig zette hij een sterke groep aan het werk op het gebied van de elektrische en magnetische eigenschappen van de vaste stof, omdat hij oordeelde dat de nieuwe quantummechanica de weg had geopend tot voldoende inzicht. In de periode 1929 tot 1939 viel zijn bijzonder hoogleraarschap vanwege het Leidsch Universiteits Fonds. Hij aanvaardde op 5 februari 1930 zijn ambt met de oratie Industrielaboratoria ('s-Gravenhage, 1930), waarin zijn opvattingen over industriële research duidelijk naar voren komen.

Ondertussen waren er binnen het Philips-concern ook voor Holst moeilijke tijden gekomen: gedurende de crisistijd stagneerde de groei, al wist Holst massale ontslagen te vermijden en de bezettingstijd bood uiteraard nieuwe en nog grotere problemen. Holst sprak zelden over de politieke toestand, maar ging rustig zijn gang, daarbij persoonlijke risico's niet schuwend. Het Natuurkundig Laboratorium was een onderkomen voor velen en er werden voor de bezetter geen opdrachten van belang uitgevoerd.

Na zijn pensionering in 1946 was Holst nog tien jaar commissaris van de NV Philips en gedurende dezelfde periode curator (waarvan de laatste zeven jaar als president-curator) van de Technische Hogeschool in Delft, die hem reeds in 1933 een eredoctoraat had verleend. Hij had een werkzaam aandeel in het tot stand komen van de tweede Technische Hogeschool te Eindhoven (opening 1957).

Holst was geen groot redenaar of schrijver en geen manager in technisch administratieve zin, maar hij bezat de uitzonderlijke gave mensen enthousiast te maken voor nieuwe plannen en vertrouwen te geven in de toekomst van hun werk. Daardoor is hij velen ook tot steun geweest, hoewel zijn natuurlijke terughoudendheid hem veelal weerhield zich in persoonlijke aangelegenheden te mengen.

Het paste bij Holsts opvattingen over de betekenis van fundamenteel inzicht voor toegepast onderzoek dat hij ernaar streefde zijn medewerkers in aanraking te brengen met de meest prominente onderzoekers op hun gebied. Dat gebeurde zowel tijdens bezoeken op het laboratorium als bij ontvangsten thuis. Ook kreeg zijn staf ruimschoots gelegenheid door eigen publikaties, studiereizen en bezoek aan congressen deel te nemen aan het internationale wetenschappelijke leven.

P: Naast Electrische lichtbronnen . .. (Haarlem, 1920) is zijn wetenschappelijk werk verspreid over vele artikelen in vaktijdschriften.

L: H.B.G. Casimir en S. Gradstein, An anthology of Philips research (Eindhoven, 1966); C. Zwikker, 'Gillis Holst.. .'. Herdenkingsrede uitgesproken in de Rotary Club Eindhoven op 17-10-1968 (stencil); H.B.G. Casimir, in Jaarboek der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen 1968-1969, 225-230; idem, 'G. Holst. Profile of a research directer', in Science Journal 1969 (juli) 81-84.

I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 680.

H.B.G. Casimir


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013