Loudon, Alexander (1892-1953)

 
English | Nederlands

LOUDON, Alexander (1892-1953)

Loudon, Alexander, diplomaat ('s-Gravenhage 5-6-1892 - 's-Gravenhage 4-2-1953). Zoon van Alexander Loudon, regeringscommissaris voor het mijnwezen in Nederlandsch-Indië, en Henriette Françoise Eschauzier. Huwde op 21-12-1922 met Frédérique Christine Henriette Royaards; gescheiden op 10-11-1933; hertrouwd op 10-8-1935 met Béatrice Carpenter Cobb, gescheiden echtgenote van Reginald A.F. Williams. Uit het tweede huwelijk zijn 1 zoon en 1 dochter geboren. afbeelding van Loudon, Alexander

Loudon ging na eindexamen gymnasium in zijn woonplaats te hebben gedaan in 1911 rechten studeren te Leiden. Op verzoek van zijn oom jhr. J. Loudon, de minister van Buitenlandse Zaken, kreeg Loudon na zijn rechtenstudie in Leiden met ingang van december 1916 vrijstelling van dienst bij de Landstorm vanwege zijn plaatsing als kandidaat-attaché bij het Nederlandse gezantschap in Sofia. Tot 1932 doorliep hij de lagere diplomatieke rangen en was achtereenvolgens verbonden aan de gezantschappen in Londen, Buenos Aires, Washington, Mexico-City en Madrid. Ondertussen had in 1927 zijn promotie in Leiden plaatsgevonden op het proefschrift Verdeeling van bevoegdheden in enkele middelpuntzoekende rechtsgemeenschappen ('s-Gravenhage, 1927). Vanaf kerstmis 1932 was hij belast met de leiding van het gezantschap te Lissabon, aanvankelijk als tijdelijk zaakgelastigde en sinds december 1934 als gezant. Loudon vond een basis om de vastgelopen onderhandelingen over een handelsverdrag op gang te brengen en werkte in de slotfase een compromisvoorstel uit, dat tegemoet kwam aan de door Salazar ingebrachte bezwaren. Aldus voorkwam hij dat de Nederlandse scheepvaart ernstig nadeel zou ondervinden van de afschaffing van de vlagbevoorrechting voor Frankrijk en Engeland in Portugal. Het verdrag werd op 28 juni 1934 ondertekend en de bevoorrechting voor Nederland werd gelijktijdig afgeschaft. In februari 1938 vertrok Loudon als gezant naar Bern, waar hij ook als permanent gedelegeerde bij de Volkenbond optrad.

In december 1938 aanvaardde Loudon de leiding van het gezantschap in Washington. Dit gezantschap groeide na de Duitse inval in Nederland in mei 1940 uit tot de belangrijkste diplomatieke missie van Nederland. Op 8 mei 1942 werd het gezantschap verheven tot ambassade en Loudon trad als eerste ambassadeur van het Koninkrijk der Nederlanden op. In zakelijk opzicht zou Loudon zich een uitstekend behartiger van de Nederlandse belangen tonen, omdat hij zich de Amerikaanse stijl eigen wist te maken. Hij was zich daarbij terdege bewust van de functie die de publiciteit kon spelen bij het propageren van de Nederlandse zaak.

Vóór december 1941 betoogde Loudon herhaaldelijk tegenover zijn opdrachtgevers in Londen, dat pogingen om de Amerikaanse regering tot een soort garantieverklaring voor de verdediging van Nederlands-Indië te bewegen geen enkel effect zouden sorteren, zolang niet het wantrouwen over de Nederlandse bedoelingen in het Verre Oosten was weggenomen. Na de Japanse bezetting van Nederlands-Indië kwam op instigatie van Loudon de rede van koningin Wilhelmina van 7 december 1942 tot stand waarin zij - als reactie op het Amerikaanse anti-kolonialisme - zelfbeschikking voor de overzeese gebiedsdelen binnen het Koninkrijk aankondigde. Zoals bij vele andere zaken legde ook hier Loudon de nadruk op de positieve waarde van een realistische benadering boven een formeel juridische. Op het naoorlogse Indonesië-beleid oefende Loudon weinig invloed uit, misschien wel omdat hij op vitale ogenblikken er niet in slaagde aan de Amerikaanse regering duidelijk te maken, waarom het Nederlandse beleid in Indonesië geen duplicaat kon zijn van het dekolonisatiebeleid op de Filippijnen, dat de autoriteiten in Washington Nederland als een spiegel voorhielden.

Vanwege de dominante rol van de Verenigde Staten in de wereldpolitiek bepleitte Loudon, dat Nederland duidelijk zou demonstreren niet aan de leiband van Engeland te lopen, maar een onafhankelijk buitenlands beleid te voeren. Bezoeken van minister van Buitenlandse Zaken Van Kleffens en andere ministers zouden hieraan uiting moeten geven. Na het aanknopen van diplomatieke betrekkingen met de Sovjet-Unie in 1942 wees hij op het belang van het inhoud geven aan die betrekkingen, los van ideologische concepties, omdat na de oorlog de Sovjet-Unie een belangrijke rol in de internationale verhoudingen zou spelen.

Als voorstander van een hechte internationale rechtsorde bepleitte Loudon een sterke internationale statenorganisatie. Over de resultaten van de conferentie van Dumbarton Oaks (1944) liet hij zich kritisch uit, waarbij hij zich echter terdege realiseerde dat de structuur en de kracht van de Verenigde Naties in wezen door de grote mogendheden bepaald zouden worden. Als lid van de Nederlandse delegatie nam hij deel aan de oprichtingsconferentie van de Verenigde Naties in San Francisco (1945).

Als gezant en ambassadeur had Loudon regelmatig problemen met de organisatie en coördinatie van de werkzaamheden van de Nederlandse vertegenwoordiging in Washington. Door de oorlog namen de werkzaamheden en het personeelsbestand in korte tijd sterk toe. Bovendien ontstond er buiten de ambassade een aantal Nederlandse vertegenwoordigingen, die formeel wel onder toezicht van de ambassadeur werkten (Nederlandse Scheepvaart- en Handelscommissie, Netherlands Purchasing Committee, Nederlandse vertegenwoordiging bij de Combined Chiefs of Staff, Financiële en Economische Missie (missie-Steenberghe) en de Nederlands-Indische Commissie), maar in de praktijk een eigen, soms rivaliserende politiek voerden. Overstelpt door de lopende werkzaamheden en gekweld door een zwakke gezondheid bleef er voor Loudon geen mogelijkheid tot daadwerkelijk coördinerend optreden. Zijn voorstel om deze moeilijkheden het hoofd te bieden door deze instellingen binnen de organisatie van de ambassade te brengen, werd niet aanvaard.

Na de inwilliging van zijn verzoek tot ontslag als ambassadeur in Washington per 1 juli 1947 volgde de benoeming van Loudon tot lid van de Raad van State; hij kreeg onder meer zitting in de afdelingen voor Buitenlandse Zaken en Economische Zaken van dit college. In 1952 volgde hij jhr. A.M. Snouck Hurgronje op als secretaris-generaal van het Permanente Hof van Arbitrage.

Na zijn terugkeer in Nederland nam Loudon een aantal functies in het maatschappelijk leven op zich. Sinds eind 1948 was hij voorzitter van het bestuur van het Residentie-Orkest dat mede door zijn toedoen onder de goede zakelijke directie van mr. Evert Cornelis en artistieke leiding van Willem van Otterloo uitgroeide tot een orkest van nationale en internationale bekendheid. Ook trad hij op als voorzitter van het Haags Opera Comité. Sinds december 1949 was Loudon voorzitter van het Nederlands Genootschap voor Internationale Zaken. Onder zijn leiding concentreerde het genootschap de aandacht vooral op problemen rond de integratie van soevereine staten en gemeenschappen.

Loudons optreden werd gekenmerkt door een grote mate van realiteitszin. Hij waakte ervoor als diplomaat demarches te ondernemen, die slechts wrevel konden wekken. Deze houding bracht hem ertoe zijn instructies soms in minder krachtige bewoordingen te vertolken om op die manier een basis tot zakendoen te bewaren. Zakelijkheid en doortastendheid in optreden koppelde hij aan bonhommie en eenvoud. Organisatorisch was Loudon minder begaafd.

A: Collectie-dr. A. Loudon 1940-1949 (Archief van het departement van Buitenlandse Zaken); collectie mr. E.N. van Kleffens 1940-1945 (Archief van het departement van Buitenlandse Zaken), dossier III/1 correspondentie met dr. A. Loudon.

P: La Cour Permanente d' arbitrage de la Haye (Strasbourg, [1952]). Ambtelijke correspondentie van zijn hand is gepubliceerd in Documenten betreffende de Buitenlandse Politiek van Nederland 1919-1945. Periode C: 1940-1945. Bew. door A.F. Manning met medew. van A.E. Kersten ('s-Gravenhage, 1976-. dln.) en in Officiële Bescheiden betreffende de Nederlands-Indonesische betrekkingen 1945-1950. Uitg. door S.L. van der Wal ('s-Gravenhage, 1971- dln.).

I: Beeldbank van het Nationaal Archief in Den Haag [Collectie ANEFO; Loudon in december 1943].

A.E. Kersten


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013