Schaper, Heije (1906-1996)

 
English | Nederlands

SCHAPER, Heije (1906-1996)

Schaper, Heije, marine- en luchtmachtofficier en staatssecretaris (Joure (Fr.) 8-9-1906 – ’s-Gravenhage 26-5-1996). Zoon van Johan Schaper, caféhouder, en Wietske van der Zee. Gehuwd op 14-3-1942 met Titia Feenstra (1917-1997). Uit dit huwelijk werden 3 zoons geboren.

afbeelding van Apeldoorn, Lambertus Johannes van

Evenals zijn zuster en twee van zijn drie broers voelde Heije Schaper, zoon van een caféhouder in Joure, al op jeugdige leeftijd de drang de wijde wereld in te trekken. Naar het voorbeeld van zijn oudere broer probeerde hij daarom, na de HBS-B in Heerenveen te hebben voltooid, toegelaten te worden tot de officiersopleiding van de Koninklijke Marine. De zeventienjarige werd echter afgewezen, omdat hij (nog) niet voldeed aan de minimumlengte. Heije volgde daarop, van 1926 tot en met 1929, een opleiding tot koopvaardijofficier aan de Kweekschool voor de Zeevaart in Amsterdam.

Na deze opleiding deed Schaper opnieuw een poging bij de marine te komen, en ditmaal met succes. Op 1 april 1930 werd hij benoemd tot reserveofficier bij de Onderzeedienst. Vervolgens doorliep hij tussen oktober 1931 en oktober 1933 de opleiding tot vlieger en waarnemer, waarna een aanstelling volgde als officier-vlieger der derde klasse bij de Marineluchtvaartdienst. Tegelijkertijd verwisselde hij zijn reserve-status voor een beroepsverband.

Begin 1934 scheepte Schaper zich in als tweede officier aan boord van de onderzeeboot Hr.Ms. ‘K XIV’ voor een reis naar Nederlands-Indië. Daar hield de jonge marinevlieger zich onder meer bezig met karteringswerkzaamheden en de bestrijding van piraterij. Ook bekwaamde Schaper zich in het vliegen met katapultvliegtuigen en werkte hij in 1937 en 1938 als vlieginstructeur op het Marinevliegkamp Morokrembangan nabij Soerabaja. Aan het eind van laatstgenoemd jaar repatrieerde hij naar Nederland. Hier zette Schaper zijn instructiewerk voort, terwijl hij tussendoor optrad als test- en invlieger van Dornier Do-24K-vliegboten bij de Maatschappij voor Vliegtuigbouw NV ‘Aviolanda’ in Papendrecht.

Toen op 10 mei 1940 de Duitsers Nederland binnenvielen, was Schaper vliegtuigcommandant op het Marinevliegkamp ‘Schellingwoude’ bij Amsterdam. Nog voordat de capitulatie een feit was, wist hij met een watervliegtuig via Frankrijk naar Groot-Brittannië uit te wijken. Daar werd uit het geëvacueerde personeel en met de tijdig uit Nederland overgebrachte Fokker-watervliegtuigen van de Marineluchtvaartdienst spoedig het 320ste Squadron opgericht, dat – als een eenheid van de Britse Royal Air Force – vanaf de basis Pembroke Dock in Wales scheepskonvooien ging begeleiden.

In oktober 1940 kreeg Schaper de opdracht – onder meer vanwege zijn bekendheid met de omgeving – vijf Nederlanders met een watervliegtuig van het Friese Tjeukemeer op te pikken. Hij wist echter niet dat de Duitse bezetter op de hoogte was gekomen van de operatie en dat de te evacueren personen zich inmiddels in gevangenschap bevonden. De Fokker werd kort na de landing zowel door een vaartuig op het meer als vanaf de wal onder vuur genomen. Schaper koos daarop onmiddellijk weer het luchtruim. Ondanks het feit dat twee van zijn bemanningsleden door de beschieting gewond waren geraakt en het toestel met kogelgaten was doorzeefd, wist hij zijn Fokker zonder verdere brokken naar Groot-Brittannië terug te vliegen. Voor zijn moedig optreden tijdens deze missie werd Schaper op 15 november 1940 benoemd tot ridder der vierde klasse der Militaire Willemsorde en op 10 januari 1941 gedecoreerd met het Britse Distinguished Flying Cross.

Vanaf mei 1941 ondernam het 320ste Squadron – inmiddels met Hudson-bommenwerpers gestationeerd op de luchtmachtbasis Leuchars nabij het Schotse Dundee – offensieve patrouillevluchten langs de kust van Noorwegen. Schaper en zijn bemanning kropen daarbij een enkele keer door het oog van de naald. Eind augustus 1941 bijvoorbeeld koos hij na afloop van een aanval op een schip niet voor de kortste weg terug naar Schotland, maar vloog hij verder in de richting van de Noorse kust om dekking te zoeken in laag hangende bewolking. Op deze manier ontliep zijn Hudson het lot van drie andere Nederlandse bommenwerpers, die wel de kortste weg terug hadden gekozen en, na door Duitse jachtvliegtuigen te zijn ontdekt, werden neergeschoten.

Eind mei 1942 – het squadron was inmiddels gestationeerd op het vliegveld Bircham Newton in Norfolk – liep het voor Schaper slechter af. Tijdens een aanval op een Duits scheepskonvooi ten noorden van Terschelling werd zijn toestel door vijandelijke luchtafweer getroffen. Na een noodlanding op zee wist hij zich met zijn bemanning in een reddingsboot in veiligheid te brengen, waarna zij krijgsgevangen werden gemaakt door de bemanning van een van de Duitse schepen. Doordat er bij de aanval een Nederlands toestel in de lucht was ontploft dat door de andere bemanningen voor het vliegtuig van Schaper werd gehouden, verkeerde zijn echtgenote Titia in de veronderstelling dat haar man was gesneuveld. Met deze elf jaar jongere Friezin – sinds 1938 werkzaam op het Nederlandse gezantschap in Londen – was hij begin 1942 in Dundee in het huwelijk getreden. Een aantal weken na dit onheilspellende bericht kwam echter de ‘verlossende’ tijding van het Roode Kruis dat Schaper zich in Duitse krijgsgevangenschap bevond.

Na de gebruikelijke ondervragingen belandde Schaper in het krijgsgevangenkamp Stalag Luft III in de buurt van Sagan in Opper-Silezië, 160 kilometer ten zuidoosten van Berlijn. Samen met een andere Nederlandse vlieger ondernam hij in maart 1943 een mislukte poging uit het kamp te ontsnappen. Het kwam hem op veertien dagen geïsoleerde opsluiting te staan. Ook bij de massale ontsnapping (‘The Great Escape’) uit Stalag Luft III op 24 maart 1944 was Schaper betrokken. Als een van de weinige Duits sprekende gevangenen had hij tot taak kampbewaarders af te leiden van de barak waarin zich de ingang van de tunnel bevond. Nadat anderen waren ontkomen haalde een vroegtijdige ontdekking van de ondergrondse gang een streep door zijn eigen ontsnappingsplannen. Begin 1945 werd het kamp ontruimd en begonnen de gevangenen aan een lange voettocht in noordwestelijke richting, die uiteindelijk eindigde in de omgeving van Lübeck. Daar werden Schaper en zijn collega’s begin mei 1945 door Britse militairen bevrijd.

Na een korte verlofperiode in Groot-Brittannië en Nederland vertrok Schaper in juni 1945 naar Ceylon om het commando van het 321ste Squadron over te nemen. De reis daarheen ging via de Verenigde Staten, waar hij voor het eerst sinds mei 1942 zijn vrouw terugzag. Bij aankomst in Azië was de oorlog reeds ten einde gekomen. In dezelfde periode kreeg Schaper het bevel over de Marineluchtvaartdienst in Nederlands-Indië. Na terugkeer in Nederland, in april 1946, volgde zijn aanstelling als waarnemend commandant van de Marineluchtvaartdienst in Nederland en de overzeese gebiedsdelen. In 1949 promoveerde hij tot commandant van het luchtwapen van de marine en werd hij benoemd tot Vlagofficier, een nieuwe functie, die hij tot 1954 zou vervullen. Sinds zijn terugkeer uit Nederlands-Indië woonde Schaper met zijn gezin in Den Haag. Tussen 1946 en 1953 kregen hij en zijn echtgenote drie zoons.

Op 1 augustus 1954 verruilde Schaper het uniform van de Koninklijke Marine voor dat van de Koninklijke Luchtmacht. Dit bood hem de gelegenheid zijn carrière een nieuwe impuls te geven. De overstap van de marine naar de luchtmacht vormde voor de pragmatisch ingestelde Schaper geen bezwaar, niet in de laatste plaats omdat hij zich nauw verbonden voelde met het welzijn van de gehele (militaire) luchtvaart. Zijn voorzitterschap – van 1963 tot 1966 en van 1968 tot 1969 – van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart en in meer algemene zin zijn commissariaten bij Fokker en Hollandse Signaal Apparaten onderstrepen dit.

De luchtmacht – in 1953 tot een zelfstandig krijgsmachtdeel verheven en volop in ontwikkeling – kon een ervaren (oorlogs)vlieger en bekwaam opperofficier als Schaper uitstekend gebruiken. In de rang van generaal-majoor vervulde hij aanvankelijk de functie van plaatsvervangend Chef van de Luchtmachtstaf. Ruim twee jaar later, op 1 november 1956, volgde zijn promotie tot Chef van de Luchtmachtstaf tevens Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten. Op 1 januari 1958 werd Schaper ook nog tot voorzitter van het Comité der Verenigde Chefs van Staven benoemd. Als (plaatsvervangend) Chef van de Luchtmachtstaf legde hij de nadruk op motivering en op verdere professionalisering van de Nederlandse luchtmacht om op die manier de technische ontwikkelingen te kunnen bijhouden. Hij wilde dat onder meer bereiken door het percentage beroepsmilitairen te verhogen.

Ook op het materiële vlak eisten ingrijpende veranderingen Schapers aandacht. Niet alleen moest de eerste generatie straalvliegtuigen worden vervangen door moderne toestellen, tevens werd een begin gemaakt met de invoering van geleide wapens. Tijdens Schapers bevelhebberschap viel ook het besluit tot de aanschaf van het eerste supersonische jachtvliegtuig van de Koninklijke Luchtmacht, de Lockheed F-104G Starfighter. Verder kreeg Schaper als Chef van de Luchtmachtstaf te maken met de steeds hoger oplopende spanningen in Nederlands Nieuw-Guinea, die het nodig maakten daar onder meer een detachement gevechtsvliegtuigen te stationeren.

Op 30 november 1961 legde Schaper zijn functie als Chef van de Luchtmachtstaf neer. Vier maanden eerder was hij benoemd tot adjudant van koningin Juliana en souschef van haar Militaire Huis. De banden met de koninklijke familie gingen terug tot de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog: in Groot-Brittannië gold hij als een van de intimi van prins Bernhard. In januari 1962 kreeg hij de functie van Eerste Adjudant van de Koningin, in oktober 1963 gevolgd door de bevordering tot Adjudant-Generaal. Ook na zijn eervol ontslag op 1 maart 1964 zou hij deze functie – in de rang van reserve-luitenant-generaal – blijven uitoefenen.

Op 20 juni 1966 werd Schaper aangesteld als staatssecretaris van Defensie in het kabinet-Cals, waarbij hij zich met luchtmachtaangelegenheden ging bezighouden. De partijloze Schaper – die goed overweg kon met parlementariërs van zowel links als van rechts – verving op deze post de in februari van dat jaar overleden J.J.F. Borghouts. Hoewel minister van Defensie P.J.S. de Jong - eveneens een voormalig marineofficier - eerder had laten weten dat er vóór de verkiezingen van 1967 geen vervanger zou worden aangesteld, werd hij op andere gedachten gebracht toen de besluitvorming over enkele belangrijke luchtmachtvraagstukken – waaronder de vervanging van de Thunderstreak-jachtbommenwerper – specifieke kennis vereiste. Ook in het interim-kabinet-Zijlstra, van 22 november 1966 tot 5 april 1967, zou Schaper de post van staatssecretaris voor Luchtmachtaangelegenheden blijven bekleden. Politieke averij liep hij daarbij niet op omdat dit ambt veel meer een technische dan een politieke functie was en Schaper - gezien zijn achtergrond en ervaring - het vertrouwen van een meerderheid in de Tweede Kamer genoot. De socialisten en liberalen probeerden Schaper ook daarna voor de politiek te behouden. Doordat hij onder meer getuige was geweest van de dramatische val van het kabinet-Cals in de zogeheten Nacht van Schmelzer zag hij daar vanaf.

Schaper nam vervolgens zijn werkzaamheden voor het Koninklijk Huis weer op. In februari 1976 ging hij met pensioen. Tegelijkertijd werd hij benoemd tot reserve-generaal. Na zijn leeftijdsontslag bleef hij nog enige tijd adjudant van Hare Majesteit in buitengewone dienst. Schaper kreeg nu meer tijd voor de vele sporten die hij zijn leven lang beoefende, zoals schermen, zeilen, voetballen, wielrennen, vissen en jagen in zijn privé-jachtgebied in de Haagse duinen. Als rechtgeaarde Fries toonde hij zich bovendien een bekwaam schaatser: hij reed onder meer de Elfstedentocht van 1940 uit. De als innemend, vastberaden en onverschrokken bekend staande Schaper overleed in 1996 op 89-jarige leeftijd.

A: Dossier-H. Schaper in: 'Biografieën Luchtmachtpersoneel Nederland' bij het Nederlands Instituut voor Militaire Historie te ’s-Gravenhage.

L: Behalve necrologieën in o.a. NRC Handelsblad, 29-5-1996 en Leeuwarder Courant, 29-5-1996: Verhoor H. Schaper, in Verslag houdende de uitkomsten van het onderzoek [der] parlementaire Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-1945 Vc (’s-Gravenhage 1950) 1434-1439; De Vliegende Hollander 10 (1954) 144-145; Avia Vliegwereld 5 (1956) 576-577; De Vliegende Hollander 17 (1961) 466-467; Avia Vliegwereld 12 (1963) 375; Eric Hazelhoff-Roelfzema, Soldaat van Oranje ’40-’45 (’s-Gravenhage 1971); Bob van der Stok, Oorlogsvlieger van Oranje (Haarlem 1980); De Militaire Willems-orde sedert 1940. Samengest. door P.G.H. Maalderink (Rijswijk 1982) ; Rolf de Winter en Erwin van Loo, Luchtmachtbevelhebbers geportretteerd, 1954-2005 ('s-Gravenhage 2006).

I: Foto uit de collectie van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie te ’s-Gravenhage [Schaper als luitenant-generaal van de Koninklijke Luchtmacht]

P.E. van Loo


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6
Laatst gewijzigd op 12-11-2013