Hirsch, Samuel Juda (1872-1941)

 
English | Nederlands

HIRSCH, Samuel Juda (1872-1941)

Hirsch, Samuel Juda, opperrabbijn (Amsterdam 22-10-1872 - Zwolle 11-8-1941). Zoon van Simon Azarja Hirsch, koopman, en Ganna Spitz. Gehuwd op 4-11-1902 met Betty Wormser. Uit dit huwelijk werden, behalve 2 zoons die jong overleden, 3 zoons en 7 dochters geboren. afbeelding van Hirsch, Samuel Juda

Hirsch stamde uit een orthodox-joods milieu, werd al op jeugdige leeftijd door zijn vader voor een rabbinale loopbaan bestemd en aanvankelijk door hem onderwezen in de joodse leer en wetenschappen. Hij bezocht te Amsterdam achtereenvolgens de bijzondere (joodse) lagere school van rabbi J. Polenaar en het door J.H. Dunner geleide Nederlandsch Israëlietisch Seminarium, een orthodox-religieus gymnasium dat rabbijnen en godsdienstonderwijzers opleidde. Een verplicht kandidaatsexamen in de klassieke letteren legde hij op 30 april 1895 aan de Universiteit van Amsterdam af. Hij sloot zijn studie in 1900 af met het behalen van de morétitel (de hoogst bereikbare graad, die het recht gaf om een rabbinale functie te mogen uitoefenen). Sinds 1893 was hij voorganger bij de genootschappen Beis Hamidrasj en Talmud Thora te Amsterdam.

Hirsch was een goed en boeiend spreker, en na een spreekbeurt in Zwolle in 1902 benoemde de ressortale vergadering hem met algemene stemmen tot opperrabbijn in het al twintig jaar herderloze ressort Overijssel. Bij zijn installatie in de Zwolse synagoge zette hij zijn, duidelijk door opvoeding en onderwijs gevormde, programma uiteen. Na de constatering dat het ware joodse leven bedreigd werd door onvrede, materialisme, verregaande assimilatie, afwijking van de religieuze geboden en gebrek aan joodse kennis en joods onderwijs, pleitte hij voor herstel van het traditionele jodendom, waarvan Thora en traditie de basis en de toetssteen moesten zijn. Hirsch nam zich voor, deze beginselen in zijn ressort zonder concessies te herstellen en te verdedigen.

Enkele voorbeelden van de uitvoering van dit programma zijn de stichting door Hirsch van twee Zwolse Thorastudie- en onderwijsgenootschappen en het op zijn eis aanbrengen van het traditionele hek voor de vrouwengalerij in de Zwolse synagoge. Ook de belangstelling voor de geschiedenis van zijn volk, volgens hem een gids voor de wereld door zijn zedelijkheid en vervulling van de religieuze wetten, stond in nauw verband met zijn ideeën. De stichting, onder zijn leiding, van de Nederlandse afdeling van Agoedas Jisroeil na de Eerste Wereldoorlog hing eveneens direct samen met zijn idealen. Hirsch was tot zijn dood voorzitter van deze afdeling van de wereldbond van wetsgetrouwe joden, die de Thora in het centrum van het joodse leven plaatste en zich afzette tegen zionisme, materialisme en assimilatie. Deze functie maakte hem tot een der belangrijkste leiders van het Nederlandse orthodoxe jodendom. Hierdoor en door de behandeling van algemene joodse vraagstukken verwierf hij nationale en internationale bekendheid. In Nederland nam zijn invloed nog toe door de verschillende interimaire opperrabbinaten die hij bekleedde en door zijn vele toespraken en artikelen, waarin vaak actuele zaken vanuit Thorateksten benaderd en beschouwd werden.

Hirsch vervulde bovendien tal van andere functies, vooral op charitatief gebied, zowel binnen als buiten de joodse gemeenschap. Zo was hij bestuurslid van het Nederlandsch Israëlietisch Seminarium, het Centraal Israëlietisch Weeshuis te Leiden, de S.A. Rudelsheimstichting voor joodse zwakzinnige kinderen, de vereniging Israël voor noodlijdende buitenlandse joden, de Zwolse afdeling van Pro Juventute, de vereniging tot bestrijding van tuberculose en het Nut. Ook persoonlijk poogde hij de geestelijke en materiële nood van zijn medemens te lenigen.

Hirsch mocht het genoegen smaken dat zijn pogingen tot verheffing van het jodendom zoals hij dat in Overijssel nastreefde instemming en steun vonden. In zijn ressort was hij een geliefd voorman. Door zijn werkkracht, vroomheid, bescheidenheid, liefdadig werk en principiële houding was hij in vele joodse en niet-joodse kringen een geacht man. Groot was dan ook het aantal aanwezigen dat de viering van zijn 25-jarig ambtsjubileum in 1927 bijwoonde. Naar aanleiding van dit feit gaf het genootschap Eits Chajim van hem Een drietal gelegenheidsredenen (Amsterdam, 1927) uit. De ontwikkelingen in Duitsland in het begin van de jaren '30 verontrustten hem. Vanaf 1933 was hij betrokken bij de steun aan Duits-joodse vluchtelingen. De grote vervolgingen van 1938 beschouwde hij als een straf voor heel het lotsverbonden Israël, wegens afvalligheid van de geboden en sabbatsontwijding. De verschrikkingen dienden volgens hem om de mens tot inkeer te brengen. Een dergelijke uitspraak had hij ook na afloop van de Eerste Wereldoorlog gedaan. Israël zou zich echter, omdat het Gods volk is, herstellen, zo meende hij.

Hirsch stierf een natuurlijke dood en werd twee dagen later onder grote belangstelling op de joodse begraafplaats te Zwolle begraven.

P: Behalve de bovengenoemde prekenuitgave: redevoeringen en artikelen in het Nieuw Israëlietisch Weekblad, Agoedas Jisroeil, De Vrijdagavond en Onze Bond. Verder: 'Een blik in de wordingsgeschiedenis der oude Synagoge te Zwolle', in Orde van synagogedienst ter gelegenheid der viering van het vijfentwintigjarig bestaan der synagoge te Zwolle (Amsterdam, 1924) I-VI.

L: B.J. Hirsch, 'De jeugdjaren van opperrabbijn Hirsch. Bij zijn zilveren jubileum', in De Vrijdagavond 4 (1927) 15 (8 juli) 228-231; 'Samuel Juda Hirsch', in Centraal Blad voor Israëlieten in Nederland 48 (1932) 20 (15 juli) 6-15; 'Hirsch, Samuel Juda', in Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld (Amsterdam, 1938) 663; Hespeidiem gehouden ter nagedachtenis van den Wel Eerw. Zeergel. Heer Samuel Juda Hirsch, Opperrabbijn van Overijsel overleden te Zwolle 18 Menachem 5701/ 11 Augustus 1941 (gestencilde uitg. in Bibliotheca Rosenthaliana te Amsterdam); Jaap Hagedoorn, 'Trouwe herder van Overijssel. Samuel Juda Hirsch (1972-1941), opperrabbijn', in Fragmenten. Joods leven in Zwolle en omgeving. J. van Gelderen (red.) (Kampen, 1985).

I: Fragmenten. Joods leven in Zwolle en omgeving. J. van Gelderen (red.) (Kampen, 1985) 16 [Hirsch in 1917].

J. Hagedoorn


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013