Borst, Jacobus Gerardus Gerbrant (1902-1975)

 
English | Nederlands

BORST, Jacobus Gerardus Gerbrant (1902-1975)

Borst, Jacobus Gerardus Gerbrant, internist (Lienden (Gld.) 25-10-1902 - Amsterdam 3-1-1975). Zoon van Johannes Borst, arts, en Maria Johanna Christina Oudegeest. Gehuwd op 25-7-1929 met Alida de Geus, tandarts. Uit dit huwelijk werden 4 zoons en 2 dochters geboren. Na haar overlijden (6-2-1963) gehuwd op 2-4-1964 met Helena Maria Cornelia Smith. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 1 dochter geboren. afbeelding van Borst, Jacobus Gerardus Gerbrant

Borst groeide op in het gezin van een plattelandsarts in de Betuwe en voelde zich sterk betrokken bij de praktijk van zijn vader. 'Ik heb de geneeskunde met de paplepel ingekregen', deelde hij op zeventigjarige leeftijd mee, en hij voegde eraan toe: 'Nog steeds voel ik het als een tekort in mijn scholing dat ik niet zelf huisarts ben geweest' (Geneeskundige Gids 4 (1973) 88). Borsts gehele medische loopbaan zou zich, na het eindexamen HBS in 1920, afspelen aan de Universiteit van Amsterdam, en dan vooral in het Binnengasthuis. Tijdens zijn medische studie was hij in 1923/1924 kandidaatsassistent op het Ontleedkundig Laboratorium onder leiding van prof. L. Bolk. Na het artsexamen op 9 maart 1927 volgde een kort assistentschap bij de patholoog-anatoom prof. W.M. de Vries. Terzelfder tijd voltooide Borst een histologische studie over de structuur van de nierglomeruli en legde hij tevens de basis voor zijn dissertatie Over experimenteele diffuse glomerulonephritis , waarop hij op 4 oktober 1929 bij de hoogleraar inwendige geneeskunde P. Ruitinga promoveerde. Inmiddels was Borst een jaar eerder inwonend assistent geworden op de afdeling van zijn promotor in het Binnengasthuis; in 1930 werd hij hoofdassistent.

Hoewel de inwendige geneeskunde de status van 'gasthuisgeneeskunst' feitelijk reeds goeddeels was ontgroeid, werd het vak nog niet beschouwd als een specialisme, maar veeleer als een van de drie hoofdbestanddelen, naast heelkunde en verloskunde, van de medische wetenschap en medische praktijk. Min of meer noodgedwongen werden met de instelling van het specialistenregister de ziekenhuisgeneesheren tot de specialistische status van internist gebracht. Het is wellicht tekenend dat Borst - hoewel vermeld in het eerste specialistenregister van de Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering der Geneeskunst van 1933 - zich in 1931, bij de oprichting van de Nederlandsche Internisten Vereeniging, nog niet als lid had aangemeld. Ofschoon hij hier kort na de Tweede Wereldoorlog wel een bestuursfunctie zou aanvaarden, voelde Borst zich veel meer thuis in de Nederlandsche Algemeene Ziektekundige Vereeniging. Voor hem hield specialisatie altijd het gevaar van blikvernauwing in. Na 1945 zou Borst dan ook de exponent worden van hen die de inwendige geneeskunde als integrale discipline verdedigden tegen de opdringende deelspecialistische differentiatie.

In 1938 volgde Borst zijn leermeester Ruitinga op als hoogleraar in de bijzondere ziektekunde en therapie en als hoofd van de Universiteitskliniek voor Inwendige Geneeskunde in het Binnengasthuis. Borsts specifieke wetenschappelijke activiteiten tekenden zich al af in zijn inaugurele rede, De beteekenis van het getal in de inwendige geneeskunde : nauwkeurige observatie van de ziekelijke verschijnselen, bij voorkeur uitgedrukt in maat en getal, moest zijns inziens tot essentiële inzichten in de pathofysiologie leiden. Een zorgvuldige interpretatie van het laboratoriumonderzoek vormde hierbij een essentieel element. Latere uitspraken als 'Er is dan ook geen grens tussen routine-onderzoek en research' en 'Fundamenteel wetenschappelijk klinisch onderzoek is dikwijls het toevallig resultaat van opmerkzaamheid bij alledaags medisch onderzoek en onderwijs' bevestigden de standvastigheid van zijn instelling. In Borsts kliniek werd de methode van het onbloedig meten van de centrale veneuze druk ontwikkeld. Nauwkeurige meting van de water- en zoutuitscheiding door de nieren, gecombineerd met meting van het lichaamsgewicht, polsslag, bloeddruk et cetera, verschafte belangrijke inzichten inzake de regulatie van het evenwicht van de lichaamsvloeistoffen onder invloed van hart- en nierfunctie onder allerlei ziekelijke omstandigheden. Dit leidde onder meer tot een baanbrekende theorie over het ontstaan van hypertensie. De onderzoekingen door Borst en zijn medewerkers verricht, werden in enkele doorwrochte artikelen vastgelegd in de Acta Medica Scandinavica en The Lancet .

Directe praktische resultaten voor de behandeling van patiënten leverde de werkzaamheid van Borst en zijn medewerkers onder andere op in de vorm van het 'Borst-dieet' voor lijders aan ernstige nierinsufficiëntie en de dropbehandeling van de ziekte van Addison totdat hiervoor de corticosteroïden beschikbaar kwamen. Het zoutloze dieet geïntroduceerd door H.J. Viersma en Borst bleef decennia lang de hoeksteen van de hypertensiebehandeling. Ook kwam nog vóór de Tweede Wereldoorlog de 'Borst-kolf' tot stand, die het mogelijk maakte bloed enige dagen buiten het menselijk lichaam te bewaren, waardoor de eerste bloedbank in Nederland tot stand kon komen in het Binnengasthuis. Hier zou de oorsprong liggen van het Centraal Laboratorium voor de Bloedtransfusiedienst van het Nederlandsche Roode Kruis.

Dat Borst onwrikbaar stond voor de handhaving van de principes die voor hem als wezenlijk golden, kwam ook tot uiting in zijn houding tijdens de Duitse bezetting. In juni 1941 verzond hij samen met enkele andere hoogleraren een brief aan alle Nederlandse artsen waarin werd opgeroepen het lidmaatschap van de Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering der Geneeskunst op te zeggen wegens de toenemend compromitterende houding van deze organisatie tegenover de bezetter. Begin 1942 werd Borst - in verband met zijn 'besatzungswidriges Verhalten' - uit zijn ambt ontslagen en gedurende drie maanden gevangengezet in het concentratiekamp Amersfoort. In de tweede helft van 1942 trad Borst toe tot het elf leden tellende Centrum van Medisch Contact, de verzetsorganisatie van de Nederlandse artsen. Tot het einde van de oorlog zou hij hierin actief blijven.

Na de bevrijding kwam het werk van Borst tot volle ontplooiing. De aanvankelijk grote stroom van studenten die om - theoretisch en praktisch - medisch onderwijs vroegen, leek voor hem eerder een stimulans dan een hinderpaal. Dank zij Borsts enthousiasme voor zijn vakgebied en zijn educatieve begaafdheid kreeg de inwendige geneeskunde een zwaar gewicht binnen het medisch curriculum van de Amsterdamse universiteit. Vooral de vier uur durende patiëntendemonstraties op zaterdagochtend genoten een grote populariteit: zelfs medische studenten uit Leiden en Utrecht kwamen hiervoor naar Amsterdam. Tijdens deze colleges was Borst welhaast het ideale voorbeeld van de klinisch empiricus, die liet zien dat ziekten slechts zijn te doorgronden door nauwkeurige waarnemingen aan het ziekbed, ondersteund door selectief laboratorium- en röntgenonderzoek.

Borst was een opvallende persoonlijkheid. Zijn kaarsrechte kleine gestalte en zijn steile haardos leken welhaast symbolen van zijn onverzettelijkheid, terwijl zijn woorden en kwieke gebaren zijn enthousiasme voor de geneeskunst en zijn tomeloze energie verraadden. Zijn vriendelijke oogopslag - achter de afzakkende bril - maakte hem benaderbaar, in het bijzonder voor patiënten en studenten, voor wie hij steeds alle aandacht had.

Het heeft Borst niet aan officiële erkenning ontbroken. Zo werd hij geëerd met Nederlandse onderscheidingen. De Nederlandsche Internisten Vereeniging verleende hem in 1960 de eerste Hijmans van den Bergh-medaille en de Nederlandse Algemene Ziektekundige Vereniging benoemde hem tot erelid, terwijl het Nederlandse Rode Kruis hem het Kruis van Verdienste schonk. Voorts werd hem in 1960 een eredoctoraat verleend door de Katholieke Universiteit van Leuven

P: 'Collected papers [tot 1963]', in Netherlands Journal of Medicine 16 (1973) 1-163. Verder: 'Ideeën over de medische opleiding aan het einde van een universitaire loopbaan', in Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 116 (1972) 2315-2318.

L: J.F. Hunsche, P.D.A. (Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort) Herinneringen van een gijzelaar [Amsterdam, ca. 1949]; Ph. de Vries, M[edisch] C[ontact] 1941-1945. Geschiedenis van het verzet der artsen in Nederland (Haarlem, 1949); Geneeskundige Gids 4 (1973) 88-96; R.A. McCance, 'Introduction. Collected papers', extra issue, in Netherlands Journal of Medicine 16 (1973); H.J. Viersma, in Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 117 (1973) 1442-1445; A.M. van Leeuwen, ibidem , 119 (1975) 254-255; J. Geerling [e.a.], Nederlandsche Internisten Vereeniging 1931-1981 (Utrecht, 1981); D. de Moulin [e.a.], Vier eeuwen Amsterdams Binnengasthuis (Wormer, 1981); G.A. Lindeboom, Dutch medical biography (Amsterdam, 1984) 222-223.

I: J. Geerling [e.a.], Nederlandsche Internisten Vereeniging 1931-1981 (Utrecht, 1981) 13.

J.K. van der Korst


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013