Schuver, Joannes Maria (1852-1883)

 
English | Nederlands

SCHUVER, Joannes Maria (1852-1883)

Schuver, Joannes Maria, ontdekkingsreiziger (Amsterdam 26-2-1852 - Tek (Soedan) 22-8-1883). Zoon van Joannes Theodorus Antonius Schuver, koopman, en Theodora Paulina Monica Roothaan.

afbeelding van Schuver, Joannes MariaJan Schuver was de enige zoon van een welgestelde handelaar in koffie en thee. Zijn schooltijd bracht hij door op het door de jezuïeten geleide St. Willibrordus College te Katwijk aan Zee. Na de dood van zijn moeder in 1871 nam zijn vader hem mee op een 'grand tour' door Europa. Het reizen beviel hem goed. Pas na anderhalf jaar keerde hij naar zijn geboorteplaats terug. Een paar maanden later, in 1873, was de 21-jarige Schuver alweer onderweg naar Spanje, om daar als particulier correspondent voor het Algemeen Handelsblad de zogeheten Derde Carlistenoorlog (1872-1876) te verslaan. Uit de ongeveer zeventig artikelen die Schuver tussen december 1873 en januari 1875 - anoniem - voor deze krant schreef, blijkt dat hij zich roekeloos tussen beide fronten bewoog; eenmaal werd hij gevangengenomen en eenmaal ter dood veroordeeld. Nadat deze binnenlandse strijd - waarin zijn sympathie uitging naar de Carlisten - was beëindigd, vertrok hij naar de Balkan om voor het Handelsblad over de Russisch-Turkse oorlog (1877-1878) te berichten.

Tussen zijn reizen door verbleef Schuver voor steeds kortere perioden in Nederland. Het lijkt alsof hij zich wilde distantiëren van het traditionele milieu waarin hij opgroeide. Zo wijzigde hij zijn naam in het Spaanse equivalent 'Juan' en verzocht hij zijn erfgenamen in zijn testament: 'dat zij geenerlei missen, uitvaarten of kerkelijke diensten op mijn naam zullen houden'. In 1879 moest hij wegens het overlijden van zijn vader plotseling naar Nederland terug. De erfenis van meer dan een half miljoen gulden stelde hem in staat om zijn droom - een wetenschappelijke ontdekkingsreis naar Afrika - te verwezenlijken. Om zich hierop voor te bereiden ging hij naar Londen om zich bij de Royal Geographical Society te bekwamen in geografie, etnografie en sterrenkunde.

Eind 1880 kwam Schuver in Caïro aan. Al snel kwam hij in contact met de Amerikaanse generaal Ch.P. Stone Pasha, die was belast met de modernisering van het Turkse leger in Egypte en als gerenommeerd cartograaf de supervisie had over het in kaart brengen van Soedan. Ook de Duitse botanicus en ontdekkingsreiziger G.A. Schweinfurth, de curator van het Bulaq Museum in Caïro, toonde belangstelling voor de ondernemende jongeman. Beiden moedigden Schuver, die nog geen vastomlijnde plannen had, aan de onbekende gebieden langs de Blauwe Nijl te verkennen. Daartoe bezorgden zij hem introductiebrieven voor de autoriteiten in Khartoem. Een expeditie daarheen was niet zonder gevaar. Het Ottomaanse Rijk verkeerde in verval, en mede hierdoor verloor het Turks-Egyptische bewind langzaam de controle over het verre Soedan. De plaatselijke bevolking kwam in opstand en verzette zich steeds meer tegen een bewind dat zich beperkte tot militaire veroveringen en slavenhandel. Schuver - die al eerder door roerige contreien was getrokken - besloot om via Khartoem, Sennar en Karkoj naar de marktplaats Fadasi te gaan. Van daaruit wilde hij de grens oversteken naar het onbekende Oromogebied en verder reizen naar de Oost-Afrikaanse kust.

Op 1 januari 1881 vertrok Schuver naar Soedan. Vanaf zijn eerste reis hield hij een dagboek bij, waarin hij op ironische toon zijn belevenissen beschreef. Hij reisde met een kleine karavaan: hij nam drie bedienden, een tiental dragers, kamelen en zijn twee geliefde langharige honden, Kar en Ita, mee. Zijn dragers droegen de bekende geschenken, zoals de kralen en spiegeltjes, waarmee hij tol wilde betalen aan de stamhoofden. Het eerste deel van de reis werd afwisselend per trein, boot, kameel en te voet afgelegd. Na een eerste stop van een maand in de Soedanese hoofdstad, Khartoem, vervolgde hij zijn tocht in de richting van Fadasi. Na maanden van ontberingen bereikte Schuver op 12 juni 1881 het marktplaatsje. Hier hield de Turks-Egyptische heerschappij over Soedan op en bevond hij zich in een regio die nog niet eerder door Europeanen was verkend. In het Oromogebied even ten zuiden van Fadasi, noteerde hij opgetogen in zijn dagboek: 'Omdat ik het genoegen heb om als eerste Fadasi te passeren en drie nieuwe wegen in de binnenlanden heb ontdekt schrijf ik deze kleine veroveringen op voordat anderen hier aanspraak op kunnen maken'. Schuvers euforische stemming mocht niet lang duren. Door het verraderlijke klimaat stierf een van zijn trouwe bedienden, een aantal van zijn dieren en werd hij zelf ernstig ziek.

Nog amper hersteld reisde Schuver verder door het Oromogebied. Daar ontmoette hij na een paar dagen koning Bula van de Gall-stam, die heerste over het westelijk Leqa Oromo. In deze potentaat vond Schuver - die zichzelf presenteerde als de 'ambassadeur van Frankenstan' - een geduchte tegenspeler. De Amsterdamse koopmanszoon probeerde Bula over te halen om een handelsroute van Europese waren te openen. Maar de koning, die op voet van oorlog verkeerde met de naburige Oromo-volken, had slechts oog voor de wapens van zijn gast. Schuver reisde met een opmerkelijke hoeveelheid wapens door Afrika. In zijn bagage had hij zo'n dertig jachtgeweren, karabijnen en voorladers, en zijn dragers gingen gebukt onder honderden kilo's kogellood, hagel en Engels buskruit. Van dit alles weigerde hij - naar eigen zeggen uit vredelievende bedoelingen - iets af te staan. Dit kwam de verstandhouding tussen beide mannen niet ten goede, en om zijn leven te redden moest Schuver als een dief in de nacht vertrekken.

Schuver vervolgde zijn reis door de heuvelachtige Barovallei, ten zuiden van Gobo, waar een groot meer zou moeten liggen dat al wel op de kaart stond, maar dat nog geen Europeaan had gezien. Na dagen van klimmen meende hij een glimp van het Baromeer te zien. Ter plekke herdoopte hij het water in 'Haarlemmermeer' om, zoals hij in zijn dagboek schreef, 'een naam op de wereldkaart terug te roepen, die op de kaart van mijn vaderland voorkwam totdat de vlijt en volharding mijner landgenoten hem deed verdwijnen'. Dit nieuwe Haarlemmermeer verscheen op de door Schuver zelf bijgewerkte kaart van dit gebied, maar het was geen lang bestaan vergund. Achteraf bleek de watervlakte niets meer dan een periodieke overstroming van de rivier de Sobat, die door de Borovallei stroomt.

Schuver wilde een serieuze bijdrage leveren aan het wetenschappelijk etnografisch en geografisch onderzoek van zijn tijd. Tijdens zijn reizen verzamelde hij etnografische objecten, beschreef hij nauwgezet de gewoonten en gebruiken van de volken die hij tegenkwam en stelde hij van verschillende talen woordenlijsten samen. Schuvers werk werd door tijdgenoten geapprecieerd. Zijn eerste mededelingen verschenen nog tijdens zijn leven in verschillende buitenlandse bladen, zoals het toonaangevende Duitse tijdschrift Petermanns Mitteilungen . Ook in Nederland ondervond hij erkenning. In 1882 kreeg hij van het Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap een corresponderend lidmaatschap aangeboden.

Schuvers ambitie om tot de Oost-Afrikaanse kust door te dringen bleek niet realistisch. Na veel omzwervingen keerde hij terug naar Fadasi, waar hij een huis had. Eind 1882 maakte hij van hieruit nog enkele korte tochten naar Gomasha, Kirin en de Komagebieden. Maar door het leegroven van deze gewesten door het Turks-Egyptische bewind was Schuvers positie hier onhoudbaar. Overal zag de plaatselijke bevolking hem aan voor een 'Turkse spion', zodat hij noodgedwongen naar Khartoem moest terugkeren. Vastbesloten om zijn tocht voort te zetten koos hij, na een verblijf van zeven maanden in de Soedanese hoofdstad, voor een alternatieve route langs de Witte Nijl. Na een bootreis vol tegenslagen kwam Schuver begin augustus 1883 aan in het dorpje Meshra el-Rek. Hier belandde hij midden in een oproer van de Dinka-stam tegen de lokale bevelhebber. Na langdurig onderhandelen met de opstandelingen gaven dezen hem uiteindelijk toestemming van boord te gaan en over land verder te trekken. De sfeer was grimmig, en in een brief aan zijn oom schreef hij het gevaar te onderkennen: 'Zij dit mijn laatste woord, - geloof niet dat de eerzucht om een naam te maken mij naar mijn noodlot heenstuurde, - iets veel diepers, dat ik niet schrijven mag, iets edelers was mijn drijfveer'. Het zouden inderdaad zijn laatste geschreven woorden zijn.

Onder Nederlandse vlag trok Schuver met een klein gevolg op 17 augustus de binnenlanden in. Nadat hij vijf dagen later in het Dinkadorp Tek was aangekomen, ontstond daar een handgemeen, toen een inwoner hem zijn geweer afnam. Een Dinkastrijder stak daarop de 31-jarige ontdekkingsreiziger met zijn speer dood. Schuvers lichaam werd niet teruggevonden, en nadat een van zijn gevluchte bedienden zijn dood had gemeld, volgden er allerlei speculaties. Sommigen geloofden niet dat hij door een Dinka was gedood. Nog tientallen jaren later werd er in het gehele Galla-gebied met respect over hem gesproken. Door de indruk die hij met zijn honden had gemaakt, leefde Schuver hier voort als de 'Vader der Honden'. Pas begin 1884 bereikte het tragische nieuws Europa.

A: De objecten die Schuver verzamelde en zijn dagboeken berusten in het Rijksmuseum voor Volkenkunde te Leiden.

P: 'Reisen im oberen Nilgebiet. Erlebnisse und Beobachtungen auf der Wasserscheide zwischen Blauem und Weissem Nil und in den ägyptisch-abessinischen Grenzländern 1881 und 1882', in Ergänzungsheft 72 bij Dr. A. Petermanns Mitteilungen aus Justus Perthes' geographischer Anstalt (Gotha 1883); 'Nijlreizen. Schetsen van Juan Marie Schuver', in Tijdschrift van het Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap , serie 2, I (1884), afd. Verslagen en Aardrijkskundige Mededeelingen, 119-134; Juan Maria Schuver's travels in North East Africa, 1880-1883 . Onder red. van W. James [e.a.] (Londen 1996).

L: C.M. Kan, 'De reizen van Juan Maria Schuver in het gebied van den Blauwen Nijl', in Tijdschrift van het Aardrijkskundig Genootschap 7 (1883) 80-101; P.J. Veth, 'Juan Maria Schuver', in Eigen Haard (1884) 394-398, 409-411; Jolanda Geerse, Op ontdekkingsreis in Afrika. Uit het dagboek van Juan Maria Schuver (1852-1883) (Leiden 1997).

I: Juan Maria Schuver's travels in North East Africa, 1880-1883 . Onder ed. van W. James [e.a.] (Londen 1996) tegenover titelpagina [Schuver in 1877].

Jolanda Geerse


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013