Cortlandt, Maria van (1645-1689)

 
English | Nederlands

CORTLANDT, Maria van (geb. Nieuw-Amsterdam 20-7-1645 – gest. Albany 24-1-1689), waarnemend patroon (directeur) van de kolonie Rensselaerswyck in Nieuw-Nederland. Dochter van Olof Stevensz. van Cortlandt, koopman en burgemeester van Nieuw-Amsterdam/New York (1600?-1684), en Anna Loockermans. Maria van Cortlandt trouwde op 12-6-1662 in Nieuw-Amsterdam met Jeremias van Rensselaer (1632-1674), patroon van Rensselaerswyck. Uit dit huwelijk werden ten minste 7 kinderen geboren.

Maria van Cortlandts vader was in 1638 als WIC-dienaar in Nieuw-Amsterdam aangekomen en er in 1642 getrouwd met Anna Loockermans, een schoonzus van Anneke Jans. Maria had een jongere zuster en vijf broers. Toen zij vier jaar oud was, begon haar vader voor zichzelf als koopman en brouwer. Hij werd burgemeester van Nieuw-Amsterdam en bleef dat na de overdracht aan Engeland in 1667. Naar Maria's oudste broer Stephanus van Cortlandt (1643-1700), die eveneens burgemeester van New York was, is het Van Cortlandt Park in de Bronx en het Van Cortlandt Manor in Croton aan de Hudson genoemd.  

Omstreeks 1660 trok de toen vijftienjarige Maria van Cortlandt de aandacht van de dertien jaar oudere Jeremias van Rensselaer, die regelmatig in Nieuw-Amsterdam kwam om de belangen van de door zijn vader gestichte privékolonie Rensselaerswyck te behartigen. Beiden waren diep gelovig. Twee jaar later trouwde Maria van Cortlandt en verhuisde ze naar het aristocratische patroonshuis van de Van Rensselaers in Beverwyck (nu: Albany), waar ze zeven kinderen kreeg. Haar gezondheid was problematisch. In 1662 overleefde ze de kinderpokken. Door complicaties bij de geboorte van haar jongste zoon was ze vanaf 1674 verlamd. Dat weerhield haar er niet van om na de dood van haar man het beheer van de kolonie op zich te nemen; haar zwager, de predikant Nicolaas van Rensselaer, werd in naam de nieuwe patroon. Met adviezen van haar broer in New York en hulp van haar secretaris Robert Livingston kon zij zich handhaven. Ze renoveerde onroerend goed in de kolonie, sloot pachtcontracten af en handelde in land, graan en vee. Representatie werd niet vergeten. ‘Om de waardigheid van de kolonie op te houden’, zoals ze schreef, ontving ze onder anderen de gouverneur van New York.

De laatste levensjaren van Maria van Cortlandt waren vol conflicten. Livingston trouwde in 1679 met Alida Schuyler, weduwe van ds. Nicolaas van Rensselaer, en eiste zijn deel van de kolonie op. Pas in 1685 kwam het tot een schikking. Twee jaar later werd Van Cortlandts oudste zoon Kiliaen (1663-1719) patroon van Rensselaerswyck en vier jaar later overleed zijzelf in Abany, nog maar 43 jaar oud. Vermoedelijk is zij begraven in de tuin van het patroonshuis waar ook haar man, een doodgeboren kind en haar zwager Nicolaas rustten (Venema, 235).

Uit Van Cortlandts nalatenschap zijn tientallen grotendeels zakelijke brieven bewaard gebleven. Deze bevestigen het beeld dat Amerikaanse historici graag van de eerste generaties Nederlandse kolonistes schilderen: flinke zakenvrouwen, vanouds opgevoed om hun eigen boontjes te doppen. Van Cortlandt is in 1971 dan ook opgenomen in de reeks Notable American women (James e.a., 510-511) en in het groepsportret dat Biemer in 1983 van deze pioniersvrouwen publiceerde. Dit beeld wordt genuanceerd door een reisverslag van de labadist Jasper Danckaerts, die in 1680 een bezoek aan ‘mevrouw Rentselaar’ bracht. Hij onderstreept vooral haar beschaving en godsdienstigheid: ‘Deze dame was wellevend, uitstekend op de hoogte en van goede dispositie. Zij had verschillende Godsbewijzen [lees: religieuze ervaringen] ondervonden. Het kruiende ijs had eens haar hele landhuis met alles erop en eraan meegevoerd, waaraan ze veel betekenis toekende, evenals aan enkele verschijningen van haar man, de dood en anderen. [...] We hadden verscheidene conversaties met haar over de waarheid en de praktische religie’ (James en Jameson, 214-216). Maar na een overvloedig maal ontkwam Danckaerts niet aan een rondleiding langs de vele werkende koren- en houtzaagmolens in Rensselaerswyck: de trots van deze welvarende patrones.

Naslagwerken

E.T. James e.a. red., Notable American women, deel 3 (Cambridge, Mass. 1971).

Literatuur en uitgegeven bronnen

  • B.B. James en J.F. Jameson, Journal of Jasper Danckaerts 1679-1680 (New York 1913).
  • The correspondence of Jeremias van Rensselaer, 1651–1674, A.J.F. Van Laer ed. (Albany 1932).
  • The correspondence of Maria van Rensselaer, 1669–1689, A.J.F. Van Laer ed. (Albany 1935; herdr. Whitefish 2006).
  • W. de Vries, ‘De Van Rensselaer’s in Nederland’, De Nederlandsche Leeuw 66 (1949) 150-172, 194-211.
  • S.B. Kim, Landlord and tenant in colonial New York: manorial society, 1664-1775 (Chapel Hill 1978).
  • L.B. Biemer, Women and property in colonial New York: the transition from Dutch to English rule, 1643-1727 (Ann Arbor 1983).
  • J. Venema, Beverwijck. A Dutch village on the American frontier, 1652-1664 (Hilversum/Albany 2003).

Auteur: Kees Kuiken

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 332

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.