Middelhuis, Johannes Antonius (1902-1978)

 
English | Nederlands

MIDDELHUIS, Johannes Antonius (1902-1978)

Middelhuis, Johannes Antonius, voorzitter Katholieke Arbeidersbeweging (Haaksbergen 5-3-1902 - Utrecht 12-11-1978). Zoon van Albertus Middelhuis, metselaar, en Dina Wegerink. Gehuwd op 16-2-1933 met Alberta Johanna Vaarhorst. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 4 dochters geboren. afbeelding van Middelhuis, Johannes Antonius

Johannes Antonius Middelhuis - roepnaam Toon - leek aanvankelijk voorbestemd in de voetsporen van zijn vader te treden. Deze was metselaar op een textielfabriek dicht bij het Overijsselse Haaksbergen. Op dertienjarige leeftijd stapte de jonge Middelhuis als leerling-textielarbeider de fabriekspoort door. Hij had graag verder geleerd; in de zevende klas van de lagere school volgde hij 's avonds gratis lessen in de moderne talen, die eigenlijk voor de fabrikantenkinderen bestemd waren. De armoede in het gezin Middelhuis dwong de leergierige jongen echter al vroeg tot loonarbeid. Na door zijn eerste werkgever binnen een jaar ontslagen te zijn wegens slecht gedrag - 'het stonk me daar te hard en ik was opstandig', aldus Middelhuis vele jaren later - werd hij stalenmaker op een stoomblekerij te Boekelo. Dat zou hij tot 1929 blijven. In dat jaar werd hij als gesalarieerd propagandist aangesteld bij de Katholieke Textielarbeidersbond 'Sint Lambertus', afdeling Enschede. De zevenentwintigjarige Middelhuis was toen al tien jaar aangesloten bij de katholieke textielbond. Nadat hij in 1919 een spontane staking geleid had, was hij door een kapelaan overgehaald lid te worden en had hij zich al spoedig kunnen opwerken tot afdelingssecretaris. Tijdens de crisisjaren die spoedig na 1929 volgden bleef Middelhuis gesalarieerd bondsmedewerker met als standplaats Enschede.

Toen in augustus 1941 de katholieke vakbeweging door de bezetter werd opgeheven, kwam ook de vakbondscarrière van Middelhuis voorlopig tot stilstand. Kon hij sinds 1941 als inspecteur Ziektewet zich nog aan de greep van de Duitsers onttrekken, in oktober 1944 werd hij evenwel wegens Arbeitseinsatz op transport naar Duitsland gesteld. Gelukkig kwam hij in januari 1945 vrij.

Na de oorlog hervatte hij zijn vakbondsactiviteiten. In 1946 werd hij landelijk voorzitter van 'Sint Lambertus', waardoor hij van Enschede naar Utrecht verhuisde. Twee jaar later volgde zijn benoeming in dienst van de centrale, waarvan hij op 1 november 1948 algemeen secretaris werd. De voordracht voor zijn benoeming kwam van de voorzitter van de Katholieke Arbeidersbeweging (KAB), A.C. de Bruijn, een autoritaire en eigenzinnig man, met wie de ook niet altijd even flexibele Twentenaar menigmaal botsingen zou hebben. Over principes waren zij het echter grondig met elkaar eens: een fel anticommunisme, in de tijd van de Koude Oorlog sterk aangewakkerd, en de wens tot behoud van eigen katholieke zuilorganisaties. Van 1949 af coördineerde Middelhuis het zogenaamde Plan M, een geheime anticommunistische organisatie binnen de KAB, die in het kader hiervan samenwerkte met de politieke recherche.

In 1952 werd Middelhuis gekozen tot opvolger van De Bruijn, die minister van Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie (PBO) in het tweede kabinet-Drees (1952-1956) werd. Meer dan wat ook belichaamde die PBO het maatschappij-ideaal van de katholieke arbeidersbeweging. Kort gezegd kwam dit neer op een ingrijpende ordening van het sociaal-economische leven, waarbij werknemers en werkgevers eendrachtig zouden samenwerken in daartoe geschapen organen. Ook Middelhuis geloofde heilig in het ideaal van klassensamenwerking, dat aldus vorm gekregen had. Van 1950 tot 1964 maakte hij deel uit van de Sociaal-Economische Raad (SER), een uitvloeisel van de in 1950 tot stand gekomen Wet op de PBO. Ook later, toen de PBO al lang een mislukking was gebleken, bleef Middelhuis het harmoniedenken van de jaren vijftig trouw: 'je kan van conflicten geen ideaal maken', verklaarde hij in 1975 nog in een interview. Samen met de voorzitters van de twee andere centrales uit die tijd, D. Roemers van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NW) en M. Ruppert van het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV), personifieerde Middelhuis de naoorlogse vakbeweging, centralistisch en met het 'algemeen belang' hoog in het vaandel.

Ondanks de verzuiling werkten de drie centrales hecht samen in de Raad van Vakcentrales. Het zal daarom geen verbazing wekken dat Middelhuis ongelukkig was met het bisschoppelijk Mandement van 1954. Vóór de publikatie daarvan probeerde hij nog bij J. Hansen, de toenmalige bisschop van Roermond, gedaan te krijgen dat de voor het NVV pijnlijkste passages geschrapt zouden worden. Vergeefs, het Mandement, waarin aan katholieken het lidmaatschap van de 'onchristelijke' socialistische vakcentrale verboden werd, betekende voorlopig het einde van de samenwerking met het NVV.

Tijdens het bewind van Middelhuis werd de katholieke arbeidersbeweging geplaagd door ernstige organisatorische problemen. De belangrijkste daarvan was de geldverslindende en inefficiënte dubbelstructuur, die de katholieke vakcentrale sinds haar oprichting in 1925 kende. Naast de vakbonden bestonden er ook vijf diocesaan georganiseerde bonden, die het zogenaamde standsorganisatorische werk uitvoerden. Dat werk lag vooral op het godsdienstige vlak, maar ook bijvoorbeeld activiteiten op het gebied van de gezondheidszorg behoorden ertoe. De KAB wilde het probleem van de standsorganisaties graag aanpakken - bijvoorbeeld door een centralisatie van hun activiteiten - maar kreeg daartoe geen kans door zich hiertegen verzettende bisschoppelijke interventie. Pas in 1963 kon de door de KAB zo broodnodig geachte herstructurering plaatsvinden. De nieuwe centrale, het Nederlands Katholiek Vakverbond (NKV), kende geen diocesane standsorganisaties meer en ging in 1964 van start onder een nieuwe voorzitter: P.J.J. Mertens.

Bij de reorganisatie tot NKV trok Middelhuis zich uit de katholieke vakbeweging terug, maar bleef hij nog een aantal voor partij en samenleving belangrijke functies vervullen: tot 1964 dus als lid van de SER, maar ook als lid van de Eerste Kamer van de Katholieke Volkspartij van 1955 af tot in 1969. In 1977, een jaar voor zijn dood, brak hij toch nog met de confessionele politiek, omdat hij zich, naar eigen zeggen, niet meer thuis voelde in 'het nette burgerlijke gezelschap van het CDA'. Naast zijn politieke activiteiten heeft Middelhuis ook een aantal commissariaten bekleed, onder andere bij de Volkskrant, waarvan hij van 1952 tot 1964 president-commissaris was.

Een katholieke arbeidersbeweging, zoals Middelhuis die gekend had en waaraan hij een groot deel van zijn leven had gewijd, zou spoedig na Middelhuis' overlijden niet meer bestaan. Het NKV, dat mede door Middelhuis' streven in 1964 tot stand was gekomen, fuseerde in 1982 met het NVV tot Federatie van Nederlandse Vakverenigingen (FNV), een gebeurtenis die Middelhuis in 1964 nog voor onmogelijk hield. De PBO, het andere grote ideaal in zijn leven, bleek al tijdens zijn voorzitterschap mislukt. Toch zou men Middelhuis onrecht doen, indien men zijn betekenis louter aan deze twee negatieve uitkomsten van onvoorziene ontwikkelingen in later tijd zou afmeten. In de jaren dat hij de katholieke vakcentrale leidde, werd, mede dank zij de inspanningen van de georganiseerde werknemersbeweging, de basis gelegd voor de verzorgingsstaat. De grote verdienste van deze voormalige textielarbeider is geweest dat hij daartoe in belangrijke mate heeft bijgedragen.

P: Samen met W.D. Lelieveld ' Ter nagedachtenis aan de schrijver', in C.J. Kuiper, Uit het rijk van de arbeid. Ontstaan, groei en werk van de katholieke arbeidersbeweging in Nederland (Utrecht, 1953. 3 dl.in 2bd.); "Ten geleide" in Het Zuiden en de werkgelegenheid. Inleidingen gehouden op het werkgelegenheidscongres van de katholieke arbeidersbeweging te 's-Hertogenbosch... 1953 (Utrecht, 1953); 'Voorwoord', in C.J. van der Ploeg, Oogst van de laatste 10 jaren [Utrecht, 1954].

L: Behalve necrologieën in De Gelderlander, 13-11-1978 en de Volkskrant, 13-11-1978 verschenen artikelen over Middelhuis in de Katholieke Illustratie, 6-2-1953; uitvoerige interviews met hem eveneens in Ruim zicht, 25-6-1964, weekblad De Tijd, 1-8-1975 en in De Gelderlander, 5-2-1977. Hans Righart, ' "De ene ongedeelde KAB", vrome wens of werkelijkheid? Een historische schets van de katholieke arbeidersbeweging, 1945-1963', in Katholieke arbeidersbeweging. Studies over KAB en NKV en de economische en politieke ontwikkeling van Nederland na 1945. Onder red. van J. Roes; door J. Bank [et al.] (Baarn, 1985) 79-131.

I: Katholiek Documentatie Centrum te Nijmegen, Collectie personen: afb. 2A6462 [Foto: archief Katholieke Volkspartij].

J.A. Righart


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013