Hövell van Wezeveld en Westerflier, Eduard Otto Joseph Maria baron van (1877-1936)

 
English | Nederlands

HÖVELL VAN WEZEVELD EN WESTERFLIER, Eduard Otto Joseph Maria baron van (1877-1936)

Hövell van Wezeveld en Westerflier, Eduard Otto Joseph Maria baron van (bekend onder de naam Van Hövell tot Westerflier), burgemeester, en commissaris der Koningin in Limburg (Twello, gem. Voorst 28-3-1877 - Bosvoorde, gem. Brussel 12-2-1936). Zoon van Clemens Alexander Antonius baron Van Hövell van Wezeveld en Westerflier, en jkvr. Elisabeth Theodora Maria Theresia de Kuyper. Gehuwd op 31-5-1910 met Marie Cornélie Aimée barones Schimmelpenninck van der Oye. Uit dit huwelijk werden 4 zoons en 6 dochters geboren. afbeelding van Hövell van Wezeveld en Westerflier, Eduard Otto Joseph
  Maria baron van

Eduard van Hövell bracht zijn kindertijd door in de omgeving van Deventer op het landgoed Wezeveld, dat al vanaf eind 17e eeuw in familiebezit was. Als lid van dit katholieke adellijke geslacht leerde hij van jongs af Frans en Duits spreken (zijn peetoom was heer van Gnadenthal bij Kleef). Hij doorliep het Stedelijk Gymnasium in Maastricht terwijl hij in de kost was bij zijn grootouders van moederszijde, respectievelijk bij een advocaat. Daarna volgde hij de rechtenstudie aan de Rijksuniversiteit Utrecht, die hij in 1905 met een promotie op stellingen bij prof. H.J. Hamacher afsloot. In dat zelfde jaar vestigde hij zich aldaar als advocaat en procureur.

De ambtelijke loopbaan van Van Hövell begon in 1908 met het burgemeesterschap van Culemborg. Men leerde er hem kennen als een correcte, vriendelijke man en een bekwaam bestuurder. Hij zette zich ook in 'voor de verdrukte en miskende klasse', zoals het Gelderse socialistische blad De arbeid in november 1915 schreef, vol bewondering voor 'dezen zeldzamen kalmen en karaktervollen Burgemeester'.

Met ingang van 22 november 1915 werd Van Hövell burgemeester van Breda, als opvolger van E.P. van Lanschot, die zijn ontslag had ingediend na een reeks conflicten met de grootste katholieke fractie in de gemeenteraad. Van Hövell trad zoveel mogelijk verzoenend op, maar hij slaagde er niet in de openlijke tegenstellingen tussen de verschillende fracties te overbruggen en de talrijke wethouderswisselingen tegen te gaan. Onder zijn bestuur werd Breda voorzien van elektrische verlichting en verwierf deze gemeente de Belcrumpolder van het Rijk.

Per 1 november 1918 volgde Van Hövell jhr. Ch.J.M. Ruijs de Beerenbrouck, die pas minister van Binnenlandse Zaken geworden was, op als commissaris der Koningin in Limburg. Door zijn afkomst en zijn bestuurlijke ervaring was hij gepredisponeerd voor deze functie, die zijn grootvader jhr. E.J.C.M. de Kuyper in de jaren 1874-1893 bekleed had. Nauwelijks in functie getreden, werd Van Hövell geconfronteerd met de uit Duitsland gevluchte keizer Wilhelm, die hij een nacht onderdak verleende in zijn huis. Hoewel geen Limburger, werd hij in Maastricht, mede dank zij zijn gemoedelijke en toch waardige wijze van optreden, vrij snel geaccepteerd. De Provinciale Staten van Limburg waardeerden zijn tolerante leiding van de halfjaarlijkse vergaderingen en namen hem in 1935 in bescherming tegen aantijgingen van het nieuwe NSB-Statenlid M.V.E.H.J.M. graaf De Marchant et d'Ansembourg; terwijl de ambtenaren van de provincie waardering hadden voor het feit dat hij hun veel vrijheid liet.

Van Hövell, uit hoofde van zijn functie president-commissaris van de Stroomverkoop-Maatschappij (later Provinciale Limburgsche Elektriciteits Maatschappij geheten) en van de Waterleiding Maatschappij voor Zuid-Limburg, voorzitter van de Raad van beheer van de Industriebank in Limburg en voorzitter van de Raad van bestuur van het Economisch Technologisch Instituut in Limburg, heeft de industrialisatie van Limburg naar vermogen bevorderd. Daarnaast maakte hij zich verdienstelijk voor de toepassing van elektriciteit in de industrie, onder andere als voorzitter van de commissie van toezicht bij de Keuring van electro-technische materialen Arnhem, en voor de natuurbescherming: hij was vanaf de oprichting in 1931 voorzitter van de stichting Het Limburgsch Landschap.

Van Hövell is bij zijn afscheid van de Bredase gemeenteraad getypeerd als 'een nauwgezet, voorzichtig en beleidvol man'. Later werd hij raak gekarakteriseerd als ouderwets ('In gezagsuitoefening, plichtsbewustzijn, arbeidzaamheid'), maar vrij van heerszucht. Hij was van nature geen stuwende of richtinggevende bestuurder. Als commissaris van de Koningin vond hij o.a. van Den Haag uit veel steun van Ruijs de Beerenbrouck, die lange tijd in de beginperiode en ook in de jaren dertig minister van Binnenlandse Zaken was. Onder zijn leiding werd in 1935 de Provinciale Planologische Dienst opgericht. Van Hövell ging op in zijn ambt, waarvan hij de representatieve verplichtingen zeer serieus nam.

Bijna alleen in de weekeinden had hij tijd voor zijn grote gezin. Verder was hij, een echte katholieke edelman, actief in de Nederlandse afdeling van de Orde van Malta. Hij was medeoprichter van die afdeling in 1911, werd al gauw kapittelridder en ten slotte baljuw (voorzitter). In november 1935 werd Van Hövell getroffen door een hartaanval; hij overleed enkele maanden later, pas 58 jaar oud, in een hotel aan de rand van Brussel. Hij heeft als persoon weinig sporen nagelaten; het meest tastbare aandenken is een beeldhouwwerk aan de gevel van het provinciehuis in Maastricht, dat tijdens zijn gouverneurschap ontworpen en gebouwd is.

A: Archieven van het kabinet van de gouverneur 1914- 1939 en van het provinciaal bestuur 1914-1943 in Rijksarchief in Limburg te Maastricht.

L: Philos, 'Limburgsche portretten. Mr. E.O.J.M. Baron van Hövell tot Westerflier', in De Nedermaas 2 (1924) 3 (oktober) 25-26; H.C.J.H. Gelissen, 'Baron van Hövell en de Stroomverkoop-Maatschappij', in Economisch Technisch Tijdschrift 15 (1935-1936) 259-260; necrologie in De Maasbode, 12-2-1936 av.; Limburger Koerier, 13-2-1936; 'Mr. E.O.J.M. baron van Hövell tot Westerflier. In memoriam', in De Nedermaas 13 (1936) 6 (februari) 107.

I: Website Parlementair Documentatie Centrum: http://www.parlement.com/9291000/modulesf/g6ki9ydx [29-4-2008].

W.J.M. Klaassen


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013