Zanten, Wijntje Cornelia van (1855-1946)

 
English | Nederlands

ZANTEN, Wijntje Cornelia van (1855-1946)

Zanten, Wijntje Cornelia van, operazangeres en zangpedagoge (Dordrecht 2-8-1855 - 's-Gravenhage 10-1-1946). Dochter van Izaäk van Zanten, vleeshouwer, en Heiltje Rijshouwer.

afbeelding van Zanten, Wijntje Cornelia van

Veel beroemde zangers en zangeressen begonnen hun loopbaan ooit bij een amateurzangvereniging; zo ook Corry - of Kee - van Zanten. In haar jeugd zong zij bij de Dordtse vereniging 'Amicitia'. Nadat men haar mooie altstem had ontdekt, kreeg zij haar eerste zanglessen van dirigent Henri Geul en vervolgens van de sopraan Wilhelmina Gips. Reeds op zeventienjarige leeftijd zette zij haar opleiding voort bij Carl Schneider aan het conservatorium in Keulen. Door haar uitzonderlijke kwaliteiten behaalde zij hier al na anderhalf jaar het diploma van de driejarige opleiding. Onmiddellijk daarna vertrok Corry naar Italië om haar studie te voltooien bij de Milanese docent Francesco Lamperti sr., die haar zware altstem door coloratuuroefeningen de hoogte in bracht. In september 1875 debuteerde zij in Turijn als mezzosopraan in de rol van 'Leonora' in Donizetti's La Favorita . In diezelfde stad - en tussentijds ook in Barcelona - trad zij daarna op in verscheidene Italiaanse opera's; haar succesrijkste vertolking was toen 'Lucrezia Borgia' in de gelijknamige opera van Donizetti.

De eenzijdige repertoirekeuze bij de Italiaanse operagezelschappen en haar al eerder gewekte belangstelling voor het werk van Richard Wagner brachten Corry van Zanten ertoe naar Duitsland te verhuizen, omdat men haar daar de gelegenheid bood te schitteren in opera's van deze Duitse componist. Van 1879 tot 1882 was zij verbonden aan de opera te Breslau. In deze jaren heeft zij ook enige liederen gecomponeerd, waaronder Mijn' Moedertaal (1881). Van 1882 tot 1885 had Van Zanten een engagement bij het Hoftheater in Kassel, waar terzelfder tijd Gustav Mahler dirigent was. In 1885 volgde zij Mahler, die naar Hamburg - een stad toentertijd befaamd om het hoge artistieke peil van haar theaterprodukties - was vertrokken. In het Stadttheater aldaar heeft zij onder Mahlers leiding enige zeer indrukwekkende creaties op de planken gebracht, waaronder 'Klytämnestra' in Iphigenia in Aulis van Von Gluck.

Een aanbod om als lid van de American Opera Company in de New-Yorkse 'Metropolitan' te zingen, greep Corry van Zanten met beide handen aan. Zonder veel moeite slaagde zij erin al haar rollen in het Engels ten gehore te brengen. Korte tijd later sloot zij zich aan bij de Theodore Thomas' National Opera Company, waarmee ze in het seizoen 1886/1887 een grote tournee door geheel Noord-Amerika maakte. Haar glansrollen waren daar 'Orpheus' in Von Glucks Orpheus and Eurydice en de titelrol uit Carmen van Bizet. Nadat deze groots opgezette onderneming failliet was gegaan, vond Cornelie - zoals zij zich sinds haar verblijf in de Verenigde Staten was gaan noemen - onmiddellijk weer een engagement in Hamburg. Bovendien werkte zij onder directie van Carl Muck in Sint Petersburg en Moskou mee aan de complete uitvoering van Wagners Der Ring des Nibelungen .

In de overtuiging dat haar eerder genoten Italiaanse stemscholing te eenzijdig was gericht op de vorming van de hoge tonen, volgde Cornelie van Zanten in 1893 enige tijd zanglessen bij Julius Stockhausen, die als hoofdleraar was verbonden aan het Dr. Hoch's Conservatorium te Frankfort aan de Main. Kort daarna vestigde zij zich in Wiesbaden, van waaruit ze als concertzangeres geheel Rijnland bereisde. In dit Duitse Kurort raakte zij bevriend met de Roemeense koningin Elizabeth, bekend onder haar schrijfstersnaam Carmen Sylva. Deze ontdekte de zangpedagogische talenten van de Nederlandse diva en vroeg haar les te geven aan twee van haar nichten. Tussentijds trad Van Zanten op in Amsterdam bij de Hollandsche Opera van J.G. de Groot, en vanaf september 1894 verbond zij zich voor korte tijd aan de nieuw-opgerichte Nederlandsche Opera van C. van der Linden, die zijn onderkomen had gevonden in de Stadsschouwburg. In de loop der jaren bouwde Van Zanten een zeer uitgebreid repertoire voor mezzosopraan en alt op. Haar uitstekende vertolkingen van onder andere 'Sesto' in La clemenza di Tito van Mozart, 'Fidès' in Le Prophète van Meijerbeer, 'Azucena' en 'Amneris' in onderscheidenlijk Il Trovatore en Aïda van Verdi, alsmede 'Ortrud' in Lohengrin van Wagner zouden nog jaren in de herinnering van een breed, internationaal publiek blijven voortleven.

In 1895 beëindigde Cornelie van Zanten definitief haar zangcarrière. Zij aanvaardde een aanstelling als hoofdlerares solozang aan het conservatorium in Amsterdam, de stad waar zij zich kort tevoren had gevestigd. Zij volgde hier Johan Messchaert op. Onder haar leerlingen bevonden zich toen Jos Tijssen, Anna Tijssen-Bremerkamp, Julia Culp, Jacques en Truus Urlus, Thom Denijs en haar oogappel, Tilly Koenen. In 1903 verliet Van Zanten Amsterdam om in Berlijn een eigen Meisterschule für Kunstgesang te leiden, die weldra veel aanzien genoot. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 deed haar naar Nederland terugkeren. Zij vestigde zich in Den Haag, waar ze leiding gaf aan de operaklasse van het Koninklijk Conservatorium. Ontevredenheid met de gang van zaken en de slechte accommodatie noopten haar deze betrekking na een jaar op te geven.

Voortaan beperkte Cornelie van Zanten zich tot het geven van zanglessen in haar woning aan het Haagse Anna Paulownaplein. Met de dirigent Henk van den Berg en de danseres Lilly Green richtte zij een eigen operaklasse op, die haar domicilie had aan de Laan Copes van Cattenburch. Met haar leerlingen gaf zij verscheidene uitvoeringen in de Koninklijke Schouwburg, waarbij zij zelf de regie voerde. De eerste uitvoering was de nationale première van Falstaff van Verdi, die afwisselend in het Nederlands en het Italiaans werd opgevoerd. Daarna werden andere opera's van het toentertijd gangbare repertoire voor het voetlicht gebracht, maar ook De Bron van Badrah , een lyrische fantasie van Rient van Santen, getoonzet door Bernhard van den Sigtenhorst Meyer.

Het is merkwaardig dat de altijd rusteloze zangeres, die een groot deel van de wereld had bereisd, plotseling zeer aan huis en haard gehecht raakte. Overdag maakte Cornelie van Zanten af en toe een wandelingetje, en 's avonds bezocht zij soms een concert. Al haar vrije tijd besteedde zij aan het uitwerken van zangtechnische problemen. Haar kennis van de zangkunst en het menselijk stemorgaan was dan ook zeer groot en door niet aflatende studie wetenschappelijk onderbouwd. Haar ervaringen op dit gebied legde zij vast in een aantal boeken, die zowel in het Nederlands als in het Duits verschenen. Reeds in Berlijn was Van Zanten als auteur en mederedacteur verantwoordelijk voor 'Gesangpädagogische Blätter', die als bijlage waren opgenomen in Der Klavier-Lehrer. Ook schreef zij bijdragen voor het tijdschrift Die Stimme.

Als pedagoge gaf Cornelie van Zanten blijk van een even indrukwekkende als grillige persoonlijkheid. Zo kon zij sommige leerlingen de deur wijzen, om de eenvoudige reden dat hun gezicht haar niet aanstond, terwijl zij anderen - ondanks het grote leeftijdsverschil - een amicale omgang met haar toestond: door deze laatsten liet zij zich 'Kee' noemen. In Den Haag heeft zij als 'leerares in den kunstzang' altijd een drukke lespraktijk gehad, totdat haar verstandelijke vermogens gedurende de laatste jaren van haar leven afnamen. '''t's all brainwork'' was een van haar geliefkoosde gezegden; en met deze brains zong zij alle partijen voor, die van de sopraan en die van de bas, zelfs nog toen zij tachtig was; haar stem bleef sonoor, haar spraak beheerst en prachtig gearticuleerd' (Vincent, 36). Tot de leerlingen van de 'tweede generatie' die door Van Zanten met succes zijn geschoold, behoren Jacoba Dresden-Dhont, Theodora Versteegh, Dora Zweers-de Louw, Jo Vincent, Gerard Zalsman, Willem Ravelli en Henk Noort.

Als overtuigde feministe streefde Cornelie van Zanten ernaar dat de vrouw in de kunst voor vol werd aangezien. Wat haarzelf betreft, is zij daarin zeker geslaagd. Door haar tot het uiterste geperfectioneerde zangmethode, die op unieke wijze het Italiaanse belcanto verenigde met de Duitse, op articulatie toegespitste leerwijze van Stockhausen, werd zij een der vermaardste zangdocenten van haar tijd. Waardering voor haar werk bleef dan ook niet uit: gedurende haar loopbaan is Van Zanten meermalen luisterrijk gehuldigd, terwijl haar verscheidene onderscheidingen en eerbewijzen ten deel vielen.

A: Collectie-Cornelie van Zanten (recensies, kranteartikelen, brieven, foto's, composities en programma's) in het Nederlands Muziek Instituut te 's-Gravenhage.

P: Hoogere techniek van den zang (Amsterdam, 1899); Leitfaden zum Kunstgesang (Leipzig, 1903); Bel-canto des Wortes. Lehre der Stimmbeherschung durch das Wort (Berlijn, 1911); Het stemmen der stem ('s-Gravenhage, 1918); Het stemwonder in den Mensch ('s-Gravenhage, 1925); Das wohltemperierte Wort als Grundlage für Kunst und Frieden (Zürich [etc.], 1930); Het juiste denken bij spreken en zingen (Amsterdam[, 1936]); 'De kortste weg naar den woordtoon', in Caecilia en het Muziekcollege 78 (8) (1921/1922) passim.

L: Behalve artikelen en necrologieën o.a in De Muziekbode 30 (1915) 453; Op de Hoogte (sept. 1925) 230-231; Oprechte Haarlemsche Courant, 1-8-1930; Algemeen Handelsblad, 27-7-1935 (zat. bijv.); Mensch en Melodie 1 (1946) 44-46; ibidem 10 (1955) 208-211; Entr'acte, 8-10-1991: Jo Vincent, Zingend door het leven. Mémoires (Amsterdam [etc.], 1955) 35-36; S.A.M. Bottenheim, De opera in Nederland (2e herz. dr.; Leiden, 1983).

I: Website Dutch Divas in Opera & Concert: http://www.dutchdivas.net/frames/sopranos.html [5-3-2007].

A.W.J. de Jonge


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013