Buijs, Leonardus (1896-1953)

 
English | Nederlands

BUIJS, Leonardus (1896-1953)

Buijs, Leonardus, moraaltheoloog, generaal-overste van de congregatie van de redemptoristen (Sommelsdijk 8-12-1896 - Innsbruck (Oostenrijk) 27-6-1953). Zoon van Quirinus Buijs, landbouwer, en Wilhelmina Catharina Adriaensen. afbeelding van Buijs, Leonardus

Leonardus Buijs, jongste uit een gezin van negen kinderen, bezocht het klein-seminarie van de redemptoristen te Roermond, legde in 1916 in 's-Hertogenbosch zijn religieuze geloften als redemptorist af, studeerde aan het groot-seminarie te Wittem filosofie en theologie en werd op 11 januari 1922 priester gewijd. Hij vervolgde zijn studies aan het Angelicum te Rome, waar hij in 1924 promoveerde in de wijsbegeerte en in 1925 in de theologie. De titels van de ongepubliceerde proefschriften luidden: 'De objecto formali proprio intellectus humani' en 'De potentia obidientiali creaturae rationalis ad vitam supernaturalem clarae Dei visionis'.Tot 1927 verleende Buijs te Rome zijn medewerking aan de elfde uitgave van de Theologia Moralis van J. Aertnijs CssR., die verzorgd werd door zijn medebroeder Cornelis Damen, destijds directeur van het Collegium S. Alfonso.

Buijs toonde in zijn Romeinse studietijd een duidelijke voorkeur voor de speculatieve theologie. Voor hem bevatten de goddelijke openbaring en ook de kerkelijke traditie enkel heldere waarheden. Hij miste de attitude van de exegeet, die tot de bronnen zelf wil teruggaan, maar stelde zich tevreden met het gebruik van studies door commentatoren, bij wie hij de Schriftteksten vond die als hoekstenen konden dienen voor zijn theologische traktaten. Zo interesseerde hem bij de lezing van de werken van Augustinus, Johannes Chrysostomus en Hiëronymus niet de context waarin deze werken destijds tot stand waren gekomen. Buijs wilde vanuit zijn apologetische instelling slechts laten zien dat de leer van de Kerk van de eerste helft van de twintigste eeuw reeds door deze kerkvaders in de vierde en vijfde eeuw werd onderwezen.

Van 15 augustus 1927 tot 15 augustus 1946 was Buijs docent in de moraal- en pastoraaltheologie en de theologie van de ascese aan het groot-seminarie te Wittem. Hij vond nu vooral inspiratie in de encyclieken van de pausen Pius XI en Pius XII. Door zielzorg uit te oefenen in parochies in de buurt van Wittem en door veelvuldige gesprekken met zijn confraters, die door heel Nederland de zogeheten volksmissies verzorgden, kreeg hij een goed inzicht in de problemen van katholieken, vooral op het punt van de kerkelijke huwelijksmoraal. Door middel van zijn regelmatige bijdragen in het tijdschrift voor priesters Nederlandsche katholieke stemmen, waar van hij in 1936 mederedacteur werd en dat in 1937 door zijn toedoen de ondertitel kreeg: Maandschrift voor theologie en zielzorg, bereikte hij de gehele Nederlandse clerus. Hij was raadsman en geestelijk leider van veel priesters en kloosterlingen en een gezocht leider van retraites op groot-seminaria en priestercolleges. Het ijveren van Pius XI voor de beweging de 'Katholieke actie' van leken die zich wilden inspannen voor de herkerstening van de gezinnen, van het onderwijs, de arbeid, de kunst en de wetenschappen, sprak Buijs zeer aan. In de oorlogsjaren ijverde hij heel bijzonder voor de opbouw van de 'Katholieke actie', vooral in het bisdom Haarlem, waar hij veel katholieke leken wisten te inspireren tot apostolaat in hun kring.

In de jaren dertig raakte Buijs betrokken bij de felle discussie tussen priesters en katholieke artsen over de geoorloofdheid van de methode van de periodieke onthouding. Deze methode van natuurlijke geboortenregeling, verbonden aan de namen van de Oostenrijker Hermann Knaus (1892-1970) en de Japanner Kyusaka Ogino (1882-1975), werd in feite ontwikkeld door de Brabantse katholieke arts J.N.J. Smulders ( 1872 - 1939). Een aantal artsen, verenigd in het verband van de Roomsch-Katholieke Artsenvereeniging, verzetten zich fel tegen kinderbeperking, bevreesd als zij waren dat hierdoor de weg werd vrijgemaakt voor abortus. Zij beschouwden zich, aanvankelijk hierin gesteund door de clerus, als de hoeders bij uitstek van de huwelijksmoraal.

Buijs besefte dat katholieke priesters in Nederland onder invloed van de Instructions sur l'onanisme, in 1909 door het Belgische episcopaat onder leiding van kardinaal D.J. Mercier van Mechelen gepubliceerd, en in dat jaar reeds vrijwel letterlijk overgenomen in de Nederlandsche katholieke stemmen, tegen geboortenregeling waren. De kern van deze Instructions... was: hard optreden tegen het neomalthusianisme, de beweging die de toepassing van anticonceptionalia bepleitte. In het vuur van de strijd tegen het neomalthusianisme hadden priesters argumenten gehanteerd en beweringen gedaan die niet in overeenstemming waren met de leer van de katholieke kerk. Volgens Buijs wekten priesters en artsen thans ten onrechte de indruk dat de katholieke kerk tegen geboortenregeling als zodanig zou zijn. In werkelijkheid was zij, als er sprake was van een goed motief en als er geen ongeoorloofde middelen werden gebruikt, daar nooit tegen geweest. Periodieke onthouding was geoorloofd. Buijs wist zich gesteund door zijn collega P. Heijmeijer s.j., moraaldocent aan het Theologicum te Maastricht, door zijn confraters, de hoogleraren W.J.A.J. Duynstee, Damen, verbonden aan het pauselijk instituut Sacra congregatie de Propaganda Fide te Rome, en door A. Vermeersch s.j., hoogleraar in de moraaltheologie aan de pauselijke universiteit, de Gregoriana te Rome. De standpunten van Buijs en Heijmeijer werden met instemming gepubliceerd in het Oostenrijkse Theologisch-praktische Quartalschrift en in de Franse Nouvelle Revue Théologique.

Mede aan Buijs is het toe te schrijven dat in de jaren dertig de afwijzende houding van katholieke artsen ten aanzien van geboortenbeperking werd doorbroken. Hij heeft de katholieken op de periodieke onthouding gewezen als een mogelijkheid tot beperking van het kindertal. De voorlichting van het katholieke volk zou volgens hem echter in hoofdzaak individueel moeten geschieden door de arts en de biechtvader. Daarbij had de moraaltheoloog c.q. de biechtvader de beslissende stem.

In diezelfde periode werd Buijs eveneens tot keuzes gedwongen in politieke problemen. Na de brief van de Nederlandse bisschoppen van 6 mei 1936, waarin werd bepaald dat zij die in belangrijke mate steun zouden verlenen aan de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) niet langer tot de heilige sacramenten konden worden toegelaten, gaf Buijs als zijn mening te kennen dat het episcopaat thans een bindende uitspraak over deze beweging had gedaan, die weliswaar niet onfeilbaar was, maar wel duidelijk inhield dat voortaan alle katholieken zich hieraan zowel in woord als daad geheel hadden te onderwerpen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij een belangrijk raadsman van het Nederlandse episcopaat in zijn strijd tegen het nationaal-socialisme.

In 1946 werd Buijs benoemd tot consultor van de provinciaal der Nederlandse provincie van de redemptoristen. Op het generaal-kapittel van zijn congregatie in 1947 te Rome gehouden, werd hij tot generaal-overste gekozen. In de zes jaar van zijn generalaat heeft hij, ondanks zijn zwakke gezondheid, een zeer grote activiteit ontplooid op het gebied van de theologie en de zielzorg. Buijs besefte dat de 'volksmissies' in bepaalde delen van Europa in een crisis verkeerden, wellicht als een bepaalde vorm van zielzorg historisch gebonden waren en derhalve ook konden verdwijnen. De vernieuwing van de methodes van de zielzorg bij de 'volksmissies' in andere delen van de wereld, maar vooral de buitengewone zielzorg onder de verstotenen en eenzamen - het zo geformuleerde doel van de congregatie - lagen hem zeer aan het hart. Op de congressen van de redemptoristen in Europa en in Noord- en Zuid-Amerika zocht hij met zijn confraters naar nieuwe vormen om ook de totaal van de katholieke kerk vervreemden terug te winnen voor het geloof. In Rome richtte hij een internationaal centrum op voor de studie van de moraaltheologie, daarnaast stichtte hij de 'Cursus Romanus', een internationaal centrum van zielzorg. Buijs' ideaal was de Kerk opnieuw te vestigen in de milieus waar zij niet meer tegenwoordig was, haar weer tot nieuw leven te brengen waar zij tot formalisme dreigde te verstarren.

Ofschoon hij de zorg had voor een grote congregatie, die in veel werelddelen werkzaam was, ging zijn belangstelling ook uit naar de zielzorg in de stad Rome, waar het generalaat was gevestigd. Hij drong bij het kerkelijk bestuur van het bisdom Rome aan de zielzorg in de woonwijken aan de rand van de stad, waar armen aan de verschillende toegangswegen hun verblijf zochten, te verbeteren. Zijn herhaalde verzoeken werden ingewilligd. Diverse congregaties en orden zouden voortaan speciale zorg aan deze daklozen wijden.

Buijs heeft gezocht naar een synthese van oude vormen en nieuwe mogelijkheden. Ieder goed initiatief had volgens hem recht op een kans. De tijd zou de deugdelijkheid ervan wel beoordelen. Wel diende alles te geschieden in onderworpenheid aan het kerkelijk leer- en bestuursgezag.

Op reis naar een internationaal congres over de volksmissie te München overleed hij na een kortstondige ziekte te Innsbruck.

A: Archief-Buijs in Archief Nederlandse Provincie van de redemptoristen te Roosendaal (Nb).

P: A. Sampers, 'Bibliographia R. mi P. is Leonardi Buijs (1929- 1949)', in Spicilegium historicum. Congregationis SSmi Redemptoris 4 (1956) 453-461.

L: Behalve herdenkingsartikelen in De Tijd, 30-6-1953, De Maasbode, 30-6-1953, [H. Boelaars], in Spicilegium historicum... 1 (1953) 11-58, J. Peters C.ss.R., in Inter Nos. Mededelingen van het Provincialaat, 9-12: H. Boelaars, 'R. Mus. P. Leonardus Buijs, cultor theologiae moralis et pastoralis, in Spicilegium historicum... 4 (1956) 426 - 452; Hanneke Westhoff, Natuurlijk geboortenregelen in de twintigste eeuw. De ontwikkeling van de periodieke onthouding door de Nederlandse arts J.N.J. Smulders in de jaren dertig (Baarn, 1986).

I: Katholiek Documentatie Centrum te Nijmegen, Collectie personen: afb. 2a12337.

M.G. Spiertz


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013