Speet, Paulus Adrianus Maria (1896-1956)

 
English | Nederlands

SPEET, Paulus Adrianus Maria (1896-1956)

Speet, Paulus Adrianus Maria, directeur van de Katholieke Radio Omroep (Amsterdam 8-7-1896 - Milaan 22-1-1956). Zoon van Bernardus Godefridus Adrianus Speet, commissionair, en Maria Gerardina van Nieuwstadt. Gehuwd op 6-8-1923 met Hendrika Dorothea Maria Voortwist. Het huwelijk bleef kinderloos. afbeelding van Speet, Paulus Adrianus Maria

Speet studeerde na zijn gymnasiale studies filologie aan de Ludwig Maximilian Universiteit in München, een studie, die hij evenwel niet voltooide. Na aanvankelijk journalist te zijn geweest was hij van 1919-1925 werkzaam bij de N.V. Vereenigde Jute -en Cocosfabrieken in Amsterdam, eerst als correspondent vervolgens als chef van de exportafdeling. Op aanbeveling van zijn directeur, de heer H.A. Heijmeijer werd hij in 1925 de eerste medewerker van pastoor L.H. Perquin O.P., de stichter van de KRO. Hij fungeerde bij de eerste officiële uitzending van deze omroep op 24 november van dat jaar als omroeper. Dit was het begin van een ruim 31-jarige carrière bij dit medium. Toen de KRO op 12 april 1926 de juridische vorm van een stichting kreeg, werd Paul Speet benoemd tot secretaris van het bestuur. Zijn bezigheden omvatten niet enkel de zorg voor bestuurlijke zaken, maar ook activiteiten als omroeper, programmamaker, propagandist en administrateur bij het snel groeiende instituut. Hij maakte zich spoedig de nodige kennis eigen van de radiotechniek waardoor hij alle ontwikkelingen op dat gebied kon volgen. Zijn grote talenkennis (zeven talen) stelde hem in staat gemakkelijk de nodige internationale contacten te leggen. Zijn economische inzichten bleken van grote waarde voor de jonge stichting.

Een ernstig, aanvankelijk zakelijk conflict met een medewerker in 1931 dat weldra in de persoonlijke sfeer belandde waarbij de aartsbisschop van Utrecht, mgr. G. Jansen, moest interveniëren, leidde ertoe dat Speet zijn bestuursfunctie als secretaris verloor. Het KRO-bestuur dat Speet echter toch voor de omroep wilde behouden, benoemde hem in 1932 tot algemeen bedrijfsleider. In dat zelfde jaar werd hij ook directeur van de 6 januari opgerichte 'N.V. Maatschappij tot Exploitatie van den Katholieken Radio Gids, te Amsterdam', waarin naast de KRO de N.V. Drukkerij de Spaarnestad participeerde. Op 9 november 1938 ontving Paul Speet officieel de titel 'directeur van de KRO'. In deze functie was hij niet enkel belast met de zakelijke leiding van zijn omroep en diens programmablad, maar ook met vertegenwoordigende taken in allerlei nationale en internationale radiocolleges en -organisaties. Vóór de oorlog was hij lid van het Centraal Bureau voor den Omroep, lid van de Raad van Beheer van de N.V. Nederlandse Omroep Zender Maatschappij (NOZEMA), van de Draadomroepcommissie, van de Televisie-commissie en gemachtigde van de KRO in de Maatschappij tot Exploitatie van Radiocentrales in de provincie Limburg. Op internationaal terrein was Speet sinds 1929 werkzaam als bestuurslid van het Internationale Katholieke Radiobureau (de huidige UNDA = golf) en als Nederlands gedelegeerde bij de Union Internationale de la Radiodiffusion (UIR) waarvan de huidige European Broadcasting Union (EBU) de voortzetting is. Om zijn verdiensten op het terrein van de omroep werden hem binnen- en buitenlandse onderscheidingen verleend. Speet publiceerde voor de oorlog geregeld in De Katholieke Radio-Gids en in de dagbladen Het Centrum en De Nieuwe Dag alsmede in buitenlandse vakbladen. Een typerend voorbeeld van dit laatste is zijn artikel in het Duitse periodiek Zeitschrift für Geopolitik... van juni 1937 waarin hij onder de titel 'Der Holländer als Hörer' de Nederlandse omroepsituatie beschreef en daarbij het feit benadrukte dat zij een gevolg was van 'de vrijheidstraditie van het Nederlandse volk'.

Het eerste jaar van de Duitse bezetting, 1940-1941, is voor Paul Speet een moeilijke periode geweest doordat de KRO, evenals de andere omroepen zijn werk moest doen onder toezicht van een steeds meer eisende bezetter. Dit betekende samenwerken met de Duitse overheden totdat de organisaties in 1941 definitief geliquideerd werden om plaats te maken voor de nationaal-socialistische 'Rijksradio - omroep De Nederlandsche Omroep'. In de 10 maanden die hieraan voorafgingen hoopten de leidinggevende functionarissen zoals Speet door steeds meer concessies te doen hun omroep te behouden. Die hoop bleek ijdel. Speet heeft met het nieuwe instituut geen enkele functionele bemoeienis gehad. Zijn taak was toen enkel nog de liquidatie van de KRO mede te voltooien, die eind 1942 haar beslag kreeg. In 1942 ontwierp hij een plan voor de reorganisatie van het Nederlandse omroepbestel na de oorlog, omdat hij vond dat het oude om vele redenen 'onmogelijk' was. Hem stond een nationale omroep van het Engelse BBC-model voor ogen. Daarin zouden dan de belangen van het katholieke volksdeel worden behartigd door een bescheiden 'Katholiek Religieus Culturele Omroep'. Deze opvatting verdedigde hij niet meer toen hij in 1944 namens de KRO plaatsvervangend lid van de illegaal opgerichte Federatie van Omroepverenigingen werd.

Toen Speet na de bevrijding in 1945 zijn taken als directeur weer wilde opnemen, werd hij hierin belemmerd door de zuivering. Hem werd een te vergaande medewerking met de vijand in 1940-1941 ten laste gelegd. Hij werd voor twee ereraden gedaagd. De eerste, de Commissie-Bijleveld, sloot hem voor de toekomst uit van alle functies in de omroep; de tweede, de Commissie-Drost die volgens ministeriële opdracht dit oordeel moest reviseren omdat het op onvoldoende gegevens berustte, kwam tot de conclusie dat de aangevoerde aanklachten onvoldoende steekhoudend waren voor een bestraffing. Ook een gerechtelijk vooronderzoek door het Bijzonder Gerechtshof gaf geen aanleiding tot vervolging of tot een verbod om een leidende functie bij de omroep te vervullen. In 1947 was Speet weer in al zijn functies bij de KRO hersteld. Bij de oprichting van de Nederlandse Radio Unie in datzelfde jaar werd hij daar commissaris voor economische zaken en bij de oprichting van de Nederlandse Televisie Stichting in 1951 lid van het NTS-bestuur. Op 22 januari 1956, op dienstreis voor de UNDA, stierf hij te Milaan aan een hartaanval. Hij werd in Bussum begraven. Op zijn graf staat voluit: Directeur van de Katholieke Radio Omroep. Dit is zeer typerend voor zijn persoon, want deze titel was voor hem meer dan de aanduiding van een functie, het was een status belangrijk voor de KRO die hij representeerde en belangrijk voor zijn gevoel van eigenwaarde.

Zijn gedrag, zijn houding en spraak stempelden hem tot een opvallende figuur. Na zijn dood werd hij door zijn vele relaties geprezen als een uitstekend leider, onvermoeid werker, een beminnelijk mens, een gelovig katholiek, een trouw zoon van de Kerk. Een rapport aanwezig in het aartsbisschoppelijk archief (Van den Heuvel, Nationaal of verzuild. .., 321) verklaart dat hij in weerwil van zijn vele goede eigenschappen toch niet zo'n sterke persoonlijkheid was als hij leek; overvoorzichtig tot op het benepene af, overdreven onderdanig en voorkomend tegenover sterker en machtiger personen, iemand met een gering sociaal besef. Twee beoordelingen van een mens die een belangrijke rol heeft gespeeld in de Nederlandse Omroepwereld en die als zodanig in ieder geval veel verdiensten heeft gehad.

A: Archief KRO in Hilversum. Aartsbisschoppelijk Archief, Utrecht.

P: De Katholieke Radio Gids in de jaren 1925-1956; 'Der Holländer als Hörer', in Zeitschrift fur Geopolitik ... 14 (1937) I, 497-500.

L: Jubilea- en herdenkingsartikelen in De RK. Radio-Gids van 1926, De Katholieke Radio-Gids van 1935 en 1938, alsmede De Katholieke Radio Gids van 1950 en 1956; KRO 1925-1950... [Door L. Lutz en T. van Tomputte. Hilversum, 1950]; L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog (Den Haag, 1972) IV, 653-654, 662; D. Verkijk, Radio Hilversum 1940-1945 (Amsterdam, 1974); H. van den Heuvel, Nationaal of Verzuild... (Baarn, 1976).

I: Katholiek Documentatie Centrum te Nijmegen, Collectie personen: afb. 2A9032.

H.W.A. Joosten


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013