Heimans, Jacobus (1889-1978)

 
English | Nederlands

HEIMANS, Jacobus (1889-1978)

Heimans, Jacobus, plantkundige en natuurbeschermer (Amsterdam 29-5-1889 - Amsterdam 30-12-1978). Zoon van Eli Heimans, onderwijzer, en Betje Stibbe. Gehuwd op 3-8-1925 met Lucy Sarah Heimans (1898-1963). Uit dit huwelijk werd 1 dochter geboren.

afbeelding van Heimans, JacobusJacob Heimans was afkomstig uit een familie van in oorsprong Oost-Europese joden. Zijn ouders hadden zich in de jaren tachtig vanuit Zwolle in Amsterdam gevestigd, waar Jacob werd geboren. Hij en zijn drie jaar jongere zuster kregen geen orthodox-joodse opvoeding. Na de lagere school bezocht hij van 1901 tot 1906 de Eerste en de Derde Gemeentelijke HBS met vijfjarige cursus, waar hij opviel als een zeer begaafde leerling. In kringen van natuurliefhebbers was Jacob in die tijd reeds befaamd om zijn kennis van flora en fauna, die hij zich onder leiding van zijn vader, de natuurpopularisator Eli Heimans, en diens vriend en collega Jac.P. Thijsse had eigen gemaakt. Het optreden en werk van beide amateurbiologen zou hem zijn leven lang tot voorbeeld dienen. Toen Jacob zich in 1907 - na het indertijd voor HBS'ers verplichte staatsexamen - kon laten inschrijven aan de Universiteit van Amsterdam, koos hij dan ook voor de studie plant- en dierkunde.

Op de universiteit kreeg 'de jonge Heimans' er nog een derde leermeester bij in de persoon van de internationaal vermaarde botanicus Hugo de Vries. In 1910 werd hij diens assistent. Heimans studeerde lang en grondig en bezat een fenomenale kennis van de biologie toen hij op 29 juni 1914 cum laude het doctoraalexamen aflegde. Deze gebeurtenis werd echter overschaduwd door de onverwachte dood van zijn vader, enkele weken later. De zomer van 1914 betekende daarom een keerpunt in Heimans' leven. Om in zijn onderhoud en dat van zijn moeder en zuster te voorzien nam hij, naast zijn deeltijd-functie als assistent, een baan als leraar aan. Eerst, van 1916 tot 1918, aan de Rijksnormaallessen, vanaf september 1917 op het Amsterdamsch Lyceum, waar hij al spoedig een volledige betrekking vervulde. In 1925 trad hij in het huwelijk met zijn negen jaar jongere nichtje Lucy. Hieruit werd het jaar daarop een dochter geboren.

Na het overlijden van zijn vader stelde Heimans zich ten doel diens werk als natuurpopularisator voort te zetten en uit te breiden. Zo nam hij zijn plaats in - naast Thijsse - in de redactie van het tijdschrift De Levende Natuur en van de Geïllustreerde Flora van Nederland en speelde hij een rol in de Nederlandsche Natuurhistorische Vereeniging. Verder was Heimans actief in de Nederlandsche Botanische Vereeniging en was hij nauw betrokken bij de oprichting, in 1920, van de Nederlandsche Jeugdbond voor Natuurstudie. Bovendien begon hij zich - toen eind jaren twintig duidelijk werd dat de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland de snelle achteruitgang van de flora en fauna en het verlies van natuurgebieden onmogelijk alleen kon tegenhouden - met grote vasthoudendheid in te spannen voor de bescherming van de natuur. Zijn optreden leidde onder meer tot de oprichting, in 1932, van de Contact-Commissie inzake Natuurbescherming.

Daarnaast deed Heimans als assistent nog zijn wetenschappelijke werk. Aangezien hij zich moeilijk tot één onderwerp kon beperken, verrichtte hij in het interbellum systematisch, geografisch en ecologisch onderzoek naar hogere en lagere planten. Samen met andere botanici introduceerde hij in de jaren dertig de jonge wetenschap der plantensociologie in Nederland. Intussen werkte Heimans in zijn vrije tijd aan een dissertatie over desmidiaceeën, een groep fraaie, zeldzame zoetwaterwieren met een bijzonder verspreidingspatroon. Op deze in het Duits gepubliceerde studie, Das Genus Cosmocladium , promoveerde hij cum laude op 8 juli 1935; niet bij De Vries, die enkele weken eerder was overleden, maar bij diens opvolger Th.J. Stomps, een vier jaar oudere, voormalige studiegenoot van Heimans. Sinds 1934 conservator herbarii in deeltijd - een functie die hij ook al van 1911 tot 1916 had uitgeoefend - werd hij het jaar na zijn promotie aan de Universiteit van Amsterdam toegelaten als privaatdocent in de plantengeografie. Meer zat er op dat moment niet in; de door hem geambieerde hoogleraarspost in de botanie werd immers door Stomps bezet.

Eind 1940 werd Heimans om zijn joodse afkomst door de Duitse bezetter van zijn functies aan de universiteit en het Amsterdamsch Lyceum ontheven; enkele maanden later volgde zijn ontslag. Eind 1941 werd zijn naam geschrapt als redacteur van De Levende Natuur en van de Geïllustreerde Flora en als lid van de talrijke verenigingen waarvan hij deel uitmaakte. In augustus 1942 dook Heimans met zijn gezin onder, maar al na twee maanden werden zij opgepakt. Daarna volgde een ware odyssee. Eerst werden zij overgebracht naar kamp Westerbork, maar in februari 1943 lukte het bevriende relaties Heimans en zijn vrouw, dochter, moeder en zuster geplaatst te krijgen op een lijst van 'protegierte Juden' die werden ondergebracht in Barneveld. In september 1943 werden zij met de gehele hier verblijvende groep alsnog naar Westerbork vervoerd en vervolgens in september 1944 op transport gesteld naar het concentratiekamp Theresienstadt in Bohemen. Via een uitwisselingsproject kwam Heimans in februari 1945 in Zwitserland terecht, vanwaar hij met vrouw en dochter in juli van dat jaar behouden naar Nederland kon terugkeren.

In september 1945 hervatte Heimans zijn werkzaamheden aan de gemeentelijke universiteit. Ook zijn leraarsbaan aan het Amsterdamsch Lyceum nam hij weer op, zij het voor slechts korte tijd. Stomps was vlak na de bevrijding vanwege zijn houding tijdens de bezetting als hoogleraar gestaakt, en werd in augustus 1946 ontslagen. Zijn opvolger werd Heimans, die hiervoor een gelijktijdige benoeming in Groningen liet schieten. De inmiddels 57-jarige hoogleraar kreeg een dubbele leeropdracht, die zowel de bijzondere plantkunde als de genetica omvatte. In feite was dit een te zware taak voor één persoon - na zijn aftreden zou de leerstoel dan ook worden gesplitst -, die niettemin door hem in de moeilijke naoorlogse periode goed en nauwgezet werd verricht. Wel legde Heimans in de ogen van sommigen te veel nadruk op de meer traditionele, beschrijvende richting in de biologie. Hij was een uitstekend docent, die zijn studenten alle vrijheid liet. In zijn colleges besteedde hij veel aandacht aan de evolutie- en mutatietheorie en aan het werk van Mendel en De Vries. Heimans zag het namelijk als zijn taak internationaal eerherstel voor zijn vereerde leermeester te bewerkstelligen, onder meer door aan te tonen dat diens boek Intracellulaire pangenis uit 1889 de grondslag vormde voor het moderne erfelijkheids- en evolutieonderzoek. Gedurende zijn werkzame, bijna twintigjarige emeritaat - van 1959 tot aan zijn overlijden eind 1978 in het Amsterdamse Prinsengrachtziekenhuis - werd deze zelfgegeven opdracht hem zelfs tot een obsessie.

Naast zijn drukke wetenschappelijke werkzaamheden en zijn talrijke bestuursfuncties bleef Heimans zich onverminderd inspannen voor de verbreiding van de natuurstudie. In 1945 nam hij zijn oude plaats in de redactie van De Levende Natuur en van de Geïllustreerde Flora van Nederland weer in. Thijsse was in het laatste oorlogsjaar overleden. Voor het tijdschrift schreef hij talrijke artikelen, en aan de Flora verrichtte hij het leeuwendeel van het werk; onder zijn leiding verschenen in totaal negentien nieuwe edities. Heimans bleef ondertussen trouw lid van verscheidene natuurhistorische organisaties en stimuleerde zoveel mogelijk het veldbiologisch onderzoek van amateurs, een zaak waaraan hij in tegenstelling tot de meeste van zijn collega's grote waarde hechtte. Als popularisator van de natuurstudie vormde Heimans aldus de schakel tussen het eerste biologisch reveil, dat aan het begin van de eeuw werd ingezet door zijn vader en Thijsse, en de toegenomen belangstelling voor de natuur aan het einde van de jaren zestig.

Hoewel Heimans bij het ouder worden steeds pessimistischer werd over het behoud van natuur en landschap in Nederland, bleef hij tot zijn dood actief op het gebied van natuurbescherming. Hij was opnieuw werkzaam in de besturen van enkele (regionale) natuurbeschermingsorganisaties, waarvan hij vóór de oorlog al deel uitmaakte, en van 1950 tot 1970 had hij zitting in het algemeen bestuur van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland. Heimans was van mening dat natuurbescherming een wetenschappelijke basis moet hebben. Hij zag het dan ook als zijn taak in kringen van vakbiologen belangstelling voor natuurbescherming te wekken. Daarmee hielp hij de kloof te overbruggen die aanvankelijk tussen natuurbescherming en wetenschap bestond.

Jacob Heimans was een vriendelijke, mede door zijn geringe lengte, weinig opvallende man, die zich niet graag op de voorgrond plaatste. Hij werd gedreven door zijn liefde voor de natuur en ontzag voor zijn drie leermeesters: zijn vader, Thijsse en De Vries. Heimans heeft zich zijn leven lang bijzonder ingespannen het werk dat dit drietal was begonnen voort te zetten en uit te breiden. Hij is daarin zeker geslaagd, hoewel hem daarvoor door zijn extreme bescheidenheid minder erkenning ten deel viel dan hij verdiende.

A: Bescheiden en documentatiemateriaal betreffende J. Heimans berusten in het Rijksarchief in Noord-Holland te Haarlem.

P: Een volledige bibliografie van J. Heimans is aanwezig bij de Centrale Facultaire Bibliotheek Biologie van de Universiteit van Amsterdam. De voornaamste publicaties van J. Heimans worden vermeld in de onder L genoemde publicatie van Coesèl, 360-364.

L: J. Heimans-themanummer van Natura. Maandblad van de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging 77 (1980) 329-361; M.J. Coesèl-Wouda, Zinkviooltjes en zoetwaterwieren. J. Heimans (1889-1978). Natuurstudie en natuurbescherming in Nederland (Hilversum 1993).

I: M.J. Coesèl-Wouda, Zinkviooltjes en zoetwaterwieren. J. Heimans (1889-1978). Natuurstudie en natuurbescherming in Nederland (Hilversum 1993) voorkaft.

M.J. Coesèl-Wouda


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013