Pabst, Jean Charles (1873-1942)

 
English | Nederlands

PABST, Jean Charles (1873-1942)

Pabst, Jean Charles, officier KNIL en diplomaat ('s-Gravenhage 8-3-1873 - Tokio 24-1-1942). Zoon van Antonius Henricus Pabst, Oostindisch ambtenaar, en Johanna Gesiena Schoorl. afbeelding van Pabst, Jean Charles

Pabst begon, zestien jaar oud, in 1889 zijn opleiding aan de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in Breda tot officier bij de artillerie in Nederlands-Indië. In 1894 vertrok hij als tweede luitenant naar de Oost, waar hij van 1898 tot 1899 deelnam aan de krijgshandelingen in Atjeh. Daarna verbleef hij acht jaar in Nederland voor studie aan de Hoogere Krijgsschool (HKS) en een docentschap in tactiek en Oostindische krijgsgeschiedenis (vanaf 1902) aan de KMA. Terug in Nederlands-Indië diende hij als kapitein bij verschillende legeronderdelen en bij het hoofdbureau van de generale staf in Bandoeng. Van november 1910 tot maart 1916 was Pabst militair attaché in Tokio en Peking, waar hij de militaire ontplooiing van Japan en het oorlogsbaronnendom in het revolutionaire China nauwlettend volgde. Na 1916 klom Pabst snel tot de hogere militaire rangen op. In 1918 werd hij directeur van de HKS-cursus in Bandoeng, het jaar daarop inspecteur van de vesting-artillerie en vervolgens van de mobiele vestingartillerie. In 1920 ten slotte volgde zijn benoeming tot inspecteur der artillerie.

Pabst beperkte zich niet tot de militaire praktijk. Hij publiceerde artikelen over militair-tactische onderwerpen in het Indisch Militair Tijdschrift, van welke periodiek hij vanaf juli 1919 tot einde 1920 redacteur was. In 1918 benoemde gouverneur-generaal J.P. graaf Van Limburg Stirum hem tot lid van de Volksraad, waarvan hij tot 1920 lid was en waarin hij zich in hoofdzaak met militaire aangelegenheden bezighield. Pabst demonstreerde in de Volksraad een minder bekrompen blik dan men van militairen gewoon was. Dat bleek bij de behandeling van het voorontwerp van de wet op het invoeren van dienstplicht voor 'inlanders', waarvan hij een overtuigd voorstander was. Op voorstel van de minister van Buitenlandse Zaken, jhr. H.A. van Karnebeek, werd Pabst m.i.v. 1 mei 1923 benoemd tot gezant te Tokio.

Pabst begon vol enthousiasme aan zijn nieuwe taak, maar al spoedig bleek dat hij te kort schoot: zijn opdrachtgevers vonden nl. dat hij zich te veel in details begaf, als diplomaat te weinig representatief was en zich in zijn rapportage soms te alarmerend uitliet. Wel had hij al vroeg oog voor de belangrijke rol die de strijdkrachten binnen het Japanse politieke systeem speelden. De belangrijke zaken in de Nederlands-Japanse betrekkingen werden overigens in Den Haag of Batavia, niet in Tokio behandeld. Vooral in de jaren dertig groeide de ontevredenheid over Pabst, voornamelijk in Batavia. Gouverneur-generaal jhr. B.C. de Jonge vroeg in 1936 het ontslag van Pabst, van wie hij toch al geen hoge dunk had, nadat deze op 21 april een alarmerend telegram over een aanstaande Japanse aanval op Nederlands-Indië gestuurd had, terwijl het slechts ging om drie maanden vervroegde marinemanoeuvres. Hoewel de minister van Koloniën, H. Colijn, Pabst als een 'scaremonger' omschreef werd de laatste niet ontslagen. Overigens was men in Nederlands-Indië, zeker na de oprichting van de Dienst Oostaziatische Zaken, beter op de hoogte van de ontwikkelingen in Japan dan het gezantschap.

In 1939 kondigde Pabst aan spoedig om gezondheidsredenen - sinds 1932 leed hij aan hartzwakte -ontslag te zullen vragen, maar hij kwam op dit besluit terug. Toen E.N. van Kleflens Pabst eind 1940 wenste te vervangen, bleek de Japanse regering voor een opvolger geen agrément te zullen verlenen, zodat na zijn terugkeer de leiding van het gezantschap aan een tijdelijk zaakgelastigde toevertrouwd had moeten worden. Pabst bleef op zijn post tot de oorlogsverklaring aan Japan op 8 december 1941. Tijdens zijn daaropvolgende internering in het gezantschap kreeg hij kort daarna een hartaanval; aan de gevolgen ervan overleed hij enkele dagen later. Geallieerde en neutrale diplomatieke vertegenwoordigers kwamen op 29 januari 1942 onder Japans politietoezicht voor de laatste keer bijeen voor de rouwdienst van J.C. Pabst, die door de Nederlandse kolonie besloten werd met het zingen van het Wilhelmus.

Pabst leefde zeer sober: hij rookte niet, gebruikte geen alcohol en dronk geen koffie: hij ging zelden uit, ontving weinig, en gasten nodigde hij slechts voor de lunch. Voor een hoofd van een diplomatieke missie was dit een weinig gangbare levensstijl. Op sommige bezoekers maakte hij een zonderlinge indruk alsof hij op eieren liep. Tegenover zijn medewerkers was de wat cynische en in zijn latere jaren achterdochtige Pabst een uiterst lastig superieur. Buitenlandse collegae als de Amerikaanse ambassadeur J.C. Grew bewonderden, zeker in hun beginjaren in Tokio toen ze zelf nog weinig ingewerkt waren, zijn grote kennis van Japan. Voor Nederland was hij als diplomaat van weinig betekenis, maar omdat het laatste woord steeds door de hogere instanties in Den Haag, later Londen, en in Batavia gesproken werd, kon hij weinig kwaad aanrichten.

P: De bergoorlog I en De oorlog tegen de Inlandsche volken in Nederlandsch-Indië II (Breda, 1904). Aanv. bij M.H.J. Plantenga, Strategie en krijgsgeschiedenis 3e gew. dr. (Breda, 1901). Met C.C. de Gelder, 'De oorlog in Zuid-Afrika', in De Militaire Spectator 73 (1904) passim; 'Strategische barrières', in Indisch Militair Tijdschrift (IMT) 39 (1908) I, 527-540; II, 671-686; 'Harceleeren, taquineren, chicaneeren.' in IMT 41 (1910) I, 10-22 en 121-131; 'Naar aanleiding van "Patrouilletroepen" door -ss-', in IMT 47 (1916) II, 1096-1097; 'Het voorontwerp op het invoeren van dienstplicht onder de Inlanders en met dezen gelijkgestelden in den Volksraad', in IMT 50 (1919) II, 754-766; 52 (1920) I, 615-641, 758-772 en 866-872. Ambtelijke stukken van zijn hand als gezant te Tokio zijn gepubliceerd in Documenten betreffende de buitenlandse politiek van Nederland 1919-1945 ('s-Gravenhage, 1976- dl.).

L: A.E. Kersten, Buitenlandse Zaken in ballingschap, 1940-1945 (Alphen a/d Rijn, [1981]) passim.

I: A.A.H. Stolk, Jean Charles Pabst. Diplomaat en Generaal in Oost-Azië, 1873-1942. Tweede druk (Zeist 1998) afbeelding tegenover titelblad.

A.E. Kersten


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013