Kettmann [jr.] George Wilhelm (1898-1970)

 
English | Nederlands

Kettmann [jr.] George Wilhelm (1898-1970)

Kettmann [jr.] George Wilhelm, letterkundige en uitgever (Amsterdam 12-12-1898 - Roosendaal 10-2-1970). Zoon van Georg Wilhelm Kettmann, textielhandelaar, en Hendrika Jacoba van Stempvoort. Gehuwd op 14-8-1923 met Adriana Theodora Maria Schutze. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 1 dochter geboren. Na echtscheiding (15-4-1932) gehuwd op 12-10-1932 met Margot Warnsinck, letterkundige. Uit dit huwelijk werden 4 zoons geboren. Na echtscheiding (1-6-1950) gehuwd op 21-10-1957 met Marie Beijer. Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren. afbeelding van Kettmann [jr.] George Wilhelm

Kettmann is van vaderszijde geboortig uit een handelsfamilie van Duitse afkomst, die vermoedelijk al sedert het midden van de 19e eeuw in Noord- en Zuid-Holland woont en werkt. Van moederszijde stamt hij uit een Twentse familie. Na de lagere school in Amsterdam doorlopen te hebben, bezoekt hij daar de Openbare Handelsschool en treedt hij in 1914 in dienst bij de textielfirma van zijn vader, voorbestemd deze zaak te zijner tijd over te nemen. Bij vervulling van de dienstplicht van december 1917 tot december 1918 is hij als milicien-sergeant aan de Nederlands-Belgische grens gelegerd. Gedurende zijn diensttijd vindt in mei 1918 in Het Getij zijn literaire debuut plaats.

Overdag werkzaam in de textielhandel van zijn vader, houdt hij zich vooral 's avonds en in andere vrije tijd bezig met de literatuur om in 1919 betrokken te geraken bij het door zijn vriend Ru le Cavelier geleide tijdschrift Stroomingen, waarin o.a. H. Marsman debuteerde. In 1921 leidt hij samen met Le Cavalier het tijdschrift De Branding. Hij beweegt zich in de kringen van de vernieuwingsgezinde kunstenaars die sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog in Amsterdam wonen en werken. Uit zijn latere werk blijkt dat hij omging met mensen als Constant van Wessem, C.J. Kelk, Herman van den Bergh, J.K. Rensburg en Erich Wichmann. In 1925 en 1926 levert hij enkele bijdragen aan De Vrije Bladen. Wanneer in 1927 de uitgeversmaatschappij De Wereldbibliotheek een romanprijsvraag uitschrijft, wordt hij een der twaalf prijswinnaars, en in 1928 verschijnt aldus zijn eerste roman onder de titel De glanzende draad der goden.

Op 16 november 1931 sluit Kettmann zich aan bij de Fascistenbond De Bezem. Hij blijft echter niet lang lid; op 30 juni 1932 zegt hij zijn lidmaatschap op. De reden is zijn ergernis over de gebrekkige organisatiestructuur van de bond. Ruim een maand later, op 2 augustus 1932, meldt hij zich aan als lid van de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, de NSB. Vrij spoedig na zijn aanmelding betrokken bij de voorbereidingen van een eigen weekblad van de NSB, staat hij op het eerste nummer van Volk en Vaderland, dat op 7 januari 1933 verschijnt, als hoofdredacteur vermeld. Tot 1942 zal hij aan dit weekblad verbonden blijven, nu eens als hoofdredacteur, dan weer als medewerker. Ook zijn literaire loopbaan staat in het teken van zijn keuze voor het Italiaanse fascisme. Al zijn publikaties van na zijn aansluiting bij de NSB hebben een politieke kleur. In dit licht moet dan ook de oprichting, op 21 juli 1932, van De Amsterdamsche Keurkamer worden bezien. Met deze uitgeverij wil hij het nationaal-socialisme als cultuurstroming opvangen en verbreiden, zowel in uitgaven van fascistische strekking als in werk van literaire aard. Bij zijn eigen uitgeverij verschijnt in 1935 zijn eerste dichtbundel, De jonge leeuw. Dit werk bevat een honderdtal gedichten, waarin geweld, tucht en leidersbeginsel verheerlijkt worden. Het niveau van het dichtwerk komt volgens M. ter Braak niet boven rijmelarij uit (Het Vaderland, 15-10-1935 av.).

Na mei 1940 werpt hij zich op als inspirator en pionier voor de opbouw van een nieuwe, nationaal-socialistische letterkunde. Hij ontplooit een grote activiteit. Deze uit zich in menige publikatie, in zijn pogingen nieuwe, de nationaal-socialistische beginselen toegedane, letterkundigen aan zijn uitgeverij te verbinden, en in zijn redacteurschap van het tijdschrift De Nieuwe Gids, dat onder leiding van Alfred Haighton de beginselen van de Nieuwe Orde omhelsd heeft. Ook onderhoudt hij namens de NSB contacten met gelijkgestemden in België, houdt lezingen in Nederland en brengt in januari 1941 op uitnodiging van Josef Goebbels een bezoek aan Duitsland. Dit bezoek stond in het kader van de voorbereidingen van de verspreiding en invoering van de cultuur der Nieuwe Orde. Zowel uit zijn publikaties als uit zijn correspondentie blijkt een steeds toenemende radicalisering van zijn denkbeelden. Dit leidt tot zijn aanmelding op 7 maart 1942 bij de Nederlandse SS. In de zomer van 1942 wordt hij, nadat hij Volk en Vaderland verlaten heeft, hoofdredacteur van het virulente antisemitische tijdschrift De Misthoorn. In deze functie begint bij de NSB te attaqueren, omdat naar zijn mening de beweging onder Mussert niet radicaal genoeg is. Dit leidt tot hevige scheldkannonades over en weer in het de SS gezinde blad De Misthoorn en het de NSB toegenegen tijdschrift van de WA, De Zwarte Soldaat. In september 1942 wordt hij als lid van de NSB geroyeerd en ziet hij zich gedwongen om als oorlogsverslaggever naar het Oostfront te verdwijnen, teneinde uit de wraakzuchtige handen van de NSB te blijven. Tot oktober 1943 zal hij deze functie blijven vervullen. Hoewel er na deze gebeurtenissen nog enkele literaire publikaties van hem het licht zien, is feitelijk zijn rol als propagandist van de Nieuwe Orde in de Nederlandse letteren uitgespeeld - wel raakt hij in 1943/ 1944 betrokken bij de groep nationaal-socialistische literatoren rond het genazificeerde tijdschrift Groot Nederland.

In de zomer van 1945 vlucht Kettmann naar België, waar hij onder een aangenomen naam een nieuw leven tracht te beginnen. In 1948 wordt hij echter gearresteerd en veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar wegens het voeren van een valse naam en wegens misbruik van vertrouwen jegens zijn werkgever. In februari 1949 volgt zijn uitlevering aan Nederland. Na een proces, waarbij hij onder meer wordt beschuldigd van vrijwillige dienstneming in Duitse krijgsdienst, bevordering van het vijandelijk streven en van nationaal-socialisme en antisemitisme, en het schrijven en publiceren van artikelen en gedichten die het nationaal-socialisme en het antisemitisme verheerlijken, wordt hij veroordeeld op 15 november 1950 tot zeven jaar gevangenisstraf met aftrek. In hoger beroep op 17 maart 1951 volgt de veroordeling tot tien jaar, met aftrek van voorarrest. De Eereraad voor de Letterkunde bestraft hem met een publikatieverbod van tien jaar, en ook de Commissie voor de Perszuivering veroordeelt hem, en wel tot uitsluiting uit het perswezen voor de duur van achttien jaar, d.w.z. tot 6 mei 1963.

In 1955 wordt hij in vrijheid gesteld, en al in 1956 verschijnt zijn eerste nieuwe boekpublikatie, het omvangrijke gedicht De ballade van de dode Viking. Hieruit blijkt dat hij zijn nationaal-socialistische denkbeelden in genen dele wilde verloochenen. Ook uit zijn latere publikaties, zoals de dichtbundel Man vrouw kind (1968) [i.e. 1969], kan dit afgeleid worden. Hoewel zijn poëzie nog steeds de reeds in de jaren dertig verkondigde waarden blijft uitdragen, neemt het percentage niet-politieke, lyrische gedichten in zijn werk toe.

Ideologisch maakte Kettmann een ontwikkeling tussen 1931 en 1970 door van fascist van Italiaanse snit via Nederlands nationaal-socialist in NSB-trant (1933 - 1940) naar op Duitsland gericht nationaal-socialist (1940- 1942) tot Groot-Germaanse SS'er (1942- 1945). Na de oorlog keerde hij terug tot een soort Nederlands-georiënteerd nationaal-socialisme. Uit politieke overwegingen is Kettmann uit de Nederlandse literatuurgeschiedenis verdwenen, en er is geen letterkundig argument voorhanden om hem opnieuw, met terugwerkende kracht, een plaats te gunnen. Daarvoor is zijn werk van te gering belang en zijn talent te middelmatig. Kettmanns werk behoort desondanks in de literatuurgeschiedenis thuis, als representant van een literaire stroming die tegenwoordig uit politieke en maatschappelijke overwegingen wordt verafschuwd.

A: Documentatiedossier Kettmann en Archief De Amsterdamsche Keurkamer in Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie te Amsterdam. Dossier Kettmann in ministerie van Justitie, dossier Kettmann in Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, beide te 's-Gravenhage.

P: Behalve de reeds genoemde publikaties: bibliografie in onder L genoemd werk van Huberts, Schrijver tussen daad en gedachte... .

L: W. S. Huberts, Schrijver tussen daad en gedachte: leven en werken van George Kettmann Jr. (1898-1970), met een bibliografie ('s-Gravenhage, 1987); Frank van den Boogaard, Een stoottroep in de letteren: 'Groot Nederland', de SS en de Nederlandse literatuur (1942-1944) ('s-Gravenhage, 1987).

I: W. S. Huberts, Schrijver tussen daad en gedachte: leven en werken van George Kettmann Jr. (1898-1970) ('s-Gravenhage, 1987) 40 [Kettmann omstreeks 1935].

W.S. Huberts


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013