Scheurleer, Daniël François (1855-1927)

 
English | Nederlands

SCHEURLEER, Daniël François (1855-1927)

Scheurleer, Daniël François, musicoloog ('s-Gravenhage 13-11-1855 - 's-Gravenhage 6-2-1927). Zoon van Willem Jacobus Gerard Scheurleer, bankier, en Martina Susanna Constantia Heldewier. Gehuwd sinds 7-10-1880 met Maria Elzina Petronella Lunsingh Tonckens, die op 24-2-1891 overleed. Sinds 4-8-1892 gehuwd met Etta Arnolda Lunsingh Tonckens. Uit het eerste huwelijk werd 1 zoon, uit het tweede 1 dochter geboren. afbeelding van Scheurleer, Daniël François

Het geslacht Scheurleer stamt uit Schoonhoven en vestigde zich in de 17de eeuw in Den Haag. Sedertdien treft men hier onder deze naam boekverkopers, uitgevers van prenten, notarissen en financiële deskundigen aan. Uit de combinatie van beide laatste beroepen ontstond kort na 1800 het bankiershuis Scheurleer en Zonen. In deze firma begon Daniel François na een opleiding aan de handelsschool te Dresden zijn carrière. Tot 1920 was hij hier, op den duur als enige firmant werkzaam. Tegelijkertijd speelde hij een belangrijke rol als voorzitter van de Bond voor den Geld- en Effectenhandel in de Provincie, binnen welke hij de provinciale bankwereld tegen de druk van haar Amsterdamse tegenvoeter wist te mobiliseren.

Van groter betekenis was Scheurleers werk als musicoloog. Het verblijf te Dresden (1873-1875) - een voornaam muziekcentrum (Liszt, Wagner) - inspireerde hem tot zijn eerste publikaties over Berlioz, Liszt en Wagner. Na zijn terugkeer vatte Scheurleer zijn functie bij het bankiershuis weer op. Ondertussen verlegde zijn interesse zich naar de oude muziek, hetgeen ten nauwste samenhing met zijn activiteiten als verzamelaar. Een omvangrijke verzameling muziekinstrumenten vond onderdak in zijn ten dele als muziekmuseum ingerichte woning aan de Laan van Meerdervoort 53F. Daar waren ook de muziekbibliotheek en de collectie prenten met muziekvoorstellingen gehuisvest. Uit de samenstelling van deze collecties, na aankoop door de Gemeente Den Haag in 1933 bewaard in het Haags Gemeentemuseum, blijkt Scheurleers buitengewone kennis van zaken. In de uiteindelijk omtrent 480 exemplaren tellende groep Europese instrumenten zijn vrijwel alle typen vanaf de 16de eeuw vertegenwoordigd, met enige nadruk op de Nederlandse bouwers. Bij de omtrent 620 buiteneuropese instrumenten, voornamelijk uit Afrika en Azië, is van een zelfde systematische aanpak sprake. Ook in de Muziekbibliotheek, na zijn dood geschat op 13.000 vaak kostbare drukken en handschriften, is Scheurleers belangstelling voor het instrumentarium merkbaar. Naast een groot aantal operapartituren en een danscollectie bracht hij talrijke boekwerken over instrumentenbouw, methodes en muziekwerken voor diverse instrumenten bijeen. De Nederlandse liedboeken zijn eveneens ruim vertegenwoordigd. Tot driemaal toe werd het bibliotheekbezit in een catalogus vastgelegd, voor het laatst in de driedelige uitgave van het Muziekhistorisch Museum van D.F. Scheurleer: Catalogus van de muziekwerken en de boeken over muziek (1923-1925). Voor de ontsluiting van de prentencollectie op instrumenten ontwierp hij een eigen systeem. Iconographie der muziekinstrumenten, dat hij op een congres te Londen (1915) voor internationaal gebruik introduceerde. Herhaaldelijk gebruikte Scheurleer dit materiaal voor nieuwe studies. In 1898 verscheen De Souterliedekens. Bijdrage tot de geschiedenis der oudste Nederlandsche Psalmberijming, in 1912 gevolgd door het repertorium Nederlandsche Liedboeken. Zijn werk Het muziekleven in Nederland in de tweede helft der 18e eeuw in verband met Mozarts verblijf aldaar (1909) is nog steeds de meest uitvoerige en gezaghebbende verhandeling over dit onderwerp. De Leidse universiteit sprak een jaar later op 28 april 1910 zijn waardering uit door de verlening van een eredoctoraat. Vele verenigingen profiteerden van Scheurleers kwaliteiten als organisator. Ruim dertig jaar (1894-1927) was hij voorzitter van de Vereeniging voor Nederlandsche Muziekgeschiedenis. Deze nam onder zijn presidium het initiatief tot tal van muziekuitgaven met als belangrijkste de verzamelde werken van Jacob Obrecht en Josquin des Prez. Als voorzitter, maar ook persoonlijk stond hij in contact met talrijke collega's in het buitenland. Daardoor was hij de aangewezen persoon om na de Eerste Wereldoorlog de musicologen weer bij elkaar te brengen. In 1921 richtte hij hiertoe de Société Union Musicologique op, de directe voorganger van de huidige International Musicological Society.

Van betekenis is ten slotte Scheurleers bestudering van de geschiedenis van het Nederlandse Zeewezen. Onder deze naam organiseerde hij in 1900 te 's-Gravenhage een uitgebreide tentoonstelling. In 1901 leidde dit tot de oprichting van de Vereeniging Het Nederlandsche Zeewezen met een tijdschrift, waarin Scheurleer regelmatig publiceerde. Zijn belangrijkste werk op dit gebied is het driedelige Onze mannen ter zee in dicht en beeld (1912-1914).

A: Collectie-Scheurleer in Haags Gemeentemuseum. Archief van de Bank Scheurleer in het Gemeentearchief Den Haag. Collectie muziekinstrumenten, prenten en de muziekbibliotheek in het Haags Gemeentemuseum. Collectie liedboeken in de Koninklijke Bibliotheek. Collectie prenten m.b.t. het zeewezen in het National Maritime Museum te Greenwich.

P: Een volledige lijst van publikaties is opgenomen achter het hieronder genoemde Gedenkboek... en het artikel van H.E. van Gelder.

L: F. Netscher, 'Karakterschets. D.F. Scheurleer', in De Hollandsche Revue 5 (1900) 528-546; R.A.D. Cort van der Linden, 'Dr. D.F. Scheurleer', in Eigen Haard 51 (1925) 738-741; Gedenkboek aangeboden aan dr. D.F. Scheurleer op zijn 70sten verjaardag ('s-Gravenhage, 1925); A.J. de Mare, in Het Boek 16 (1927) 364-369; H.E. van Gelder, in Levensberichten van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden 1927-1928, 47-63; Ant. Averkamp, in Tijdschrift der Vereeniging voor Nederlandsche Muziekgeschiedenis 12 (1928) 69-75; M.H. Charbon, 'Daniel François Scheurleer. Stichter van het Muziek-museum Scheurleer', in Mededelingen Gemeentemuseum van Den Haag 10 (1956) nr. 2, 76-83; Clemens von Gleich, Haags Gemeentemuseum. Over het ontstaan van de muziekafdeling ('s-Gravenhage 1985); D.C.J. van der Werf, De bond, de banken en de beurzen (Amsterdam 1988).

I: Clemens von Gleich, Haags Gemeentemuseum. Over het ontstaan van de muziekafdeling ('s-Gravenhage 1985) 35 [Portret: R.S. Bakels].

D. van den Hul


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013