Dodewaard, Johannes Antonius Eduardus van (1913-1966)

 
English | Nederlands

DODEWAARD, Johannes Antonius Eduardus van (1913-1966)

Dodewaard, Johannes Antonius Eduardus van, bisschop van Haarlem (Arnhem 7-6-1913 - Haarlem 9-3-1966). Zoon van Eduardus Jacobus van Dodewaard, rijksambtenaar, en Wilhelmina Hijna. afbeelding van Dodewaard, Johannes Antonius Eduardus van

Van Dodewaard studeerde aan de bisschoppelijke seminaria Hageveld en Warmond en werd op 11 juni 1938 priester gewijd te Haarlem. Na zijn wijding werd hij aanvankelijk naar Rome gestuurd om de studie van de bijbelwetenschappen voort te zetten, maar in 1941 keerde hij naar Nederland terug voor de vervulling van het professoraat in de exegese op het groot seminarie Warmond. Zijn promotie tot doctor in de bijbelwetenschappen op het proefschrift Der Einfluss der zwei Apostelfürsten im Markusevangelium [S.1, 1948] vond cum laude te Rome plaats. In 1958 werd hij coadjutor van de bisschop van Haarlem, mgr. Huibers, met recht van opvolging en hij bestuurde het bisdom van 1960 tot 1966, toen de dood hem plotseling overviel.

Toen Van Dodewaard de bisschoppelijke taken op zich nam, had hij nog geen enkele bestuurservaring, maar gedurende twee jaren kon de oude bisschop hem nog terzijde staan op zodanige wijze dat hij, door te luisteren naar anderen, begreep wat voor de toekomst van het diocees noodzakelijk was. Hij was ervan overtuigd dat het bestuursapparaat van het bisdom moest worden veranderd en dat ook leken in het beleid moesten betrokken worden. Zulk een verandering van een veelal door de clerus beheerste kerk naar een ruimere geloofsgemeenschap, waarin ook de leken een eigen invloed kregen, wilde hij geleidelijk invoeren. Voor het beleid aan de top koos hij na rijp beraad een achttal leken uit, o.a. P.A.J.M. Steenkamp en gedeputeerde W.J.L.J. Merkx, toenmalig lid van de gedeputeerde Staten van Noord-Holland, om zich met hen te beraden over wat er in het bisdom noodzakelijk was. Binnen deze groep, die de naam kreeg van Bisschoppelijke Adviesraad (BAR), werden vele stimulerende voorstellen gedaan: betreffende nieuwe normen voor het sociaal-charitatief werk, dat niet langer geïsoleerd zou mogen staan (1958); samenwerking op breed vlak in het onderwijs door het stichten van een eigen onderwijscentrum te Hoorn (1963); een verbreding van het bibliotheekwerk, waarbij een verbinding gelegd zou worden met openbare en protestants-christelijke bibliotheken (1964); en er werd ook aangedrongen op efficiëntere organisatie met behulp van een geleidelijke registratie en de coördinatie van financiën (1965). Op grond van dit beraad en deze voorstellen werden reorganisaties doorgevoerd. Ook werkte de BAR met de bisschop mee aan het verder uitwerken van de zogenaamde katholieke opbouwstichtingen, waarmee het bisdom in 1955 al begonnen was. De priesters in de bedrijven hadden nl. de noodzaak onderkend van een zo breed mogelijke samenwerking met alle mogelijke instanties die bij de voortschrijdende industrialisatie waren betrokken, en dit liep uit op het opzetten van dergelijke opbouworganen. Naast Noord-Kennemerland ontstonden West-Friesland met het centrum Dijk en Duin (1958), Amsterdam-Noord (1961), Zaanstreek (1961), Gooi- en Vechtstreek (1963), Amstelland (1963) en Noordhollands Noorderkwartier (1963).

Terwijl op deze wijze door het overleg tussen de BAR en de bisschop vele hervormingen tot stand konden komen, werden door Van Dodewaard en zijn adviseurs ook langs andere wegen vernieuwingen doorgevoerd, waarbij priesters en leken als het ware van de basis uit bij het kerkenwerk werden betrokken. Van belang was het daarbij dat zij in ieder geval op de hoogte werden gesteld van de nieuwe ontwikkelingen. Daarvoor wilde Van Dodewaard een studiemogelijkheid in Haarlem, een pastoraal centrum, stichten. Bij zijn vijfentwintigjarig priesterfeest in 1963 werden hem daartoe de benodigde gelden aangeboden. In 1964 kon dit centrum starten en aan iedereen die er belang in stelde, inlichtingen verstrekken omtrent hetgeen er in de kerk geschiedde.

De inspraak van de gelovigen aan de basis bevorderde de bisschop door het stimuleren van de parochieraden. In 1959 werd de eerste parochieraad in het bisdom geïnstalleerd. In tal van parochies was men huiverig voor dit experiment. In 1962 werd in de Nederlandse kerkprovincie de betekenis van de parochieraden aan de orde gesteld. Ook vanuit het bisdom Haarlem werd daarop nadere informatie over de doelstellingen en het functioneren van deze raden verstrekt. Het zou nog een aantal jaren duren eer deze nieuwe instelling haar plaats in de pastorale zielzorg zou vinden.

Ook werden gespreksgroepen opgericht. Samen met de bisschop bestudeerde men de H. Schrift (1961) en werd de viering van de eucharistie in de kerkgeschiedenis voorwerp van onderzoek (1962). Het initiatief van de Parochiële Amsterdamse Raad van Advies (PAR) om over boete en biecht (1963) zich diepgaand te bezinnen had zijn bijzondere aandacht en werd door hem aan priesters en leken tot voorbeeld gesteld. Heel deze democratisering was in ieder geval begin 1966 zover op gang gekomen dat er geen behoefte meer was aan het voortbestaan van een door de bisschop aangestelde adviesraad als de BAR, maar aan een raad die door de gehele geloofsgemeenschap democratisch gekozen zou worden. Van Dodewaard kondigde zulks in een schrijven van 25 januari 1966 aan, en daarmee liep de taak van de BAR ten einde.

Bijzonder belangrijk was ook de werkzaamheid van bisschop Van Dodewaard ten behoeve van de algemene kerk. Hij was een van de meest serieuze werkers op het Tweede Vaticaanse concilie. In 1961 uitgekozen als lid van de theologische commissie moest hij binnen deze commissie vechten tegen de verouderde opvatting dat de theologie een ongenaakbare vorm van weten was, die niet beroerd kon worden door nieuwe vindingen van andere wetenschappen. Het stuk van de bronnen van de Openbaring, dat sterk het stempel van de Haarlemse bisschop droeg, ademde een andere geest dan men in de traditionele theologie gewend was. Toen dit stuk aan de leden van de theologische commissie voor een laatste toetsing werd voorgelegd, bleek er heel weinig van het werk van Van Dodewaard overeind te zijn gebleven. Tijdens die slotbespreking werd de mening duidelijk kenbaar gemaakt dat deze versie niet acceptabel was. Daarop werd het stuk weer wat bijgesteld en aan de concilievaders aangeboden, bij wie het echter geen genade kon vinden. Vooral de interventie van Van Dodewaard op de algemene vergadering zou ertoe bijdragen dat het bijgestelde stuk naar de theologische commissie werd teruggestuurd.

In deze tijd toonde Van Dodewaard zich tevens de beschermer van zijn priesters. Vlak voor het concilie had pater J.C.J. van Kilsdonk s.j. kritiek uitgeoefend op het functioneren van de curie. Rome eiste dat hij gestraft en van zijn functie ontheven zou worden. Van Dodewaard wist echter door zijn standvastig beleid de kwestie-Van Kilsdonk in eigen hand te houden en hem te behoeden voor disciplinaire maatregelen.

Bisschop Van Dodewaard poogde op voorzichtige wijze de kerkgemeenschap van het bisdom Haarlem binnen te leiden in de geest van Vaticanum II. Voor velen was hij te behoudend; voor anderen, die vol zorg de nieuwe ontwikkelingen binnen de kerk gade sloegen, te toegeeflijk. De voorzichtige houding van Van Dodewaard bleek achteraf wijs en verstandig. Een meeslepend redenaar was hij niet. Ook kreeg hij de mensen niet altijd achter zich, maar hij had een groot gevoel voor de verhoudingen en wist in persoonlijke contacten de mensen te overtuigen van de juistheid van zijn weg der gematigdheid.

A: Bisschoppelijk Archief Haarlem. Privé-archief-Van Dodewaard. Archief BAR (no. 1-22).

P: Bijbelonderwijs op de openbare school. Rapport van de Commissie-Van Dodewaard ('s-Gravenhage, [1954]); Bijbels woordenboek. 2e dr. Samengest. onder red. van A. van den Born, J. Coppens, J.A.E. van Dodewaard [et al.] (Roermond [etc.], 1954-1957); Encyclopedie van het Christendom in twee delen (Amsterdam [etc.], 1956) II: Katholiek deel. Hoofdred.: J.C. Groot. Red. raad: J.A.E. van Dodewaard et al.; Maria's eretitels (Bilthoven [etc.], 1958); Toespraak van Z.H. Exc. Mgr. Dr.J.A.E. van Dodewaard bij de Roothaan-Herdenking op zondag 5 mei 1963 ([Amsterdam], 1963).

L: Th.H.J. Zwartkruis in Haerlem. Jaarboek 1966, 26-29; B. Voets, Bewaar het toevertrouwde pand. Het verhaal van het bisdom Haarlem (Haarlem, 1981) passim.

I: Katholiek Documentatie Centrum te Nijmegen, Collectie personen: afb. 2a2400.

B. Voets


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013