Büch, Boudewijn Maria Ignatius (1948-2002)

 
English | Nederlands

BÜCH, Boudewijn Maria Ignatius (1948-2002)

Büch, Boudewijn Maria Ignatius, (wijziging geslachtsnaam bij beschikking van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage op 26-7-1956 in Buch), schrijver, publicist en omroepmedewerker ('s-Gravenhage 14-12-1948 - Amsterdam 23-11-2002). Zoon van Marinus Renirus Büch (wijziging geslachtsnaam bij beschikking van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage op 26-7-1956 in Buch), gemeenteambtenaar, en Alida Johanna Elfers.

afbeelding van Büch, Boudewijn Maria Ignatius

Boudewijn Büch groeide op als de derde van zes zoons in een rooms-katholiek gezin in Wassenaar. Hoewel de achternaam Büch in 1956 officieel werd gewijzigd in Buch, zou Boudewijn zijn gehele leven de umlaut blijven voeren. Na de katholieke lagere school Sint Willibrordus in Wassenaar bezocht hij vanaf 1961 de HBS op het RK Lyceum St. Bonaventura in Leiden. In de schoolkrant De Vonk publiceerde hij in 1964 het gedicht 'Leven', en onder het pseudoniem 'boudy' zouden nog meer verzen volgen. Als hoofdredacteur zorgde Boudewijn ervoor dat het blaadje minder schools en volgzaam werd en een aantrekkelijker uiterlijk kreeg. Verder speelde hij ook in het schooltoneel.

Al sinds 1963 woonde Boudewijns vader niet meer bij zijn gezin in Wassenaar, en twee jaar later werd de scheiding tussen zijn ouders officieel. Terzelfder tijd verliet Boudewijn het 'Bona', mogelijk zou hij voor de tweede keer blijven zitten, maar er doen ook verhalen de ronde dat hij na onenigheid is weggestuurd. Van 1966 tot 1968 bezocht hij de Karel Doorman MULO in Wassenaar, een school die hij vermoedelijk wel met het einddiploma verliet. Intussen bleef Büch publiceren. Dat Büch het schrijven al vroeg serieus nam blijkt wel uit het feit dat hij veel van zijn jeugdwerk dateerde en signeerde.

In de zomer van 1968 verhuisde de inmiddels twintigjarige Büch naar Leiden, waar hij op verschillende adressen woonde; in 1972 enkele maanden in de 'cultuurpolitieke leefgemeenschap' 'De Bange Duivel'. In deze jaren volgde hij verschillende colleges aan de universiteit, gezien zijn vooropleiding vermoedelijk als toehoorder. Hij was toen actief bij de Federatie Studenten Werkgroepen Homoseksualiteit en publiceerde in hun blad Proefding. Büchs belangrijkste activiteit aan de universiteit was echter zijn medewerking aan het weekblad Mare. Vanaf het eerste nummer in augustus 1977 tot oktober 1981 was hij medewerker van dit Leidse universiteitsblad. In Mare schreef Büch verschillende columns, artikelen en series. Om in zijn onderhoud te voorzien, en vooral ook om zijn verzameling boeken te kunnen betalen, werkte hij bij het warenhuis Vroom & Dreesmann.

In 1974 zocht Büch contact met Harry G.M. Prick, conservator in het Letterkundig Museum in Den Haag, waarschijnlijk met als doel toegang te krijgen tot een wetenschappelijke wereld waar hij bij wilde horen. Zo onderhield Büch ook vriendschappelijke banden met hoogleraren Ernst Braches en Jan Kamerbeek jr. Met Prick deelde hij vele interesses - onder andere die voor Johann Wolfgang von Goethe - en jarenlang zouden zij goed bevriend zijn. Gestimuleerd door Prick publiceerde Büch zijn gedichten: in november 1975 verscheen in het literaire tijdschrift Maatstaf een voorpublicatie van de bundel Nogal droevige liedjes voor de kleine Gijs (1976). Hierna volgden de bundels elkaar snel op: De taal als blauw in 1977 en De sonnetten in 1978. Daarnaast verschenen er bibliofiele uitgaven van zijn gedichten, zoals de bundel Nohant (1979). In Büchs melancholische verzen hebben woorden meer dan één betekenis. 'Taal' staat ook voor 'leven' en 'gedicht', en 'dood' betekent vaak ook 'afscheid' of het einde van een verliefdheid. De critici herkenden de door Büch bewonderde Gerrit Achterberg in zijn poëzie. Opvallend waren ook de homoseksuele en pedofiele verwijzingen.

In de jaren zeventig was Büch langzamerhand voor steeds meer kranten en tijdschriften gaan schrijven, zoals Bulkboek, Bzzlletin, De Gids, Hollands Diep, Maatstaf, Mare, De Negentiende Eeuw, NRC Handelsblad, Oor, Tirade en Vrij Nederland. Vanaf 1980 zou hij ook meewerken aan de Volkskrant en Het Parool. Dit alles leverde echter niet voldoende inkomsten op om zijn verzameldrift te kunnen bekostigen, en in 1978 werd hij failliet verklaard. Een jaar later verruilde hij Leiden voor Amsterdam, waar hij tot aan zijn dood op verschillende adressen aan de Keizersgracht zou wonen. In 1985 zou het faillissement worden opgeheven.

Niet alleen de schrijvende journalistiek trok Büch; in de jaren tachtig begon hij ook als radio- en televisiemaker. Met Hans Maarten van den Brink maakte hij in 1980 voor de KRO het radioprogramma over popmuziek Walhalla. Van 1982 tot 1984 had hij een boekenrubriek in het televisieprogramma De Verbeelding van de VARA. Bij de VPRO maakte hij tussen 1984 en 1986 voor het radioprogramma Boeken reportages over uiteenlopende onderwerpen.

De dichter Büch was langzamerhand een bekende Nederlander geworden, die bekend stond om zijn harde oordelen over schrijvers. Er werd dan ook uitgekeken naar zijn prozadebuut De blauwe salon (1981). Het boek werd wisselend ontvangen: critici hekelden de 19de-eeuwse stijl. Men ging ervan uit dat het boek autobiografisch was, en Büch voedde die aanname met uitspraken in interviews. De problematische vader-zoonrelatie in de roman zou op waarheid berusten, evenals het verblijf van de hoofdpersoon in een psychiatrische inrichting.

De mystificatie werd een constante in het leven van Büch. Zijn romans werden als een beschrijving van de waarheid gezien, en hij bevestigde dat. Maar hij deed wisselende uitspraken; eerder gedane verklaringen werden door hemzelf weer ontkracht. Büch ging een stap verder dan een schrijver die in zijn werk en interviews speelt met werkelijkheid en fictie. Ook intimi raakten verstrikt in zijn voorstelling van de werkelijkheid. Voor sommigen was dat geen probleem; zij zagen zijn fantasieën als een eigenschap die bij de verhalenverteller Büch hoorde, maar anderen raakten wel degelijk gekwetst en voelden zich voorgelogen. Het briefhoofd dat Büch in zijn Leidse periode voerde: 'Drs. drs. Boudewijn Maria Ignatius Büch M.L.S., ISDD, c.m. psychofarmacohistoricus', liet al veel vermeende verdiensten en lidmaatschappen zien. Ook werd openlijk getwijfeld aan zijn pedofiele gevoelens en zelfs aan zijn homoseksualiteit.

De grootste twijfel bestond er echter over het bestaan van Büchs zoon. De in 1970 geboren Boudewijn Iskander - kind van een getrouwde vriendin - zou door hem zijn verwekt. Büch hield de verschillende kringen waarin hij verkeerde strikt gescheiden, maar vrienden ontmoetten hem met het blonde jongetje. In 1976 liet hij zijn omgeving weten dat zijn zoontje ernstig ziek was; een paar dagen later overleed het. Deze gebeurtenis vormde in 1982 de basis van het boek Een kleine blonde dood en drie jaar later van De kleine blonde dood, Büchs grootste bestseller, die in 1993 door regisseur Jean van de Velde zou worden verfilmd. Na de boeken en de film werd er publiekelijk getwijfeld aan de waarheid van het verhaal. Büch heeft hierover wisselende uitspraken gedaan, van harde bevestiging tot het twijfel zaaiende citaat van Willem de Mérode als motto in De kleine blonde dood: 'Ik ben geen vader, en ik héb geen zoon. Niets dan een sage is zijn zacht bestaan'. Tot na Büchs overlijden, toen de levende zoon van de desbetreffende vrouw werd opgespoord, bleef het verhaal de gemoederen bezig houden.

De semi-autobiografische onderwerpen van het gestaag groeiende oeuvre van Büch - geschreven in een veel toegankelijker stijl dan zijn prozadebuut - nodigden uit tot het trekken van vergelijkingen met de werkelijkheid. Zo stond een kinderrusthuis model voor de psychiatrische inrichting uit De blauwe salon en Het dolhuis (1987), en in De hel (1990) werd een middelbare school geportretteerd. Met Eerstejaars (1985) beschreef Büch zijn verhuizing als student van Wassenaar naar Leiden, terwijl de in het hilarische Links! (1986) beschreven maoïstische woongroep Büchs tijd bij de 'De Bange Duivel' in herinnering roept. De rekening (1989) beschrijft het persoonlijk faillissement van de hoofdpersoon.

Terugkerende thema's in zowel de poëzie als het proza van Büch zijn de vader-zoonrelatie, de dood, eilanden en Goethe, thema's waarover hij zich ook in autobiografische zin uitliet. In 1981 verscheen de essaybundel Eilanden, waaraan een artikelenserie uit de Volkskrant ten grondslag lag. Naast zijn poëzie en proza zou Büch tot het eind van zijn leven ook non-fictie publiceren over de uiteenlopende onderwerpen die thematisch in zijn literaire werk voorkomen en waarover hij artikelen schreef en televisieprogramma's maakte.

In oktober 1984 kreeg Büch bij de VARA zijn eigen televisieprogramma, Büch's Boeken, dat vanaf 1985 tot 1988 onder de naam Büch werd uitgezonden. De serieuze literatuurkritiek had geen goed woord over voor de populaire, speelse, ophemelende of vernietigende manier waarop hij boeken - soms zelfs verkleed - in beeld bracht. Büch en 'het literaire wereldje' kwamen steeds verder van elkaar af te staan. Hij nam er halverwege de jaren tachtig publiekelijk afstand van door te stoppen met zijn werk als recensent en nagenoeg al zijn Nederlandse literatuur te verkopen. In Het Parool (1-11-1985) verklaarde hij dat hij door de kritiek afzag van zijn openbaar dichterschap; zijn poëzie zou alleen nog bibliofiel verschijnen. Zes jaar later hekelde hij juist de handel die er in zijn bibliofiele werk ontstaan was.

Vanaf augustus 1988 maakte Büch dertien jaar lang voor de VARA het televisieprogramma De wereld van Boudewijn Büch, waarin niet meer alleen de literatuur, maar ook al zijn andere fascinaties aan bod kwamen. Het bleek een gouden formule: Büch op pad, geregistreerd door camera en microfoon, als een wandelende encyclopedie verhalen vertellend met een ontwapenend enthousiasme. Op deze manier wist hij een breed publiek te boeien met zowel toegankelijke onderwerpen als popmuziek, eilanden en de uitgestorven dodo als met zwaardere onderwerpen als Goethe, de Franse dichter Arthur Rimbaud, de Duitse keizer Wilhelm II of bibliofilie.

Veel meer dan een gewone presentator was Büch ook zelf het onderwerp van zijn programma. Zo kreeg men in een uitzending over Goethe niet alleen veel feitjes over de Duitse literator te horen, maar zag men de presentator ook zijn privé-verzameling aanvullen met beelden en boeken. Tevens werd de kijker deelgenoot gemaakt van Büchs emoties bij het kussen van het dodenmasker en het aanraken van de grafkist van zijn held. Wel bleef hij met het vertellen van eindeloze reeksen feiten aan de oppervlakte van zijn onderwerpen. Büch was meer geïnteresseerd in feiten, eigenaardigheden en anekdotes rond boeken en schrijvers dan in het letterkundig werk zelf. Zijn fans, verenigd in het genootschap The Blue Poet Society (1998) en het gezelschap Büchmania (2002), volgden hem hierin. Zij bewonderden hem op televisie en namen zijn interesses over. Büchs literaire werk is echter zelden onderwerp van de uitgaven of de bijeenkomsten van deze verenigingen.

Van 1995 tot 1999 en opnieuw in 2002 stond Büch geregeld in het theater met shows die vooral hemzelf als onderwerp hadden, met titels als: Een avondje televisie (1997/1998), Hoe word ik schrijver? Een cursus (1998/1999) en Boudewijn Büch op reis. Een diavoorstelling zonder dia's (2002). Büch beklaagde zich er vaak over dat hij overal, tot in de meest afgelegen streken van de wereld, werd herkend. Dat was de prijs die hij moest betalen voor zijn alomtegenwoordigheid. Hij verscheen niet alleen in zijn eigen programma op televisie, maar werd ook vaak geïnterviewd, hij was te gast in spelletjesprogramma's en verscheen in reclamespotjes voor het rijstmerk 'Lassie'. Büch was wekelijks te horen in verschillende radioprogramma's - De tafel van Pam, Ophef en vertier en Weekendcafé - , en hij schreef in een onafzienbare rij kranten en tijdschriften; van Viva en VARA-magazine, Penthouse en PC Consument tot de Nieuwe Revue en NRC Handelsblad. Tot aan zijn plotselinge overlijden was hij bovendien een wekelijkse gast in het RTL-televisieprogramma Barend & Van Dorp, waar hij met witte handschoentjes aan enthousiast vertelde over bijzondere voorwerpen uit zijn omvangrijke verzamelingen. Büch was over exclusieve objecten even enthousiast als over parafernalia; als hij iets verzamelde dan wilde hij ook alles van dat onderwerp hebben. Voor hem stond de zanger Mick Jagger van de popgroep 'The Rolling Stones' op dezelfde hoogte als Goethe.

In 1998 hield Büch op verzoek van de uitgever een dagboek bij, dat als Een boekenkast op reis. Persoonlijke kroniek 1998 in de reeks 'Privé Domein' van De Arbeiderspers verscheen. Hierin maakte hij de lezer deelgenoot van zijn drukke, maar eenzame bestaan als televisiemaker, columnist en verzamelaar. En uiteraard speelde hij in dit dagboek weer een spel met de werkelijkheid. Op 31 december schreef hij: 'En hier komen de laatste regels van dit dagboek waar ik ambivalent tegenover sta. Ik ben in dit gedrukte werk niet zoals ik wil zijn, zoals ik ben en zoals ik zou moeten zijn. Ik heb mezelf ergens verborgen, maar ik weet langzamerhand zelf niet meer waar precies'. Misschien gold dit ook voor zijn gehele leven.

Büch stierf op bijna 54-jarige leeftijd aan een hartstilstand, in een van de bibliotheken in zijn huis, dat meer een museum dan een thuis was. Na zijn overlijden bleek eens te meer hoe populair hij was bij het brede publiek. Het televisieprogramma Barend & Van Dorp ontving honderden e-mails, en bij de afscheidsplechtigheid in het West-Indisch huis in Amsterdam benutten velen de kans om een boodschap achter te laten. Büch wilde niet dat zijn huis na zijn dood een museum zou worden en zelfs niet dat zijn verzameling bij elkaar zou blijven. Zijn nalatenschap werd daarom deels overgebracht naar musea en deels geveild.

Boudewijn Büch bezat het vermogen om in zijn televisieprogramma's 'geleerde' onderwerpen als Goethe, James Cook of bibliofilie voor een breed publiek even toegankelijk te maken als popmuziek of exotische eilanden. Zijn grote kracht lag in zijn aanstekelijke enthousiasme en in het gemak waarmee hij over alles een verhaal kon vertellen. Door dit talent werd Büch een bekende Nederlander en verdiende hij zoveel geld dat hij zijn verlangens kon verwezenlijken. Of hij hiermee zelf tevreden was, kan worden betwijfeld. Vermoedelijk sloeg hij literaire en wetenschappelijke erkenning hoger aan.

A: Het literaire archief van Boudewijn Büch en persdocumentatie in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage. Een selectie uit Büchs verzamelingen in Teylers Museum te Haarlem.

P: Een primaire bibliografie (in opbouw) op de website van het Boudewijn Büch Museum: http://www.boudewijnbuchmuseum.nl/BB/indexboeken.html [6-3-2008] en op de website De wereld van Boudewijn Büch: http://www.boudewijnbuch.net/ [6-3-2008]. Een onvolledig overzicht van (on)uitgegeven werk - typoscripten, boeken en artikelen - , van secundaire literatuur en van televisieoptredens in: Frans Mouws, Boudewijn Maria Ignatius Büch. Een overzicht van zijn werk (Soesterberg 2003).

L: Interview door Ingrid Hoogervorst met Patrick Buch, in De Telegraaf, 9-12-1995; Govert Boterblom, Dossier: Boudewijn Büch (Arnhem 1997); Gerrit Komrij, Demonen. Autobiografische verhalen (Amsterdam 2003) 138-142; Rudie Kagie, Boudewijn Büch. Verslag van een mystificatie (Amsterdam 2004); Frans Mouws, Weg uit Wassenaar. Een tocht door het leven van Boudewijn Büch (Soesterberg 2004); Hans Maarten van den Brink, 'Oog om oog', in Vrij Nederland, 13-3-2004; Theodor Holman, De taal heeft het laatste woord. Het mysterie Boudewijn Büch (Amsterdam 2004); Patrick M.A. Buch [e.a], Büch boek. Liber amicorum (Leiden 2004); Treasures of a world traveler. The Boudewijn Büch Collection [Veilingcatalogus Sotheby's] (Amsterdam 2004); Bibliotheca didina et pinguina. The library of Boudewijn Büch [Veilingcatalogus Bubb Kuyper] (3 dln.; Haarlem 2004-2005); Bert Sliggers, Herkomst: Boudewijn Büch (Amsterdam 2005); Harry G.M. Prick, Een andere Boudewijn Büch. Terugblik op een vriendschap (Soesterberg 2005); De fascinaties van Boudewijn Büch. Samengest. door Marsha Keja ('s-Gravenhage 2006); Menno Voskuil, Pakhuis Büch. Over de fascinaties van Boudewijn Büch (Amsterdam 2006). Een thematische selectie uit televisieprogramma's die Büch voor de VARA maakte, werd door Ulrike Mischke samengebracht in een driedelige DVD-box met de titel De fascinerende wereld van Boudewijn Büch (2004-2005). Op 25 november 2002 zond de VARA het televisieprogramma Herinneringen aan Boudewijn Büch uit, dat is te zien op de website van de VARA: http://omroep.vara.nl/Buech.2904.0.html [20-3-2008]. Op 19 maart 2008 zond de VARA de televisiedocumentaire Boudewijn Büch: de dichter, de dodo en het demasqué van Coen Verbraak uit, die is te zien op de website van de VARA: http://omroep.vara.nl/Buech.2904.0.html [4-4-2008].

I: ANP Historisch Fotoarchief, beeldnummer 50390 [Büch in november 1984].

Marsha Keja


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6
Laatst gewijzigd op 09-09-2019