Polman, Antonius Johannes Maria (1897-1968)

 
English | Nederlands

POLMAN, Antonius Johannes Maria (1897-1968)

Polman, Antonius Johannes Maria (kloosternaam Pontianus) minderbroeder en kerkhistoricus (Amsterdam 20-8-1897 - Utrecht 25-8-1968). Zoon van Hendrikus Jacobus Polman, koopman, en Petronelle Antoinette Maria Madlener. afbeelding van Polman, Antonius Johannes Maria

Polman bezocht tot zijn twaalfde jaar de lagere school te Baarn naar welke plaats het gezin in 1903 was verhuisd. Zijn gymnasiale opleiding ontving hij te Venray, waarna hij in 1915 lid werd van de Orde der Minderbroeders (Franciscanen) en toen de naam Pontianus aannam. Op 26 maart 1922 volgde zijn priesterwijding. In 1923 vertrok hij naar Leuven om aan de universiteit aldaar het vak kerkgeschiedenis te gaan studeren. In 1926 diende hij er de onder prof. A. de Meyer voorbereide licentiaats-thesis in, getiteld 'Jansenius contra Voetius. Een bijdrage tot de geschiedenis der polemiek tussen katholieken en protestanten in Nederland, 1630-1635', welke studie als een voorbereiding is te beschouwen op zijn doctoraats-thesis 'Het historisch element in de polemiek tussen katholieken en protestanten, voornamelijk in de Nederlanden', die in 1927 werd verdedigd. In dat zelfde jaar vond de aanstelling plaats tot docent om de kerkhistorie van na de Middeleeuwen te onderwijzen aan zijn jongere medebroeders in het theologicum te Alverna (Gld). De theologische faculteit van Leuven had hem inmiddels uitgenodigd naar het magisterium te dingen, een uitverkiezing die slechts voor weinigen is weggelegd. Hij honoreerde die uitnodiging in 1932 met zijn thesis L'élément historique dans la controverse religieuse du XVIe siècle, die nog steeds als een standaardwerk geldt. In 1949 vertrok hij naar Rome om in opdracht van de regering uit de Romeinse archieven, speciaal die van het Vaticaan, het bronnenmateriaal te verzamelen voor de vaderlandse katholieke kerkgeschiedenis ten tijde van de apostolische vicarissen. Deze aanvankelijke opdracht, die de jaren 1686-1727 zou betreffen, werd op zijn verzoek verruimd tot het jaar 1853.

In snel tempo publiceerde hij van 1952-1963 vier lijvige delen van de serie 's-Rijks geschiedkundige publicatiën, en wel de delen 94 en 97 (Romeinse Bronnen voor de kerkelijke toestand der Nederlanden onder de Apostolische Vicarissen 1592-1727} en de delen 103 en 110 (Romeinse Bescheiden.. .), voorbeelden van consciëntieuze geschiedvorsing en bewonderenswaardige acribie. Juist mede op grond van deze prestatie viel hem de eer van het lidmaatschap van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen te beurt. Steunend op het in Rome vergaarde materiaal en op zijn vroegere studies werkte hij vanaf 1962 tot aan zijn dood (1968) aan een synthese van het katholieke leven in Nederland in de 18de eeuw, waarmee werd beoogd de trilogie van de vaderlandse kerkgeschiedenis, beschreven door de Nijmeegse hoogleraren R.R. Post en L.J. Rogier, af te ronden. Na de voltooiing van het register stierf hij te Utrecht op 25 augustus 1968. Hij heeft deze omvangrijke studie in drie kloeke delen niet meer in druk mogen zien. Ook zijn promotie tot doctor honoris causa van de Katholieke Universiteit te Nijmegen heeft hij niet meer mogen beleven. Zij werd hem postuum op 18 oktober 1968 verleend.

In zijn doen en laten toonde Polman zich een oprecht christen en een trouw volgeling van Franciscus van Assisi. Zijn evenwichtig en innemend karakter, zijn zin voor synthese, zijn religieuze diepgang en zijn milde humor, voortkomend uit een benijdenswaardig relativeringsvermogen, stelden hem in staat een onvermoeibare werklust te combineren met een voorbeeldige getrouwheid aan kloosterlijke observantie en met de vervulling van hoge bestuursfuncties in zijn Orde. In navolging van de grote franciscaanse filosofen en theologen, een Bonaventura, een Alexander van Hales, een Duns Scotus, was hij ervan overtuigd, dat het een God welgevallige daad is om 'in sanctitate et doctrina' te woekeren met de vele talenten, die hij bezat, en zijn licht niet onder de korenmaat te verbergen. Ongetwijfeld een van de meest vooraanstaande vaderlandse kerkhistorici van zijn tijd, was hij tevens van een ontwapenende eenvoud en wars van alle vertoon van geleerdheid. Hij schuwde middelmatigheid, verachtte waanwijsheid en verwierp alle goedkoop succes; maar tegelijkertijd was zijn welwillendheid groot genoeg om niet al te hard te oordelen of nodeloos te kwetsen. Zijn stijl was soepel en lenig zonder in oppervlakkigheid te vervallen, doorzichtig en helder zonder ooit banaal te worden, waardig en gedragen zonder in preektrant om te slaan. Bovendien was hij een boeiend docent, die de kunst verstond zijn studenten aan te moedigen en tot schrijven te brengen.

Zijn grote verdienste op het gebied van de vaderlandse kerkgeschiedenis is hierin gelegen, dat hij de Kerk in Nederland niet als een geïsoleerde eigenheid beschouwde, maar als een deel van een groter Europees geheel; dat hij de tijd, die hij beschreef, beoordeelde naar de maatstaven van die tijd en geen wankele historische constructie stoelde op het anachronisme van huidige normen en later verworven inzichten. Het is niet toevallig, dat er onder zijn talrijke geschriften enkele zijn gewijd aan Erasmus en Huizinga. Hij is aan beiden verwant. In zijn verdraagzaamheid, die voorbij de kerktorens en de tradities van het eigen kerkelijk-cultureel bestand heen ziet en die wars is van sectarisme en polarisering, lijkt hij op Erasmus. In zijn gerichtheid op een wijde Europese samenhang en zijn streven naar een literaire expressie en historische synthese onderkennen wij de trekken van Huizinga.

A: Archief Minderbroeders te Utrecht.

P: Voornaamste lijst van geschriften samengest. door L.J. Rogier in hieronder genoemd werk UP Ponciaens outaer . . ., 14-17. Verder Adversaria Pontiani.... Uitg. onder red. van J.A.H. Bots e.a. (Amsterdam, [1976]).

L: L.J. Rogier, in UP Ponciaens outaer... (Utrecht [enz.], 1968) 1-13; M.P. van Buijtenen, in Jaarboek der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen 1968-1969, 355-362; J.A. de Kok O.F.M., in De Variant 2 (1968) 226-229.

I: Katholiek Documentatie Centrum te Nijmegen, Collectie personen: afb. 2a14338.

C.P. Voorvelt


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013