Bruining, Nicolette Adriana (1886-1963)

 
English | Nederlands

BRUINING, Nicolette Adriana (1886-1963)

Bruining, Nicolette Adriana, theologe, medeoprichter en voorzitter van de Vrijzinnig Protestantsche Radio-Omroep (VPRO) (Stompetoren, gem. Oterleek 27-8-1886 - 's-Gravenhage 12-4-1963). Dochter van Albert Bruining, theoloog, en Alida Helena Elisabeth Huijgens.

afbeelding van Bruining, Nicolette Adriana

Nicolette Bruining groeide op in een door vrijzinnigheid en modernisme sterk gekleurd hervormd gezin. Na haar eindexamen aan het Barlaeusgymnasium te Amsterdam koos zij, in de lijn van haar vader die zelf aan de Universiteit van Amsterdam hoogleraar theologie geworden was, theologie als haar studie. Van 1912, het jaar van haar kandidaatsexamen, doceerde zij als godsdienstlerares aan verscheidene scholen, o.a. aan de Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen van het Haagsch Genootschap, een in 1785 opgerichte instelling die in de loop van de tijd allengs een vrijzinnig-protestantse inslag had gekregen. In 1916 promoveerde Nicolette Bruining bij haar vader op het proefschrift De theologie van F.H.R. von Frank (Amsterdam, 1916), - Von Frank was overigens een leerstellig lutheraan, die, dogmatisch gezien, moeilijk vrijzinnig genoemd kon worden. Ondertussen was zij reeds bij veel bestuurlijk en pastoraal werk voor de vrijzinnig-protestanten betrokken geraakt. Zij werd lid van het hoofdbestuur van de Vereeniging van Vrijzinnig Hervormden en voorzitter van de afdeling 's-Gravenhage. Als predikante ging zij voor in diensten van gemeenten van Vrijzinnig Hervormden en van de Nederlandsche Protestanten Bond. Bij de op initiatief van de Leidse hoogleraar K.H. Roessingh op 6 oktober 1923 opgerichte Centrale Commissie van het Vrijzinnig Protestantisme werd de actieve en bekwame theologe en docente secretaris.

In die functie kreeg Nicolette Bruining te maken met het toen nog jonge medium radio. Tijdens de vergadering van de Centrale Commissie in de zomer van 1925 waren zij en de theologiestudent E.D. Spelberg de initiatiefnemers van een commissie voor radiozaken, die ervoor moest zorgen dat ook de stem van het vrijzinnig protestantisme in de ether zou worden gehoord. Van deze commissie werd zij voorzitter en Spelberg secretaris. In dat zelfde jaar trad zij meteen al toe tot de officieuze 'Commissie-Posthuma', genoemd naar haar voorzitter, F.E. Posthuma, oud-minister van Landbouw, Nijverheid en Handel in het ministerie-Cort van der Linden, die minister van Waterstaat G.J. van Swaaij wilde adviseren over de vorm van een toekomstige nationale radio-omroep en daarover rapport uitbracht. Van Swaaijs opvolger, E.M. Bongaerts uit het ministerie-Colijn dat in augustus 1925 aantrad, schoof het advies echter terzijde en benoemde een regeringscommissie o.l.v. oud-ministerpresident jhr. Ch.J.M. Ruijs de Beerenbrouck, die hem voorstellen moest doen inzake de regeling van de omroep. Nicolette Bruining kreeg ook hierin zitting, nu officieel optredend namens de Centrale Commissie van het Vrijzinnig Protestantisme. Toen bleek dat de meerderheid van de regeringscommissie van mening was dat alleen organisaties met rechtspersoonlijkheid recht konden krijgen op zendtijd, besloot de Centrale Commissie haar commissie voor radiozaken te veranderen in een vereniging: de Vrijzinnig Protestantsche Radio-Omroep (VPRO) met Bruining als voorzitter en de inmiddels predikant geworden Spelberg als secretaris. Zij beiden hebben dertig jaar lang (totdat Nicolette Bruining zich in 1956 terugtrok) intensief samengewerkt ten behoeve van het door hen voorgestane radiobeleid. De nationale omroep zoals de commissie-Ruijs de Beerenbrouck voor ogen stond kwam echter niet tot stand. Na veel overleg en aanvaarde compromissen gelukte het intussen wel dat ook de kleine VPRO bij het zendtijdenbesluit van 15 mei 1930 een eigen, weliswaar bescheiden, plaats in het pluriforme omroepbestel kreeg. Voorzitter Bruining en haar bestuur hebben deze situatie aanvaard, maar zij waren er nooit tevreden mee. Wars van alle particularisme en verzuiling bleven zij voorvechters van een nationale omroep: een centraal geleid orgaan waarin alle geestesstromingen evenredig aan bod zouden zijn gekomen. Tijdens de Duitse bezetting, bij de voorbereiding van de concentratie van de omroepverenigingen in het najaar van 1940, hoopten zij dat deze wens alsnog in vervulling zou gaan, maar toen in 1941 bleek dat de Rijksradio-omroep De Nederlandsche Omroep zou stoelen op nationaal-socialistische beginselen en deze propageerde, was de droom voorbij. Het VPRO-omroepblad Vrije Geluiden werd verboden en de VPRO op non-actief gezet.

Na de bevrijding, toen de doorbraakgedachte in 1945 en 1946 veld scheen te winnen, vlamde de hoop bij Bruining en Spelberg weer op, daarin opnieuw afwijkend van de opvattingen en strevingen van de overige terugkerende omroepverenigingen. Wel ontstond er begin 1947, toen de oude omroepen hun vooroorlogse rechten herkregen, een bepaald samenwerkingsverband in de Nederlandse Radio Unie. Bruining kreeg namens de VPRO een zetel in het bestuur.

Bij al haar werkzaamheden zowel in als buiten de omroep op organisatorisch gebied spande zij zich vol idealisme ook in de beginselen van het vrijzinnig protestantisme te verbreiden. Zij deed dit niet alleen in de uitzendingen en in de artikelen die zij geregeld in het programmablad Vrije Geluiden publiceerde, maar ook in haar functie als bestuurslid van de Centrale Commissie, waarvan zij van 1934 tot 1950 voorzitter was. Zij hield spreekbeurten op VPRO-propaganda-avonden en was een van de stuwende krachten op de jaarlijkse VPRO-landdagen, die meestal in het Gelderse Barchem plaatsvonden. Een deel van haar activiteiten lag op het terrein van het Internationale Verbond voor Vrijzinnig Christendom, waar zij zich inzette voor een intensieve samenwerking tussen vrijzinnige groepen en kerken zowel in Europa als in de Verenigde Staten. Deze organisatie had weinig verwantschap met de in 1948 opgerichte Wereldraad van Kerken. Zij droeg haar levensovertuiging ook uit als radiopredikante in de uitzendingen van het naoorlogse Inter Kerkelijk Overleg in Radio-aangelegenheden (IKOR). Bij de oprichting van de Nederlandse Televisie Stichting (NTS) op 1 oktober 1951 vertegenwoordigde zij de VPRO in het bestuur. Haar houding t.a.v. televisie was zeer kenmerkend: 'Ik heb er niet om gevraagd. Maar nu ze er is: positief gebruiken' (De Groene Amsterdammer, 8-9-1956).

Mejuffrouw Bruining, zoals ze bij iedereen bekend stond, had ook nauw contact met haar radioluisteraars. Dit bleek vooral in de jaren vijftig, toen zij lange tijd onder de titel 'Vandaag' korte radiopraatjes verzorgde. Ze waren altijd actueel en 'live' uitgezonden: 'Ik houd niet van dat ingeblikte' (Het Parool, 1-9-1956). Zulk omroepwerk leverde veel correspondentie op; ze noemde zich schertsend dan ook wel een 'dominee in de verte' (De Groene Amsterdammer, 8-9-1956).

Nicolette Bruining was een markante vrouw, zeer gedisciplineerd, met een hoog werktempo, dat haar medewerkers soms tot wanhoop bracht. Zij bemoeide zich overal mee zonder dominant te willen zijn. Door haar intellectuele veelzijdigheid had zij in veel kwesties een gezaghebbende, doorslaggevende stem. Zij was open, eerlijk, recht op de man af zonder fanatiek te zijn en met gevoel voor humor. Ondanks een wat ouderwets uiterlijk was zij in haar gedrag en opvattingen een moderne vrouw, die zich ook inspande voor de belangen van haar seksegenoten als lid van de 'International Union of liberal Christian women'. Mejuffrouw Bruining vond het jammer dat er bij de Nederlandse Omroep geen vrouwen waren die leidende posities bekleedden: 'een vreemde zaak voor een communicatiemiddel waar zoveel vrouwen naar luisteren' (Het Parool, 1-9-1956). Ondanks alle verschil van mening over de vorm van het omroepbestel stond zij bij haar collega's van de andere omroepen in hoog aanzien. Zij werd gerespecteerd om haar gaven, haar openheid, haar tolerantie en haar prettige omgang. Bij haar afscheid in 1956 werd Nicolette Bruining benoemd tot erevoorzitter van de VPRO. Tot aan haar overlijden in 1963 heeft zij zich nog op vele manieren verdienstelijk gemaakt voor haar omroep, die mede dank zij haar toewijding en energie tot in de jaren zestig de eigen typisch vrijzinnig-protestantse toon en programmakeuze behouden zou.

A: Archief Centrale Commissie voor het Vrijzinnig Protestantisme in het Rijksarchief Utrecht; Archief-VPRO te Hilversum; Afd. documentatie van de Stichting Nederlands Omroepmuseum te Hilversum.

P: Behalve artikelen in het programmablad Vrije Geluiden 1926-1941; 1946-1956: Geestelijke stroomingen (Amsterdam, 1923); 'Vrijzinnig Protestantsche Radio-Omroep', in Radio-jaarboek 1932. Samengest. door E.P. Weber (Amsterdam, 1932) 132-136; De beïnvloeding van ons volk door den VPRO [Hilversum, 1935].

L: Interviews en herdenkingsartikelen in Vrije Geluiden, 25-8-1956; Het Parool, 1-9-1956; De Groene Amsterdammer, 8-9-1956; Vrije Geluiden, 27-4-1963; Het Parool, 21-1-1967; VPRO, 3-5-1986. D. Verkijk, Radio Hilversum 1940-1945 (Amsterdam, 1974); H. van den Heuvel, Nationaal of verzuild (Baarn, 1976); Anne H. Mulder, 'Van afkorting tot vierletterwoord', in De potentie van een dwerg. Een halve eeuw VPRO... Onder red. van Ad Kooyman [en] Max van Rooy (Amsterdam, 1976) 49 - 76; J.C.H. Blom, 'Het geloof van de radio op Vrijdagavond', in Een vrij zinnige verhouding. De VPRO en Nederland 1926-1986. Door J.H.J. van den Heuvel [et al.] (Baarn, 1986) 73-146; 60 jaar Vrijzinnig. (Hilversum, 1986) I: De wortels. Portret van Nicolette Bruining en ds. Spelberg. Cassette radioprogramma 'Het Spoor', 3-5-1986.

I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 257 [Foto: Franz Ziegler].

H.W.A. Joosten


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013