Blécourt, Anne Siberdinus de (1873-1940)

 
English | Nederlands

BLÉCOURT, Anne Siberdinus de (1873-1940)

Blécourt, Anne Siberdinus de, rechtshistoricus (Appingedam 4-10-1873 -'s-Gravenhage 8-11-1940). Zoon van Lucas Wildervanck de Blécourt, notaris, en Wilhelmina Tresling. Gehuwd op 29-5-1902 met Willemina Helena Roijaards. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 1 dochter geboren. afbeelding van Blécourt, Anne Siberdinus de

De Blécourt bezocht het gymnasium in Nijmegen en legde daar in 1892 het eindexamen af. Van 1892 tot 1897 studeerde hij rechten in Groningen. Na zijn promotie was hij tot juli 1898 advocaat en volontair op het Rijksarchief aldaar. Van juli 1898 tot september 1901 was hij adjunct-archivaris van de gemeente Rotterdam, van 1901 tot 1903 adjunct-commies, resp. commies op de provinciale griffie van Noord-Holland in Haarlem, van 1903 tot 1907 substituut-griffier en van 1907 tot 1911 rechter in de arrondissementsrechtbank te Zutphen, van 1911 tot 1914 rechter in Utrecht en van 1914 tot 1917 rechter te 's-Gravenhage. In laatstgenoemd jaar werd hij benoemd tot hoogleraar in het oudvaderlands recht in Leiden, een ambt dat hij tot 1939 bekleedde (van 1925 tot 1933 doceerde hij ook de 'Inleiding tot de rechtsgeleerdheid'). Tijdens zijn professoraat vervulde hij nog verschillende functies buiten de universitaire wereld; zo was hij o.a. ondervoorzitter en later voorzitter van de Raad van beroep in belastingzaken te Leiden. Direct in verband met zijn wetenschappelijk werk stonden drie andere functies. Hij was in 1918 een van de oprichters van het Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis (TvR) en bleef tot 1935 lid van de redactie; hij publiceerde een twintigtal bijdragen en een tachtigtal boekbesprekingen. Sinds 1923 was hij tevens bestuurslid van de Vereeniging tot uitgaaf der bronnen van het oud-vaderlandsche recht (OVR); ook in de publikaties van deze vereniging had hij een belangrijk aandeel, zij het minder groot dan in het TvR. Door de combinatie van beide functies kon hij een bemiddelende rol spelen in het conflict waarin TvR en OVR sinds het verschijnen van het eerste deel van TvR geraakt waren en dat min of meer tot aan de oorlog geduurd heeft. Ten slotte was hij ook oprichter en bestuurslid van de stichting Rechtshistorisch Instituut Leiden (sinds 1928), die vele rechtsbronnen heeft uitgegeven.

Een rechtshistorische scholing had De Blécourt tijdens zijn studie niet gehad en hij was op stellingen gepromoveerd. In de drie jaren van zijn werkzaamheid op het Rotterdamse archief is bij hem de belangstelling voor de rechtsgeschiedenis gewekt en heeft hij zichzelf op dit gebied ingewerkt. Gedurende de zestien jaren waarin hij functies bij het bestuur en bij de rechterlijke macht vervulde beoefende hij de rechtsgeschiedenis als liefhebberij. Zijn publikaties uit deze periode betreffen verschillende onderwerpen die hem later dierbaar zijn gebleven, zoals de geschiedenis van het Groninger recht, de oude zakelijke en heerlijke rechten, rechtsbronnen van Zierikzee, en het bestuur in Kralingen in de 17e, 18e en 19e eeuw.

Uit de periode van zijn professoraat moet in de eerste plaats vermeld worden zijn Kort begrip van het oud-vaderlandsch burgerlijk recht. De eerste druk verscheen vijf jaar na zijn benoeming (dus 1922) en tijdens zijn leven werd het werk verscheidene malen herdrukt. Opgezet als een eenvoudig leerboek voor studenten dijde het langzamerhand tot een handboek uit; het aantal bladzijden werd meer dan verdubbeld. Van het - veel omvangrijker - standaardwerk van zijn voorganger S.J. Fockema Andreae uit 1906 verschilt het vooral doordat het niet alleen aan de middeleeuwse rechtsbronnen en de latere stad- en landrechten aandacht schenkt maar ook aan rechtspraak en schrijvers uit de tijd van de Republiek en aan het gerecipieerde Romeinse recht. Voor de middeleeuwen is het boek overwegend op Franse rechtshistorische auteurs georiënteerd. Het werk heeft vanaf de eerste druk veel kritiek ondervonden en werd buiten Leiden vrijwel niet aan de universiteiten gebruikt. Tien jaar na zijn dood verscheen een sterk omgewerkte zesde druk, verzorgd door H.F.W.D. Fischer (1950, gevolgd door 2 herdr.); deze bekleedde sinds 1945 de Leidse leerstoel oudvaderlands recht en bleef het boek bij het onderwijs gebruiken. De bewerking heeft het boek, naar het oordeel van de meeste vakgenoten, veel verbeterd (niet echter naar het oordeel van de erfgenamen van De Blécourt, die een verdere bewerking niet toelieten). Vooral als naslagwerk voor het oudvaderlands recht ten tijde van de Republiek blijft het zijn waarde behouden. De Blécourts overige publikaties tijdens zijn hoogleraarschap handelen voor een belangrijk deel over de twee reeds vermelde voorkeursthema's: het Groninger recht, waarvan in het bijzonder Beklemrecht en Stadsmeierrecht (Groningen [etc.], 1920. 2 dl.) en Oldambt en Ommelanden (Assen, 1935) genoemd mogen worden, en de oude zakelijke en heerlijke rechten. Voorts staan talrijke bronnenpublikaties (mede) op zijn naam, waaronder vooral die welke hij uitgaf samen met E.M. Meijers de aandacht verdienen (o.a. de Observationes titmultuariae van de 18e-eeuwse raadsheer en president van de Hoge Raad Cornelis van Bijnkershoek).

De geschriften van De Blécourt vertonen in het algemeen weinig diepgang: 'men krijgt... dikwijls den indruk, dat het de Blécourt vóór alles te doen was om zijn gedachten en gegevens zoo spoedig mogelijk geordend op papier vast te leggen om zich later voor nieuwe studies van deze gegevens te kunnen bedienen' (Meijers, in TvR 17 (1941) 241). Een aantal ervan zal als documentatiemateriaal een nuttige functie blijven vervullen. Zijn kracht als docent heeft vooral gelegen in het wekken van enthousiasme bij een kleine kring van geïnteresseerde leerlingen, die onder zijn leiding zelfstandig onderzoek hebben gedaan. Opvallend is het betrekkelijk grote aantal van degenen (22) die bij hem gepromoveerd zijn (zie de lijst in Rechtshistorische opstellen aangeboden aan A. S. de Blécourt, IX-X). In dit kader moge ook zijn voorzitterschap van het rechtshistorisch studentendispuut 'De Costumieren' (opgericht in oktober 1931) vermeld worden.

De Blécourt is ongetwijfeld een markante figuur geweest. 'Zijn tintelende geest, zijn kernachtige spreekwijze, zijn sterke persoonlijke overtuiging uitten zich in het gesprek veel meer dan in het gepubliceerde woord' (Meijers, in TvR, ibidem). Hoewel hij niet altijd even gemakkelijk in de omgang was, wist hij bij jong en oud een grote sympathie voor zijn persoon te wekken. In sociaal verkeer en wetenschappelijke belangstelling was De Blécourt zeer Frans georiënteerd; hij had veel contacten in de Franse academische wereld, en zo was het niet toevallig dat hem in 1936 door de Universiteit van Parijs een eredoctoraat werd verleend. Tegenover Duitse geleerden van zijn tijd stelde hij zich soms zeer kritisch op. In Nederland zal zijn naam vooral blijven voortleven door zijn Kort begrip. .. en door de animerende rol die hij voor een aantal rechtshistorici in en buiten Leiden heeft vervuld.

P: Een - bibliografisch gebrekkige - lijst van zijn publikaties tot 1939 is opgenomen in Rechtshistorische opstellen aangeboden aan A. S. de Blécourt (Groningen [etc.], 1939) XI-XVI. Voorts Fivelgoër Landleven (Groningen, 1901); 'Roerend goed heeft geen gevolg?', in TvR 11(1932)95-96; met E. Heringa, Het beklemrecht van nu (Leiden, 1940).

L: [A. S. de Blécourt], 'Kort Levensbericht', in Rechtshistorische opstellen..., VII-VIII; J.C. van Oven, in Nederlandsch Juristenblad 15 (1940) 795-796; S.J. Fockema Andreae, in Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden 1940- 1941. Levensberichten 2 - 12; W. Lunsingh Tonckens, in Groningsche Volksalmanak 1941, 1-10; E.M. Meijers, in TvR 17 (1941) 237-242; R. Feenstra, 'Vijftig jaar Tijdschrift', ibidem 36 (1968) 10-11, 18-19 en 22; idem, 'De beoefening van de rechtsgeschiedenis aan de Leidse Universiteit van rond 1875 tot rond 1925', in Een universiteit herleeft. Wetenschapsbeoefening aan de Leidse Universiteit vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw. Uitg. door W. Otterspeer (Leiden, 1984) 60 - 61 en 67 -69.

I: Rechtshistorische opstellen aangeboden aan A. S. de Blécourt (Groningen [etc.], 1939) afbeelding tegenover titelblad.

R. Feenstra


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013