Mulder, Anne Henriette (1906-2001)

 
English | Nederlands

MULDER, Anne Henriette (1906-2001)

Mulder, Anne Henriette, publiciste en omroepmedewerkster (Loosduinen 25-5-1906 - Amsterdam, 16-8-2001). Dochter van Henri Mulder, huisarts, en Anna Chits. Gehuwd op 22-5-1946 met Evert Rees (1904-1986), musicus en pianoleraar. Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren.

afbeelding van Mulder, Anne Henriette

Anne Mulder groeide samen met haar twee jaar oudere en ziekelijke broer Pierre op in een huisartsengezin. In mei 1911 verhuisde de familie naar Den Haag, waar vader Mulder een nieuwe praktijk begon. Cultuur nam in het ouderlijk huis een belangrijke plaats in. Aangezien zowel haar vader als haar joodse moeder lid waren van de Waalse Kerk, leerde Anne goed Frans spreken. Ook had de familie goede contacten in Haagse en Amsterdamse kunstkringen. Zo kwam dirigent Willem Mengelberg bij hen thuis, terwijl Anne zelf wel eens op bezoek ging bij de schilder Jan Toorop. Zij kreeg pianoles en schreef op school al graag opstellen. Behalve voor beeldende kunst en muziek was er aandacht voor literatuur en poëzie, en ook maakte de familie buitenlandse reizen.

Vader Mulder wilde dat Anne eveneens arts zou worden. Daarom volgde zij de Derde HBS met vijfjarige cursus in Den Haag. Na haar eindexamen, in 1925, besloot zij toch Nederlands te studeren. Dat vereiste twee jaar privé-studie om zich voor te bereiden op het staatsexamen Grieks en Latijn. In die periode begon zij voordrachten te houden over poëzie en romans en artikelen te publiceren over reizen, literatuur en modegeschiedenis, onder andere in De Amsterdamsche Dameskroniek.

Eind september 1927 liet Mulder zich inschrijven voor de studie Nederlands aan de Rijksuniversiteit te Leiden, onder anderen bij professor Albert Verwey. Als bijvakken volgde zij musicologie en kunstgeschiedenis. Hoewel lid van de Vereeniging van Vrouwelijke Studenten te Leiden nam zij als spoorstudente niet echt deel aan het studentenleven. Naast haar studie bleef zij publiceren. In 1933 schreef zij bijvoorbeeld een serie over mode en vakantie voor het dagblad De Telegraaf en in datzelfde jaar ook historische artikelen voor onder meer De Haagsche Vrouwenkroniek. Eveneens in 1933 verscheen Pierre, een persoonlijk boekje in beperkte oplage met gedachten over haar kort tevoren overleden broer.

Na haar afstuderen op 1 april 1936 voelde Mulder er niets voor lerares te worden. Zij besloot daarom van haar nevenactiviteiten als publiciste en spreekster haar beroep te maken. Mulder sprak makkelijk en had snel contact met het publiek. Zij gaf veel lezingen over literatuur, bijvoorbeeld voor de Haagse afdelingen van de Vereeniging voor Wijsbegeerte en de Theosofische Vereeniging en voor de Nederlandsche Vrouwenclub in Amsterdam. Later verzorgde zij ook voordrachten voor volksuniversiteiten en kunstkringen en in boekhandels. Vanaf 1936 hield zij, op uitnodiging van de voorzitster van de VPRO, Nicolette Bruining, radiocauserieën over cultuurhistorische onderwerpen. Hiermee kreeg zij bij een breed publiek bekendheid als spreekster.

In oktober 1938 verliet Mulder het ouderlijk huis in Den Haag, 'de stad waar ik uitgesproken niet van houd', zoals ze eens schreef ( Singel 262 (1950) 62). Zij verhuisde naar Amsterdam, waar ze op kamers ging wonen aan de Weteringschans. Mulder had hier door haar werk al veel kennissen en contacten. In opdracht van de Amsterdamse uitgeverij 'Kosmos' schreef zij in 1938, ter gelegenheid van het veertigjarig jubileum van koningin Wilhelmina, Geschiedenis van Oranje, doorluchtig verteld. Het is een populair-historisch boek, waarin Mulder - zoals ze later zei - binnen 'het stalen geraamte van gecontroleerde feiten' schreef uit haar fantasie, 'die voor mij nog altijd de hóógste werkelijkheid is' (Singel 262 (1957) 64). Vanwege het succes van Geschiedenis van Oranje kreeg zij van uitgever Emanuel Querido het verzoek een in opzet vijfdelige serie te schrijven over 'Zeven eeuwen Nederlandsche levenskunst. De geschiedenis van het dagelijks leven'.

Het eerste deel van deze serie, In Holland staat een huis, over de middeleeuwen vanaf 1200, verscheen eind 1940 en deel twee, Tusschen Keulen en Parijs over het Bourgondische tijdvak, kwam in 1942 uit. Op originele wijze en in een populaire stijl vertelt Mulder hierin over het leven van alledag in kastelen en kloosters, in de burgerhuizen en werkplaatsen. Jaartallen worden opnieuw nauwelijks genoemd, wel eigentijdse liedjes en rijmpjes, verhalen over koningen, schilders en schrijvers, burgers en ambachtslieden. Evenals in Geschiedenis van Oranje documenteerde zij zich grondig, maar opnieuw nam ze bewust geen bronvermelding en literatuuropgave op. De recensenten en de lezers ontvingen de boeken lovend, en de serie zou vele herdrukken beleven.

In 1941 betrok Mulder aan de Nieuwezijds Voorburgwal in Amsterdam een grote, artistiek ingerichte etage boven kantoren, waar zij veel vrijheid genoot. Zij kon er 's nachts pianospelen, vrienden ontvangen en clandestiene lezingen houden. Er was ruimte voor de opslag van illegale kranten, boeken en bonkaarten. Ook hielden zich hier onderduikers schuil, onder wie haar joodse moeder, de musicus Eef Rees, die weigerde in Duitsland op te treden, en tijdelijk een Britse piloot. Mulder was fel anti-nazi. Zo veroordeelde zij, schrijvend over de middeleeuwse heksenjacht in haar rubriek in het VPRO-programmablad Vrije Geluiden (13-12-1941), impliciet in de scherpst mogelijke bewoordingen de jodenvervolging. Het mag daarbij een wonder heten dat dit artikel door de censuur over het hoofd werd gezien. Kort daarna kwam er, door de opheffing van de VPRO in september 1941 en van Vrije Geluiden in december van dat jaar, een einde aan haar werk voor de omroep. Aangezien Mulder doorging voor 'wetenschappelijk' publiciste, hoefde zij geen lid te worden van de Kultuurkamer. Tijdens de bezetting werd er echter steeds minder uitgegeven en tijdschriften hielden op te verschijnen, zodat er op den duur weinig werk voor haar over bleef. Vanaf 1943 ontving zij daarom, via haar vriendin de schrijfster Henriëtte van Eyk, een financiële bijdrage van de Centrale Kunstenaars Commissie.

In 1946 trouwde Anne Mulder met Eef Rees. Na de bevrijding bleef zij - mede uit financiële noodzaak - lezingen geven en publiceren. In de loop der jaren waren dat honderden artikelen over culturele en historische onderwerpen in onder meer Vrije Geluiden, Algemeen Handelsblad, Elseviers Weekblad, Elegance, De Baanbreker en De Wereldkroniek. Zij recenseerde boeken, tentoonstellingen en muziekuitvoeringen, hield interviews met bekende Nederlanders en schreef reportages over uiteenlopende onderwerpen. Bovendien stelde zij tientallen jubileumboekjes en brochures samen. In 1954 en 1957 had zij zitting in de jury voor de prijs van de Stichting Kunstenaarsverzet 1942-1945.

In 1947 verscheen het derde deel van de 'Levenskunst'-reeks, getiteld Amsterdam, die groote stad, over de Gouden Eeuw. Een jaar later kreeg Mulder de opdracht om het (eerste) Boekenweekgeschenk voor de jeugd te schrijven. Dat werd Logarithmen en rozen, een speels geschreven boekje over literatuur en schrijvers en bestemd voor middelbare scholieren. Het was een van haar weinige boeken waarop vooral uit literaire hoek kritiek kwam. Zij werd er onaangenaam door getroffen en weet die kritiek aan jaloezie.

Vanaf januari 1948 was Mulder weer op VPRO-radio te beluisteren. In haar rubriek Passe-Partout vertelde zij iedere week op zaterdagavond - en later op zondagochtend - in tien tot vijftien minuten aan haar 'toehoorders' over culturele en historische wetenswaardigheden als tentoonstellingen, boeken, muziekuitvoeringen en reizen. In deze naoorlogse jaren van wederopbouw, schaarste en beperkte uitgaansmogelijkheden bestond er bij de luisteraars veel behoefte aan dit soort informatie. Mulders programma genoot dan ook grote populariteit. Vanwege haar markante radio-optreden werd zij wel de 'stem van de VPRO' genoemd. Van 1951 tot 1953 was Mulder tevens te horen bij de Wereldomroep, waar zij - aanvankelijk maandelijks en later wekelijks - de Rubriek voor de vrouw verzorgde.

Mulders vele en veelzijdige werkzaamheden zijn des te opmerkelijker omdat het meer dan eens gebeurde dat zij verzoeken om artikelen of lezingen vaak onbeantwoord liet, waarvan ze dan achteraf weer spijt had. Op brieven van lezers reageerde zij zelden, hoewel zij ze wel bewaarde. Mulder leverde haar kopij vrijwel altijd te laat in en verstopte zich voor uitgevers en drukkers. Zij had het te druk of had gewoon geen zin post te beantwoorden of dingen af te maken. Het langverwachte vierde deel van de 'Levenskunst'-serie, Dansons la Carmagnole. Fransche caprices en Fransche soldaten, publiceerde zij bijvoorbeeld pas in 1952. Aan deel vijf over de 19de eeuw zou zij - ondanks aandringen van uitgever Querido - niet meer toekomen. Om die reden noemde zij, nadat ze in 1949 op 42-jarige leeftijd moeder was geworden, haar zoon Jose 'het mooiste en liefste wat ik heb gemaakt' en 'het enige werk dat ik op tijd heb afgeleverd' ( Singel 262 (1950) 64).

Als gevolg van een behoefte aan vernieuwing in de omroepwereld werd Mulders wekelijkse radiorubriek in oktober 1961 beëindigd. Uit financiële noodzaak aanvaardde de inmiddels 55-jarige Mulder toen een baan als lerares Nederlands aan het Christelijk Lyceum in Amsterdam en aan de Rijkskweekschool in Alkmaar. Zij vond het lesgeven leuk, maar erg zwaar. Daarnaast bleef Mulder als publiciste actief. Zo werkte zij van 1961 tot en met 1966 mee aan de vrouwenpagina van journaliste Wim Hora Adema in Het Parool. In de tweewekelijkse rubriek 'Achter de rug van de suppoost' schreef zij hier over exposities.

In 1971 ging Mulder als lerares met pensioen, maar zij bleef in het hele land lezingen geven. Van 1973 tot 1976 werkte zij mee aan het wekelijkse radioprogramma De artistieke staalkaart van de VARA. Aan het eind van haar leven begon ze met het opschrijven van haar oorlogsherinneringen, maar die zouden onuitgegeven blijven. In 1986 werd zij weduwe. Tot op hoge leeftijd was Mulder helder van geest, nieuwsgierig, humoristisch en vol belangstelling voor haar bezoekers. Sinds 1996 woonde zij in Amsterdam in bij haar zoon Jose en zijn gezin.

Hoewel Anne Mulder zich erop liet voorstaan een 'gewone mevrouw' te zijn, stond zij graag in de belangstelling. Zij genoot dan ook van de status van bekende Nederlander, die zij vanaf de jaren veertig tot het begin van de jaren zeventig bezat. Behalve van haar radio-optredens en geschriften kende men haar uit de vele interviews in dag- en weekbladen en als lid van de Amsterdamse literaire wereld. 'Dra. Anne H. Mulder', zoals zij haar publicaties steeds ondertekende, was zowel journaliste, historica als schrijfster. De betekenis van haar werk ligt vooral op cultuurhistorisch vlak, in de wijze waarop zij in woord en geschrift de kennis omtrent kunst en geschiedenis voor een breed publiek toegankelijk en aantrekkelijk wist te maken.

A: Persoonlijk archief van Anne H. Mulder in familiebezit. Collectie- Anne H. Mulder en persdocumentatie in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage.

P: Behalve de in de tekst genoemde publicaties: o.a. 'Anne H. Mulder', in Singel 262. Tweeëntwintig biografieën (Amsterdam 1950) 61-64; 'Autrefois', in Singel 262. Eenentwintig jeugdindrukken (Amsterdam 1955) 48-51; 'Daar zat hij dan', in Singel 262. Zeventien auteursgeheimen (Amsterdam 1957) 62-68; Een ruiker camelia's geplukt in het Parijs van de romantiek [Roman] (Amsterdam 1955). 'Het dagelijks leven', in Onderdrukking en verzet. Nederland in oorlogstijd. Onder red. van J.J. van Bolhuis [e.a.]. IV (Arnhem [etc.] [1954]) 649-671. Een aantal teksten uit haar VPRO-radiorubriek werd gebundeld onder de titel Passepartout (Amsterdam 1951). Een vrijwel volledige bibliografie van Mulder in de onder L genoemde doctoraalscriptie van De Jong, waarvan een exemplaar berust in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage.

L: Interview door Caroline Weber, in Iris. Tijdschrift voor de vrouw en haar levenskunst 1 (1947) 6 (sept.) 6-7; interview door Marijke van Raephorst, in Libelle, 26-3-1955; Clare Lennart, 'Anne H. Mulder', in eadem, Op schrijversvoeten door Nederland. (Amsterdam 1955) 57-61; interview door Th.L., in Accent, 3-1-1970; Dick Verkijk, Radio Hilversum, 1940-1945. De omroep in de oorlog (2de dr.; Amsterdam 1974); interview door Agnes Koerts, in Trouw, 7-5-1994; Lamberthe J. de Jong, Dra. Anne H. Mulder (1906). Vertelster en schrijfster over de geschiedenis van het dagelijks leven en 'de stem van de VPRO' (1948-1961) [Ongepubliceerde doctoraalscriptie, Universiteit Utrecht] (Utrecht 1999); eadem, 'Schrijfster over de geschiedenis van het dagelijks leven', in Biografie Bulletin 10 (2000) 251-256. Op 11 november 1984 zond de NOS in de serie Een leven lang. Gesprekken met oudere kunstenaars een radio-interview met Anne H. Mulder door Trees Verberne uit. Op 1 juli 1994 zond de VPRO in het programma Michelangelo het radio-interview 'Cor Galis en Anne H. Mulder _ de stem van de VPRO' door Karen de Bok uit.

I: Singel 262. Tweeëntwintig Biografieën (Amsterdam 1950) 61.

Lamberthe J. de Jong


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6
Laatst gewijzigd op 12-11-2013