Pos, Hendrik Josephus (1898-1955)

 
English | Nederlands

POS, Hendrik Josephus (1898-1955)

Pos, Hendrik Josephus, filosoof (Amsterdam 11-7-1898 - Haarlem 25-9-1955). Zoon van Gerrit Pos, makelaar, en Maria de Graaf. Gehuwd op 23-9-1924 met Marcelle Marie Delphine Honig. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. afbeelding van Pos, Hendrik Josephus

Pos bezocht het Gereformeerd Gymnasium aan de Keizersgracht te Amsterdam, deed op zeventienjarige leeftijd in 1915 eindexamen zowel A als B en studeerde vervolgens klassieke letteren aan de Vrije Universiteit, waar hij in 1920 het doctoraal examen in deze studierichting aflegde. In 1920/1921 werden zijn studies vervolgd in Heidelberg onder meer bij H. Rickert en in Freiburg bij E. Husserl, en hij promoveerde op 24 januari 1922 in Heidelberg op een proefschrift getiteld: Zur Logik der Sprachwissenschaft tot doctor in de wijsbegeerte. Na enige tijd als leraar werkzaam te zijn geweest aan het Christelijk Lyceum te Haarlem, zette hij zijn studie aan de Sorbonne te Parijs voort. In deze stad vond hij ook zijn echtgenote. In 1923 verkreeg hij het doctoraat in de letteren en wijsbegeerte aan de Vrije Universiteit op een tweede proefschrift, getiteld: Kritische Studien über philologische Methode. Kort daarop werd hij op 25-jarige leeftijd benoemd tot hoogleraar in de algemene taalwetenschap en de klassieke letteren (post-klassiek Latijn en Grieks) aan de Vrije Universiteit als collega van zijn leermeester R.H. Woltjer. Daarmee begon hij op jeugdige leeftijd een veelbelovende academische carrière.

Hij aanvaardde dit ambt op 30 mei 1924 met een inaugurele rede over Algemeene taalwetenschap en subjectiviteit en bleef in deze functie acht jaar aan de Vrije Universiteit verbonden. Hoewel hij in brede, zij het niet in de meer orthodoxe, kring van de Vrije Universiteit als mens en als hoogleraar zeer werd gewaardeerd en bewonderd, niet het minst wegens zijn virtuoos en flexibel taal-, woorden- en begrippenspel, bleek van de aanvang af dat zijn filosofische en wetenschappelijke denkwijze weinig affiniteit vertoonde met de grondslag van de Vrije Universiteit. Het liet zich dan ook wel aanzien dat hij weldra zou uitzien naar een mogelijkheid zijn vleugels breder uit te slaan en ook een algemenere leerstoel wat de leeropdracht betreft ambieerde.

In 1932 werd Pos aan de Universiteit van Amsterdam benoemd tot hoogleraar in de theoretische wijsbegeerte en de geschiedenis der wijsbegeerte als opvolger van Tj. de Boer. Dit nieuwe ambt aanvaardde hij met een rede over Het apriori in de geesteswetenschappen. Vooral aan deze toen grote Amsterdamse universiteit - de Vrije Universiteit, vormde daartegenover nog een zeer kleine, veelal gesloten gemeenschap - werd Pos, mede dank zij zijn leeropdracht die hem met vele faculteiten en vakken in aanraking bracht, bij iemand als Pos ook uitdrukkelijk gezocht, spoedig een vooraanstaand en bekend hoogleraar. Begaafd docent als hij was trok hij ook spoedig zeer vele studenten naar zijn boeiende colleges. Het was een erkenning die vóór de oorlog nog vooral samenhing met zijn leerstoel: hij was sinds 1934 lid van de redactie van het Algemeen Nederlandsch Tijdschrift voor Wijsbegeerte (en van 1946 tot zijn dood voorzitter) en werd reeds in 1938 lid van de Koninklijke Nederlandsche Akademie van Wetenschappen. Toch duurde het niet lang of ook in wijdere maatschappelijke en politieke kringen liet hij van zich horen. Vooral zijn voorzitterschap sinds 1936 van het Comité van Waakzaamheid, dat zich scherp richtte tegen het opkomend fascisme en nationaal-socialisme, trok de aandacht. Ook van de tegenstanders, want mede in verband hiermee werd hij al kort na de bezetting van ons land op 8 oktober 1940 door de Duitsers met tal van andere Nederlanders in gijzeling genomen. Hij verbleef als zodanig achtereenvolgens in Buchenwald, Haaren en Sint-Michielsgestel, in de laatstgenoemde plaats van 11 mei 1942 tot 16 september 1943, op welke laatste datum hij om gezondheidsredenen uit de gijzeling werd ontslagen. Over de periode in St. Michielsgestel geeft Anton van Duinkerken in de Feestbundel aangeboden door vrienden en leerlingen..., in verband met het bereiken van de 50-jarige leeftijd en zijn 25-jarig ambtsjubileum aangeboden, een treffende schets onder de titel: 'Gijzelaar Pos.'

Na de bevrijding volgde een buitengewoon actief hoogleraarschap, waardoor hij op velerlei wijze bij wetenschappelijke, wijsgerige en culturele organisaties werd betrokken. Zo was hij voorzitter van het drukbezochte 10e Internationale Filosofische Congres, dat voor het eerst weer na de Tweede Wereldoorlog in 1948 in Amsterdam werd gehouden, en medeoprichter van de Fédération internationale des Sociétés de Philosophie in 1948 en lid van het Institut international de Philosophie, gevestigd te Parijs. Maar alweer buiten zijn strikte vakgebied ontplooide hij ook zijn talenten en vond hij gehoor. Zo was hij bestuurslid van het Humanistisch Verbond en werkte hij mee aan de oprichting van het tijdschrift De Nieuwe Stem, dat een sterk progressief-links karakter droeg en zijn warme medewerking bleef behouden.

Men kan in zijn veelzijdige academische en filosofische werkzaamheden drie fasen onderscheiden, die eigenlijk geen echt eindpunt kregen, maar als het ware na elk begin in de tijd op den duur over elkander schoven, een steeds voller ontplooiing vertonend van Pos' veelzijdigheid en visie op samenhang. Kenmerkend voor de eerste periode (1923-1932) is zijn intensief bezig zijn met de taal, taaltheorie en taalfilosofie. De liefde tot de taal, die bij hem onlosmakelijk verbonden was met taalanalyse en taalbeschouwing, is hem zijn leven lang bijgebleven, zoals onder meer blijkt uit een op 20 maart 1955 in Bordeaux gehouden voordracht over Le langage et le vécu. Hoezeer taalfilosofie bij hem ten nauwste samenhing met taalwetenschap en taalanalyse blijkt duidelijk uit de onderwerpen die hij behandelde, zoals de eenheid der syntaxis, de functie van partikels, de affectiviteit en de taal, en de filosofische betekenis van de fonologie (Pos onderhield contacten met een van de pioniers op het toen nog nieuwe gebied van de fonologie, R. Jacobson). Ook zijn bijdragen aan internationale linguïstische congressen wijzen op deze nauwe band.

In de tweede periode (1932-1941) wijdde Pos zich, na zijn benoeming aan de Universiteit van Amsterdam, geheel aan de beoefening der wijsbegeerte in het algemeen, zowel systematisch als historisch, in overeenstemming met zijn zeer ruime leeropdracht. De toewijding en concentratie waarmee Pos de colleges voorbereidde namen veel van zijn tijd en inspanning in beslag. Het is niet verwonderlijk dat deze dan ook in een brede kring van de studenten een vaak blijvende belangstelling voor de filosofie wekten en op bescheidener schaal uiteraard tot een keuze daarvan als hoofd- of bijvak leidden.

Ondanks de ongemene uitstraling die van zijn persoon en werk, ook buiten de universitaire kring, uitging, is echter de vraag naar de eenheid in zijn eigen wijsgerig denken meer een probleem dan een zich opdringend gegeven. Aanvankelijk ging Pos uit van het neokantianisme van Rickert en E. Cassirer, daarna werd hij vooral bekoord door de beschrijvende methode van de fenomenologie van Husserl, waarbij vooral de houding en de persoon van Husserl hem imponeerden. Later, na de Tweede Wereldoorlog, voelde hij zich meer aangetrokken tot een rationeel positivisme en realisme. Men kan ook zeggen dat in deze derde en laatste fase, sinds 1945 dus, het beschouwend denken met een uitgesproken voorkeur voor het idealisme van Kant, Husserl en Hegel plaats maakte voor een streven naar realisme en concretisme, zoals hij dit zelf noemde, een nauwere verbinding van denken en handelen, van theorie en praxis.

Met liefde tot de taal was bij Pos ook een sterke drang tot spreken en communicatie verbonden en het cultiveren van contacten met vrienden en collega's in binnen- en buitenland. Tact, minzaamheid en hulpvaardigheid, gepaard gaande met een niet geringe dosis kritische zin en gevoel voor humor, kenmerkten hem als mens in de omgang met de medemens, ongeacht rang of stand. Men kan gevoegelijk zeggen dat deze communicatiedrang een van zijn meest wezenlijke trekken was. Voordrachten, colleges, wijsgerige verhandelingen en artikelen waren de vorm waarin hij zich geheel uitleefde. Tegenover een groot aantal artikelen en verhandelingen staat echter het feit dat hij nooit een boek van grote omvang heeft geschreven. Tekenend is dat zelfs het geschrift Filosofie der wetenschappen (1940; 3e dr. 1947) als begeleidende bijtitel heeft: Vijf inleidende voordrachten.

Door zijn toetreden tot het Humanistisch Verbond gaf Pos te kennen, hoewel van calvinistischen huize, dat hij zich tot het humanisme rekende. Al vroeg voelde hij zich, evenals de historicus Jan Romein, met wie hij reeds voor de Tweede Wereldoorlog bevriend was, aangetrokken tot Marx en het communisme. Eerst na de oorlog, in de derde periode van zijn leven, werd ook zijn politieke standpunt duidelijker merkbaar. Hoewel Pos zijn academische werkzaamheden steeds strikt gescheiden hield van zijn politieke en maatschappelijke stellingneming, moest, toen hij daarvan naar buiten duidelijker blijk gaf, dit wel aanleiding geven tot kritiek en konden ook botsingen niet uitblijven. Dit bleek onder meer op een congres in Den Haag, georganiseerd door enkele universiteiten onder leiding van H. Wagen voort over het thema: 'Vrijheid en gebondenheid der wetenschap' (17 en 18 september 1954; de verslagen zijn volledig in het Engels vertaald in 1955 onder de titel Freedom and restriction in science and its aspects in society) . Zijn politiek standpunt, met moedige verbetenheid verdedigd, was ook voor hen die meenden hem goed te kennen, vreemd en onbegrijpelijk. Deze gebeurtenissen en een al jaren slopende ziekte, die een vroegtijdig einde aan zijn leven maakte - Pos stierf op 57-jarige leeftijd - wierpen een schaduw op de laatste jaren, die, ondanks zijn geestelijke vitaliteit en zijn taaiheid, niet de gelukkigste zijn geweest.

A: Archief-Pos (correspondentie, manuscripten en collegedictaten) in Universiteitsbibliotheek van de Universiteit van Amsterdam.

P: Bibliografie in onder L genoemde Keur uit de verspreide geschriften, 335-343.

L: Lijst van publikaties over het werk van Pos in Keur uit de verspreide geschriften [Verz. en ingel. door J.M.M. Aler en K. Kuypers] (Amsterdam [etc.], 1957-1958. 2 dl.).

I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 1173.

K. Kuypers †


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013