Zwartkruis, Theodorus Henricus Johannes (1909-1983)

 
English | Nederlands

ZWARTKRUIS, Theodorus Henricus Johannes (1909-1983)

Zwartkruis, Theodorus Henricus Johannes, Rooms-katholiek bisschop (Amsterdam 22-11-1909 - Haarlem 21-10-1983). Zoon van Theodorus Zwartkruis, gemeenteambtenaar, en Theodora Christina Maria van Brandenburg. afbeelding van Zwartkruis, Theodorus Henricus Johannes

Zwartkruis doorliep van 1920 tot 1926 het gymnasium aan het Sint Ignatiuscollege van de jezuïeten in Amsterdam, vervolgens studeerde hij filosofie aan de Katholieke Universiteit te Leuven en voltooide hij zijn priesteropleiding aan het Haarlemse groot-seminarie in Warmond. Na zijn priesterwijding op 26 mei 1934 schreef hij zich nog dat zelfde jaar in aan de Roomsch Katholieke Universiteit te Nijmegen voor de studie Engelse taal- en letterkunde. Op 6 juli 1938 legde hij het doctoraal examen af. Sinds maart 1939 was hij gedurende 22 jaar als leraar Engels verbonden aan het klein-seminarie 'Hageveld' te Heemstede. 'Black Teddy', zoals de leerlingen hem noemden, was een goed docent en stond bekend als 'man of good manners' met een tikje diplomatie in zijn optreden. Samen met L. Grooten en J.G. Riewald deed hij in 1953 de bloemlezing A book of English and American literature het licht zien, die elf herdrukken beleefde.

Als free-lance journalist schreef Zwartkruis in katholieke dagbladen als de Volkskrant , De Tijd en De Maasbode over de kerkelijke situatie in Groot-Brittannië en in Britse katholieke weekbladen als Catholic Herald en The Tablet over de kerk in Nederland. Ook was hij medewerker van het Amerikaanse persbureau 'National Catholic News Service' en van 'Religious News Service'. Zijn vakanties bracht hij doorgaans in Engeland, Schotland of Ierland door; heel vaak in Londen, waar hij assistentie verleende in de parochie van Westminster Cathedral. Kardinaal Bernard Griffin benoemde Zwartkruis in 1959, bij gelegenheid van diens 25-jarig priesterjubileum, tot 'honorary chaplain' van Westminster Cathedral.

In de zomer van 1961 werd Zwartkruis pastoor van de Haarlemse Sint Josephparochie aan de Jansstraat, als zodanig tevens deken van Haarlem, en op 12 april 1962 kanunnik van het kathedraal kapittel van Haarlem. Als deken zocht hij naar nieuwe wegen in het pastoraat. Zo doorbrak hij de sinds 1854 gepraktiseerde zielzorg binnen parochiële grenzen en stelde hij binnen het dekenaat deskundigen voor speciale taken aan. In goed overleg met de priesters van de afzonderlijke parochies zouden zij oude tradities moeten verlevendigen en in aangepaste vormen dienen te bewaren. Op deze wijze wilde hij de talenten van vooral jongere priesters tot ontwikkeling laten komen. Na het plotseling overlijden van J.A.E. van Dodewaard in maart 1966 werd Zwartkruis op 18 augustus van dat jaar de nieuwe bisschop van Haarlem.

Bij zijn benoeming tot bisschop verklaarde Zwartkruis de meeste aandacht te zullen besteden aan de vernieuwingen die het Tweede Vaticaans Concilie had gebracht. Dit moest geschieden 'in trouw aan de traditie zonder krampachtig vast te houden aan traditionele vormen', was zijn opvatting, 'want dan zou men nergens komen' (Brabants Dagblad , 22-8-1966). Zich bewust van zijn beperkte kennis van theologie, kerkelijk recht en menswetenschappen, omringde hij zich met deskundige adviseurs, door wie hij zich gaarne liet adviseren. 'Ik zal veel moeten luisteren. Ik zal mijn voordeel doen met de enorme menings- en oordeelsvorming die in ons bisdom gaande is' (de Volkskrant , 31-10-1966). In 1966, ongeveer gelijktijdig met de bisschopswijding, verscheen De nieuwe katechismus. Geloofsverkondiging voor volwassenen , door Zwartkruis een bevrijdend boek genoemd, dat hij als een echte gids zag, omdat geen heil werd gezocht in onveranderde formuleringen, maar 'omdat het de mens van vandaag aanspreekt en uitzicht geeft op Christus en zijn werk' (Het Nieuwe Dagblad , 31-10-1966).

Binnen het Nederlands episcopaat was Zwartkruis een weinig opvallende persoonlijkheid. Om zijn bewondering voor de pastorale bewogenheid van de Bossche bisschop W.M. Bekkers, die in mei 1966 overleed, zou men hem vooruitstrevend kunnen noemen, maar naar buiten liet hij daarvan weinig blijken. Hij genoot van de samenwerking met zijn collega's binnen het Nederlandse episcopaat, zeker in de beginjaren, toen er geen scherpe tegenstellingen en ernstige verdeeldheid in het college van bisschoppen bestonden.

Gezien zijn vooropleiding lag het voor de hand dat de Haarlemse bisschop zich op internationaal vlak zou bewegen en de samenwerking tussen de Westeuropese bisschoppenconferenties, vooral met Engelssprekende bisschoppen, zou gaan bevorderen. Tot dusverre waren de contacten van het Nederlandse episcopaat voornamelijk gericht geweest op de Belgische en de Duitstalige bisschoppen. In zijn functie als emigratiebisschop bracht Zwartkruis bezoeken aan Australië, Nieuw-Zeeland en Canada. Ook werd hij belast met de pastorale zorg voor immigranten in Nederland. Hij was voorts afgevaardigde namens het Nederlandse episcopaat naar de bijeenkomsten in Rome van de curiecongregatie voor het Rooms-katholieke onderwijs, in het bijzonder voor het kerkelijk dienstwerk. Als lid van de pauselijke commissie voor Zuid-Amerika bezocht hij ook dit continent.

Zwartkruis poogde tijdens zijn episcopaat gestalte te geven aan saamhorigheid in de kerk, een ideaal dat hij zelf placht samen te vatten in het motto 'Samen kerk zijn'. Uitdrukkelijk stond hij erop dat de band met de bisschop van Rome, de paus, behouden bleef. In de nota Kerk, wij samen uit 1974 signaleerde hij een nieuwe groepsvorming binnen de kerk. Zwartkruis geloofde dat deze ontwikkeling als een verrijking van het godsdienstig en kerkelijk leven moest worden gezien. Zo bevorderde hij onder meer het citypastoraat in Amsterdam, waarin enige typische basisgemeenschappen en parochies, niet meer territoriaal begrensd, gelovigen aantrokken die elkaar vonden op een verwante geloofsbeleving en geloofspraktijk. In deze stad waren 'De Papegaai' aan de Kalverstraat, evenals de Dominicus aan de Spuistraat en de Amsterdamse Studentenecclesia, voorbeelden van basisgemeenschappen voor onderling verschillend georiënteerde gelovigen. Hij waarschuwde evenwel ook voor groepsvorming die de grenzen van het gezonde en mogelijke overschreed en voor isolement van bepaalde groepen en parochies. Hij wilde voorkomen dat er een tegenstelling zou groeien tussen elite en massa.

De banden tussen de bisschop en de Amsterdamse Studentenecclesia en de kritische basisgemeente IJmond in Beverwijk werden verbroken, toen deze gehuwde priesters lieten voorgaan in de eucharistieviering en zich daardoor isoleerden van het bisdom en van de wereldkerk. Met zijn medewerkers zocht Zwartkruis toen naar de meest humane christelijke oplossing. Hij gebruikte voor het eerst de formulering 'buiten verantwoordelijkheid van de bisschop'. Hiermee werden experimenten die hij onmogelijk kon goedkeuren, niet hard veroordeeld. Deze formule, sedertdien ook buiten de Nederlandse kerkprovincie herhaaldelijk gebruikt, was voor hem waarachtiger dan een 'anathema sit'. De bisschop zette geen mensen uit de kerk, maar er gebeurde precies wat er werd meegedeeld: wat in uw basisgemeenschap geschiedt, valt buiten de medeverantwoordelijkheid van de bisschop. Zijn aandacht en zorg voor de mensen, tegen wie hij als bisschop neen moest zeggen, bleef, net als zijn verlangen om wat er goed was in die ontwikkelingen, niet verloren te laten gaan.

Zwartkruis heeft zeer geleden onder de vele uittredingen van priesters en religieuzen in het bisdom, maar hij bleef contact met hen houden, omdat hij zich blijvend voor hen verantwoordelijk voelde. Ook zag hij met grote zorg het priesterbestand sterk slinken en vergrijzen. Andere tegenslagen vormden de verdachtmakingen door vaak anonieme brievenschrijvers en het optreden van behoudende katholieken die zich met hun beschuldigingen rechtstreeks tot het Vaticaan richtten. Zwartkruis was een aimabel en innemend mens. Zijn voorkeur ging uit naar persoonlijke contacten en naar de hartelijkheid die hij aantrof bij bezoeken aan parochies. Voor zijn eigen gevoel was hij het meest bisschop in de grote liturgische vieringen die in de kathedraal van Haarlem werden gehouden.

Bij iemand die van de idee 'Samen kerk zijn' zijn motto had gemaakt, kwam de benoeming van twee 'buitenstaanders' , H.J.A. Bomers en J.F. Lescrauwaet, als hulpbisschop, zonder overleg met de leiding van het Haarlemse bisdom, zeer pijnlijk aan. De bisschop werd 12 oktober 1983 op de hoogte gesteld van deze Romeinse beschikkingen. Zwartkruis liet een laatste brief na, gedateerd op de dag van zijn overlijden, 21 oktober, waarin hij verklaarde dat de toewijzing door Rome van twee hulpbisschoppen, onder wie één met recht van opvolging, voor hem een volkomen verrassing was. Hij was toen erg bezorgd voor de reacties die deze Romeinse besluiten, door De Telegraaf op die dag voortijdig bekend gemaakt, teweeg zouden brengen. Er werd inderdaad zeer emotioneel op gereageerd. Het lijkt er dan ook op dat Zwartkruis deze benoemingen heeft opgevat als een desavouering van zijn beleid, dat gekenmerkt werd door gezagsuitoefening in dialoog, een kerkopvatting die uitgaat van de medeverantwoordelijkheid van allen, van priesters en leken-gelovigen, en die het bewaren van de onderlinge eenheid zeer ernstig neemt.

A: Archief-Th.H.J. Zwartkruis in het archief van het bisdom Haarlem te Haarlem.

P: De herderlijke brieven en toespraken van bisschop Zwartkruis zijn gepubliceerd in: Analecta van het bisdom Haarlem 13 (1966) 141-147, 16 (1969) 14-17, 79, 106-110,119-142, 21 (1974) 21-40, 51-54, 81-99, 105-108, 26 (1979) 4-16, 27-33, 48-51, 62-73, 83-94, 27 (1980) 10-29, 53-56, 93-95; 'Monseigneur dr. Joannes van Dodewaard, 7 juni 1913 - 9 maart 1966', in Haerlem Jaarboek 1966 (Haarlem, 1967) 26-29.

L: Artikelen bij zijn benoeming tot bisschop in o.a.: Het Binnenhof , 22-8-1966, De Tijd , 22-8-1966, De Telegraaf , 23-8-1966, de Volkskrant , 23-8-1966, Haagse Post , 3-9-1966, Het Nieuwe Dagblad , 15-10-1966; artikelen rond conflicten met basisgemeenschappen in o.a.: Vrij Nederland , 22-2-1969 [interview door Bibeb], De Nieuwe Linie , 15-3-1969 en Catholic Herald , 21-3-1969; B. Voets, Bewaar het toevertrouwde pand. Het verhaal van het bisdom Haarlem (Hilversum, 1981); necrologieën in o.a.: Het Binnenhof , 22-10-1983, NRC Handelsblad , 22-10-1983, Het Parool , 22-10-1983, Het Vrije Volk , 22-10-1983, Trouw , 24-10-1983, Archief van de Kerken 38 (1983) 12 (dec.) 28, ibidem 39 (1984) 1 (jan.) 39-41 en Haerlem Jaarboek 1983 (Haarlem, 1984) 196-198; B. Voets, En hij bouwde een brug... Verhaal van achttien jaar katholieke geloofsgemeenschap onder Zwartkruis in Noord-Holland (Hoorn, 1984).

I: Katholiek Documentatie Centrum te Nijmegen, Collectie personen: afb. 2A10952.

M.G. Spiertz


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013