Spanjaard, Jaques (1846-1910)

 
English | Nederlands

SPANJAARD, Jaques (1846-1910)

Spanjaard, Jaques, hoogleraar aan de Indische Insteling te Delft (Haarlem 6-7-1846 - 's-Gravenhage 7-11-1910). Zoon van Jacobus Gijsbertus Spanjaard, secretaris van de Algemene Rekenkamer, en Anna Elizabeth Arntzenius. Gehuwd op 8-4-1890 met Adriana Maria Keller. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. afbeelding van Spanjaard, Jaques

Jaques Spanjaard bezocht het Gymnasium Haganum in Den Haag en besloot daarna de opleiding tot Indisch bestuursambtenaar te volgen. Vanaf 1864 studeerde hij aan de Rijksinstelling voor onderwijs in Indische taal-, land- en volkenkunde te Leiden, en vervolgens aan de gemeentelijke Instelling voor onderwijs in de taal-, land- en volkenkunde van Nederlandsch Indië te Delft. In 1867 slaagde Spanjaard voor het grootambtenaarsexamen, waarna hij nog dat zelfde jaar naar Nederlands-Indië vertrok. Bij het binnenlands bestuur op Java is hij echter nog geen half jaar werkzaam geweest; al in juli 1868 kreeg hij wegens ziekte een tweejarig verlof naar Nederland. Het jaar daarop werd hij eervol, maar ongevraagd uit 's lands dienst ontslagen.

De aanleiding tot dit ontslag, waartegen hij nog vele jaren bij het departement van Koloniën zou reclameren, was Spanjaards aanstelling aan de Indische Instelling te Delft in januari 1869, waar hij de zieke D. Koorders als docent verving. Na diens dood volgde in juli 1869 Spanjaards definitieve benoeming tot leraar in de staatsinstellingen van Nederlands-Indië. Eveneens bij besluit van de Delftse gemeenteraad werd hij op 6 juli 1872 tot hoogleraar in dat vak benoemd.

Zo werd Spanjaard op de dag van zijn 26ste verjaardag hoogleraar, en wel zonder universitaire vooropleiding en zonder enige andere wetenschappelijke publikatie op zijn naam te hebben staan dan een - samen met zijn Leidse collega P.A. van der Lith - voor studenten geschreven handboek over De staatsinstellingen van Nederlandsch-Indië uit 1871. Het tekent het karakter van het aan de Indische Instelling te Delft gegeven onderwijs, dat in wezen geen academisch maar middelbaar onderwijs was, bestemd voor hoofdzakelijk abituriënten van de hogere burgerscholen die een beroepsopleiding tot Indisch ambtenaar wilden volgen. Ook in later jaren heeft Spanjaard wetenschappelijk nauwelijks aan de weg getimmerd, afgezien van enkele kleine bijdragen aan koloniale periodieken, zoals het Tijdschrift voor Nederlandsch Indië .

Des te meer succes behaalde Spanjaard als meeslepend docent en pedagoog. Al vóór zijn benoeming tot haar directeur op 28 oktober 1886, als opvolger van de javanicus J.J. Meinsma, wàs Spanjaard de Indische Instelling. Tevens ontmoette hij veel waardering voor de jarenlange vervulling van de functie van secretaris van de staatscommissie belast met het afnemen van het grootambtenaarsexamen. Voor de studenten aan de Indische Instelling was hij 'der proffen prof': de welbespraakte, bewegelijke, elegante, in zijn optreden en voorkomen mediterraan aandoende 'Professor Portugees', van wie de oud-student A.A. Fokker onder het pseudoniem Tjeerd Flappuith in 1902 in zijn Toen ik Indisch student was een even geestig als aandoenlijk portret zou tekenen.

Op 20 januari 1894 beleefde Spanjaard, naar eigen zeggen, de schitterendste dag van zijn leven: zijn zilveren jubileum als Delfts docent, gevoegd bij een Utrechts eredoctoraat in de staatswetenschap. De toekenning, voor het eerst, van een rijkssubsidie aan de Delftse instelling in hetzelfde jaar leek de kroon op het werk te zetten. Dramatische gebeurtenissen zouden echter volgen. Zes jaar later - met ingang van 1 september 1900 - werd de Indische Instelling gesloten en Spanjaard met de andere docenten ontslagen. De val van de Delftse instelling was het gevolg van haar eigen succes. Zij had zoveel ambtenaren opgeleid, dat dezen in het overbezette Indische bestuursapparaat niet allen geplaatst konden worden. In 1900 bepaalde minister van Koloniën J.Th. Cremer dan ook dat de eerstvolgende twee jaren in het geheel geen nieuwe ambtenaren voor de Indische bestuursdienst zouden worden aangenomen. Er waren andere bezwaren tegen de instelling: men vond haar te schools, te zeer gericht op het klaarstomen van studenten voor het grootambtenaarsexamen.

De val van zijn geliefde instelling moet een zware schaduw hebben geworpen over Spanjaards laatste levensjaren. Hij was nog actief als docent in het Indisch staatsrecht aan de Hoogere Krijgsschool in Den Haag en als membre associé van het Institut Colonial International te Parijs, maar bij zijn dood in 1910 was hij al een nagenoeg vergeten figuur.

P: Behalve de in de tekst genoemde publikatie o.a.: 'Een woord naar aanleiding van de artikels ''Indische taalstudie'' en ''Maleisch of Javaansch'', in Algemeen Handelsblad , 23-2-1878, ook verschenen in De Locomotief , 5-4-1878; Een laatste woord van verdediging in zake de curatoren van de Gemeente-Instelling voor de opleiding van Oost-Indische ambtenaren te Leiden tegen de commissie, belast met het afnemen van het Oost-Indisch-ambtenaars-examen ('s-Gravenhage, 1879); Herdenkingsrede ter gelegenheid der viering van het vijf-en-twintigjarig bestaan der Instelling voor onderwijs in de taal-, land- en volkenkunde van Nederlandsch Indië ... te Delft ... [Delft, 1889]; 'Een welwillend oordeel over ons koloniaal regeeringsbeleid', in De Indische Gids 25 (1903) II, 1184-1190; boekbespreking van 'J. de Louter, Handleiding tot de kennis van het staats- en administratief recht van Nederlandsch-Indië', in Themis 67 (1906) 316-391.

L: Behalve de in de tekst genoemde publikatie o.a.: 'De opleiding der Oost-Indische ambtenaren', in Verslagen der Algemeene Vergaderingen [van het] Indisch Genootschap (1882) 45-95, (1883) 1-38; 'Een merkwaardige dag voor de Delftsche Instelling', in De Indische Gids 16 (1894) I, 313-315; 'Professor J. Spanjaard en de Indische Instelling', in Tijdschrift voor Nederlandsch Indië 23 (1894) I, 118-125; J.E. Heeres, 'De Indische Instelling', in Eigen Haard (1900) 564-567, 581-583; C. Fasseur, De Indologen. Ambtenaren voor de Oost 1825-1950 (Amsterdam, 1993).

I: C. Fasseur, De Indologen. Ambtenaren voor de Oost 1825-1950 (Amsterdam, 1993) 292.

C. Fasseur


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013