Dekkers, Adriaan (1938-1974)

 
English | Nederlands

DEKKERS, Adriaan (1938-1974)

Dekkers, Adriaan (Ad), beeldend kunstenaar (Nieuwpoort (Zh) 21-3-1938 - Gorinchem 27-2-1974). Zoon van Hendrik Pieter Dekkers, schoolhoofd, en Berdina Anna Elizabeth Godtschalk. Gehuwd op 1-12-1961 met Machelina Hendrika van Bruggen. Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren. afbeelding van Dekkers, Adriaan

Ad Dekkers, afkomstig uit een streng protestants milieu, bezocht in Nieuwpoort de lagere school waarvan zijn vader hoofd was en kreeg in Gorinchem op de LTS een opleiding als huisschilder. Na korte tijd werkzaam geweest te zijn als schilder van decoraties, werd hij in 1954 ingeschreven als leerling van de Academie voor Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen in Rotterdam, op de afdeling publiciteit. Buiten de lessen besteedde hij veel tijd aan het maken van schilderijen en tekeningen, doorgaans zeer realistische landschappen, stadsgezichten en stillevens. Hij behaalde het einddiploma in 1958 en vervulde daarna zijn militaire dienstplicht tot februari 1960. Inmiddels had hij besloten dat hij niet in het reclamevak wilde, waarvoor hij was opgeleid, maar zich geheel aan de beeldende kunst wilde wijden.

Nog in 1960 vonden in zijn werk twee veranderingen plaats die van verstrekkende betekenis waren. In de eerste plaats begon hij vanuit een zekere onvrede met het illusionistische karakter van de schilderkunst en een behoefte aan concrete vormen en materialen, houten reliëfs te maken. In de tweede plaats kwam hij van een nauwgezette naturalistische weergave van de zichtbare werkelijkheid via stilering tot een abstracte vormgeving, waarbij hij vrijwel uitsluitend geometrische vormen gebruikte. Dekkers' vroege reliëfs, tot 1965, bestaan uit rechthoekige, ronde en ovale plastische elementen, soms in verschillende kleuren beschilderd, die gevoelsmatig tot harmonieuze composities zijn samengevoegd. Hij sloot daarmee aan bij het werk van vooroorlogse kunstenaars zoals Hans Arp, Ben Nicholson en vooral Piet Mondriaan, die hij zeer bewonderde. Ook al conformeerde hij zich niet aan Mondriaans strikte regels, hij deelde zijn opvatting dat door een zo zuiver mogelijk gebruik van de beeldende middelen uitdrukking gegeven kon worden aan universele begrippen. Dekkers vond voor die opvatting steun in de Vrijmetselarij; hij doorliep de stadia van leerling en gezel en werd in 1968 als meester opgenomen. Er is reden om aan te nemen dat de ontwikkeling van zijn werk niet alleen bepaald is door een kritische bezinning op de kunst van deze eeuw, maar ook door zijn affiniteit met de vrijmetselaarssymboliek, waarin de geometrische grondvormen een belangrijke rol spelen. Hij heeft zich in geschriften en interviews nooit rechtstreeks over dat verband uitgelaten, maar wel heeft hij altijd de levensbeschouwelijke achtergrond van zijn gebruik van cirkel, vierkant en driehoek beklemtoond. Dekkers had een diepgewortelde behoefte aan helderheid en orde; een behoefte die, zoals hij zelf meermalen heeft gezegd, gevoed werd door het besef van zijn labiele geestelijke gesteldheid, die het hem herhaaldelijk voor lange tijd onmogelijk maakte te werken. Voor Dekkers had kunst een existentiële betekenis. Het is door die levensbeschouwelijke en psychologische betekenisverlening dat hij zich onderscheidde van generatiegenoten zoals Bonies (Bob Nieuwenhuis) en Peter Struycken, met wie hij vaak exposeerde. Hun toepassing van geometrische vormen en systemen had een veel rationeler grondslag.

Vanaf 1965 ontstonden werken waarmee Dekkers zich een eigen plaats in de kunst van deze tijd heeft verworven. Het gebruik van verschillende kleuren naast elkaar bleef achterwege; de reliëfs werden monochroom beschilderd, meestal wit, zodat de subtiele werking van het licht optimaal werd benut. Het aantal compositorische elementen werd sterk gereduceerd en het specifieke karakter van elk van de geometrische grondvormen werd geaccentueerd door slechts een enkele systematische ingreep: de halvering van een vierkant, de aanduiding van een ingeschreven driehoek in een cirkel. Op basis van dit schijnbaar beperkte vormrepertoire creëerde Dekkers in de jaren vanaf 1965 een groot en gevarieerd oeuvre. Naast uit lagen opgebouwde reliëfs, die meestal in polyester waren uitgevoerd, ontstonden zogenaamde reliëfs met zaagsneden, vlakke platen waarin een lineaire verdeling was aangebracht. In 1968 kwamen zijn eerste sculpturen en monumentale reliëfs in een architectonische omgeving tot stand. Vanaf 1970 maakte hij tekeningen als autonome werken. Elke technische categorie bood weer nieuwe visuele problemen en mogelijkheden. Met een feilloos gevoel voor vorm en maat liet Dekkers zien dat een minimale ingreep in een vorm voldoende kon zijn om een boeiend beeld op te leveren.

Dekkers' werk vond vanaf het midden van de jaren zestig groeiende erkenning in binnen- en buitenland, als een persoonlijke bijdrage aan de vernieuwing van de abstracte kunst. Hij nam deel aan belangrijke internationale tentoonstellingen, zoals de Biennale des Jeunes in Parijs in 1965, de Biennale in Sao Paulo in 1967 en de Documenta in Kassel in 1968. Hij had talrijke eenmanstentoonstellingen in galerieën - vanaf 1965 regelmatig in galerie Swart in Amsterdam - en overzichtstentoonstellingen in musea in Schiedam in 1966, Groningen in 1968 en Den Haag in 1972. Postuum vonden in 1974 overzichtstentoonstellingen plaats in Eindhoven en Düsseldorf. Zijn werk is vertegenwoordigd in talrijke particuliere verzamelingen, in de collecties van musea in België, Denemarken, Duitsland, Engeland en de Verenigde Staten, en in de volgende Nederlandse musea: Stedelijk Museum in Amsterdam, Van Abbemuseum in Eindhoven, Groninger Museum te Groningen, Gemeentemuseum in Den Haag, Museum Kröller-Müller in Otterlo, Museum Boymans-Van Beuningen in Rotterdam, Centraal Museum te Utrecht. Monumentale werken zijn o.a. uitgevoerd in het stadhuis in Eindhoven en in Museum Kröller-Müller in Otterlo; grote sculpturen bevinden zich o.a. bij het crematorium Daelwijck in Utrecht en in de Deense stad Herning.

P: Een oeuvrecatalogus en bibliografie in hierna genoemde monografie van Blotkamp.

L: C. Blotkamp, Ad Dekkers (Den Haag, 1981); Ad Dekkers [catalogus: Lien Struycken-van Bruggen, Dorine Mignot] (Amsterdam, 1981). Tentoonstelling Stedelijk Museum Amsterdam, 4-12-1981 - 17-1-1982; Staatliche Kunsthalle Baden-Baden, 29-1-1982 - 14-3-1982; Maison de la culture Châlon-sur-Sâone, 10-4-1982 - 23-5-1982.

I: Als golfslag op het strand. Ad Dekkers in zijn tijd (Amsterdam 1998) 39.

C. Blotkamp


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013