Anonieme Maagd (ca. 1465 -1540)

 
English | Nederlands

ANONIEME MAAGD (geb. ca. 1465 – gest. ?-1-1540), wellicht Reinalda? van EYMEREN,  (begr. Arnhem 28-1-1540), kanunnikes in het St.-Agnietenconvent van Arnhem. Dochter van Wichman van Eymeren, burger van Arnhem, en zijn eerste vrouw Andrea.

In 1535 werd in Utrecht Die evangelische peerle uitgegeven, een door een Keulse kartuizer samengestelde bloemlezing uit de mystieke geschriften van een niet nader genoemde, ruim zeventigjarige schrijfster. Volgens het voorwoord bij de Antwerpse herdruk van 1542 was zij in januari 1540 als maagd gestorven, 77 jaar oud. In 1543 verscheen een tweede werk van deze anonieme maagd in druk: Van den tempel onser sielen. In beide boeken is sprake van een mystieke filosofie, gebaseerd op de psychologie van Ruusbroec, gekoppeld aan een uiterst individuele Christusbeleving. Een in 1545 in Keulen gedrukte Latijnse vertaling van de Peerle (Margarita Evangelica) werd een ‘internationale mystieke bestseller’. Maria Stuart, koningin van Schotland, gebruikte deze als gebedenboek (Begheyn, 28-29). Twee kleinere traktaatjes, in 1927 uitgegeven, worden ook aan de maagd toegeschreven. Aangenomen wordt dat de dreiging van de inquisitie de schrijfster heeft genoopt anoniem te blijven (Thissen).

Reputatie

In 1576 kreeg de jezuïet Petrus Canisius van een studievriend de vraag of het waar was dat deze mystieke schrijfster als kind had voorspeld dat hij ‘een van hen’ zou worden en dat ze een bloedverwant van hem was. Het antwoord van Canisius is niet bekend, maar in zijn testament noemt hij wel een ‘zeer eerbare weduwe […] wier magen te Arnhem ik groet’ en die hem onder anderen deze voorspelling had gedaan. De voorspelling is door Canisius zelf en later door zijn hagiografen opgevat als een verwijzing naar de in 1534 opgerichte jezuïetenorde. Dat de voorspelster inderdaad familie van Canisius was, is nooit bevestigd. Uit het testament valt overigens op te maken dat de voorspelling door verschillende personen aan Canisius is gedaan. Naarmate de hagiografie van de in 1864 zalig en in 1925 heilig verklaarde Canisius zich ontwikkelde, ging het verhaal een eigen leven leiden.

In 1613 had de ‘profetes’ al een naam gekregen: Reinalda. Ampe heeft haar in 1968 in verband gebracht met de begijnengemeenschap die omstreeks 1500 in Oisterwijk bloeide rondom de mystica Maria van Hout (1470-1547), die contact had met Keulse kartuizers en jezuïeten. Het sterfjaar klopt echter niet met dat van de anonieme maagd (Ruh, 291-292) – haar leeftijd weer wel. Begheyn publiceerde in 1971 een geheel nieuwe hypothese. De verwijzing naar Arnhem en de opdracht in de eerste Latijnse druk van de Margarita aan de Arnhemse kanunnik Burchardus Montanus (of Van den Berg), een stiefneef van Canisius, bracht hem op het spoor van de aanverwante Arnhemse regentenfamilie Van Eymeren. Hoewel in geen enkel Arnhems archief een Reinalda van die naam voorkomt, gaf Begheyn aan de schrijfster van de Peerle toch de ‘noodnaam’ Reinalda van Eymeren. Zij zou op 28 januari onder de naam ‘Theodora van Eymeren’ in het habijt van de franciscanen zijn begraven in de kerk van die orde (de Broerkerk) in Arnhem. ‘Reinalda’ zou haar kloosternaam zijn geweest. Het habijt duidde op de Derde Orde van St. Franciscus, waartoe het St. Agnietenconvent bij Arnhem (oorspronkelijk een zusterhuis van moderne devotes) van 1427-1459 behoorde. In 1540, toen Theodora werd begraven, waren de zusters echter al jarenlang reguliere kanunnikessen. Dit argument klopt dus niet. Dat van de Peerle een handschriftfragment in het Oostmiddelnederlands bewaard is, bewijst evenmin dat de tekst in of bij Arnhem is ontstaan: wel dat de tekst ook in die omgeving in omloop was.

Al met al lijkt hier geen sprake van een geslaagde genealogische identificatie. Dat neemt niet weg dat Reinalda in 1989 (op voordracht van Begheyn) tussen Thomas van Kempen en Petrus Canisius is afgebeeld in de eregalerij van de Haarlemse St.-Baafskathedraal en dat zij als ‘Reinalda van Eymeren 1463–1540, mystiek schrijfster’ in 2004 tevens een eigen lemma kreeg in het Biografisch Woordenboek Gelderland. Een en ander illustreert hoe hagiografische tradities in woord en beeld worden geconstrueerd – ook nu nog.

Literatuur en bronnenuitgaven

  • Beati Petri Canisii Epistolae et Acta I-VIII, O. Braunsberger ed. (Freiburg 1896-1923).
  • L. Reypens en J. Huyben, ‘Nog een vergeten mystieke grootheid: de schrijfster der “Evangelische Peerle”’, Ons Geestelijk Erf 2 (1928) 52-76, 189-213, 304-341, 361-392.
  • Den Tempel onser sielen. Door de schrijfster der Evangelische Peerle, A. Ampe ed. (Antwerpen 1968).
  • S. Thissen, ‘“Tegen die verdoolde blinde lutherse menschen”. Oisterwijkse mystici tussen orthodoxie en ketterij (1500-1550)’ De Kleine Meijerij 42 (1991) 104-114.
  • K. Ruh, Geschichte der abendländischen Mystik, dl. 4 (München 1999).
  • P. Begheyn, ‘Reinalda van Eymeren 1463-1540, mystiek schrijfster’, in: J.A.E. Kuys e.a. red., Biografisch woordenboek Gelderland 4 (Hilversum 2004) 28-30 [met verwijzingen naar Begheyns eerdere publicaties].
  • K. Ruh, ‘Die Evangelische Perle’, in: W. Stammler e.a. red., Die deutsche Literatur des Mittelalters. Verfasserlexikon 11 (Berlijn 2000) 430-434.
  • De zestiende-eeuwse mystieke renaissance in de Lage Landen en de Arnhemse mystieke preken, Ons Geestelijk Erf 81 (2010) [thema-nummer n.a.v. het gelijknamige symposium op 21-22 november 2008].

Auteur: Kees Kuiken

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.