Duarte, Francisca (1595?-1640?)

 
English | Nederlands

DUARTE, Francisca, ook bekend als de Franse nachtegaal (geb. Antwerpen? 1595? – gest. Alkmaar? 1640?), zangeres. Dochter van Diego Duarte (1545?-1628), bankier, juwelier en mecenas, en Leonora Rodrigues Duarte (1565?-1632?). Francisca Duarte trouwde in 1613 met Francisco Ferdinand du Pas (1586-1646). Uit dit huwelijk werden 2 kinderen geboren.

Francisca Duarte werd vermoedelijk rond 1595 geboren als tweede kind van het echtpaar Duarte-Rodrigues. De Duartes waren Portugese joden die zich bij hun aankomst te Antwerpen, waarschijnlijk rond 1570, gedwongen hadden bekeerd tot het katholicisme. Ze waren zeer welgesteld en stonden bekend als fervente liefhebbers van kunst en muziek. In 1613, het jaar van haar huwelijk, verliet Francisca Duarte Antwerpen om zich met haar echtgenoot Francisco Ferdinand du Pas in Alkmaar te vestigen. Het is goed mogelijk dat ze daar, eenmaal weg uit het katholieke zuiden, haar oorspronkelijke geloof weer heeft aangenomen. In Alkmaar maakte ze kennis met de dichteres Maria Tesselschade Roemers, in 1623, het jaar dat Tesselschade huwde en zich met haar man in Alkmaar vestigde. Er ontstond een hechte vriendschap tussen de twee vrouwen.

Zingen te Muiden

Dankzij Tesselschade kwam Duarte ook in contact met P.C. Hooft, Caspar Barlaeus en andere muzikale en literaire talenten van haar tijd. In de negentiende eeuw werd ze daarom beschouwd als een vast ‘lid’ van de zogenoemde Muiderkring en geloofde men dat ze op het slot talloze ontmoetingen heeft gehad met de ‘grote geesten’ van de Nederlanden. Die mythe is ondertussen zo goed als ontkracht, maar uit de briefwisseling van Hooft en zijn vrienden blijkt evenwel duidelijk dat Duartes zangtalent opmerkelijk moet zijn geweest. De dichter Barlaeus omschrijft haar (en Tesselschade) in een gedicht als zij ‘quae canitis, quales non cecinere Deae’, ofwel: ‘zij die zingen zoals de godinnen niet gezongen hebben’ (gecit. Worp, 144). In een ander werk van de dichter is te lezen hoe de strijdlustige Jupiter zuchtend staf en bliksem neerlegt na het aanhoren van Duartes zang. Ook Hooft moet haar zangtalent verbluffend hebben gevonden. Meermaals probeerde hij vrienden naar zijn slot in Muiden te lokken door aan te kondigen dat Duarte er, steeds samen met Tesselschade, zou zingen. Ook toen hij indruk wilde maken op stadhouder Frederik Hendrik, die Muiden zou bezoeken in september 1630, deed Hooft onder meer beroep op Duarte – zo groot was zijn vertrouwen in haar muzikale vaardigheden. Tot zijn grote spijt zegde de stadhouder zijn bezoek op het laatste moment af. Even groot was zijn teleurstelling in 1638, toen Daniël Mostart voor de feestelijke ontvangst van Maria de Medici een beroep deed op Samuel Coster. Coster wilde de Franse koningin ontvangen met een toneelopvoering, maar Hooft was er zeker van dat een streepje muziek veel meer indruk zou maken op de vorstin. Hij schreef daarom op 22 augustus 1638 een brief aan Barlaeus met de vraag of deze Mostart en Coster zou willen overtuigen om een muzikale voorstelling met onder anderen Duarte in overweging te nemen. Als de vorstin Duarte en Tesselschade zou horen zingen, zo betoogde hij, dan zou ze zeker denken ‘dat Italië haar in Holland bejegende’ (gecit. Van Tricht, 75-76). Hooft meende met andere woorden dat het niveau van deze twee zangeressen net zo buitengewoon was als de Italiaanse zang dat de vorstin gewend was te horen. Of Coster op Hoofts verzoek is ingegaan, is niet bekend.

Even weinig bekend is hoe de liederen van Duarte precies hebben geklonken. Een zeldzame verwijzing naar haar repertoire is te vinden in een brief van Hooft uit 1633, waarin hij vertelt dat Duarte en Tesselschade op het Muiderslot ‘Aen gheen groen’ heijde’ zitten te zingen. Het gaat hier om een oud volksliedje. Mogelijk zongen Duarte en Tesselschade ook Franse en Italiaanse liederen. Hooft had hier immers een zwak voor. Bovendien citeert hij in verschillende brieven aan Tesselschade een Italiaanse versregel uit het lied ‘Phillide mia belta’ van de beroemde componist Caccini. Zij zal dit lied dus wel gekend hebben. Hooft schreef zelf ook liederen, op bestaande melodieën. Het is vrij waarschijnlijk dat Duarte en Tesselschade die liedjes kenden. Een aanwijzing hiervoor staat in een brief van Hooft aan Tesselschade uit 1636: daarin citeert hij zijn lied ‘Rozemondt, hoor je speelen nocht zingen’, dat hij in 1621 had geschreven.

Het is onzeker waar en wanneer Francisca Duarte overleden is, mogelijk in Alkmaar omstreeks 1640. Zij was overigens lang niet het enige muzikale talent dat het Duarte-geslacht heeft voortgebracht. Ook haar broer Gaspar (1584-1653) had in zijn jeugd muzieklessen gehad, en op zijn beurt gaf hij zijn kinderen – of toch zeker enkele van hen – een uitgebreide muzikale opvoeding. Het resultaat was blijkbaar zo goed dat het Duarte-huis in Antwerpen, ook wel de Antwerpse Parnas genoemd, vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw druk bezocht werd door kunstminnaars die er van bijzondere muziek kwamen genieten. Het meest lovend was men over Francisca Duarte (1619-1678), Gaspars derde dochter en naamgenote van zijn zus. Dat Francisca Duarte een nichtje had met niet alleen dezelfde naam, maar ook nog eens een uitzonderlijke muzikale aanleg, heeft in het verleden herhaaldelijk voor verwarring gezorgd. Zo namen verschillende auteurs en letterkundigen verkeerdelijk aan dat de Francisca Duarte die Constantijn Huygens in zijn dagboek vermeldt, de ‘Franse nachtegaal’ moest zijn. Huygens schreef echter over haar nichtje. H.W. van Tricht was in 1977 de eerste om deze vergissing op te merken, in zijn uitgave van de briefwisseling van Hooft.

Naslagwerken

Van der Aa; Gans, Memorboek; NNBW.

Literatuur

  • J.A. Worp, Een onwaerdeerlycke vrouw. Brieven en verzen van en aan Maria Tesselschade (Utrecht 1918).
  • Hendrik Willem van Tricht, De briefwisseling van Pieter Corneliszoon Hooft (Leiden 1976-1979) [brief 399, p. 89, over de naamsverwarring].
  • L.P. Grijp, ‘De muzikale activiteiten van Tesselschade Roemers’, in: A. Agnes Sneller, Olga van Marion en Netty van Megen, De gedichten van Tesselschade Roemers (Hilversum 1994) 15-17.
  • Mieke Smits-Veldt, Maria Tesselschade. Leven met talent en vriendschap (Zutphen 1994).
  • R. Rasch, ‘The Antwerp Duarte family as musical patrons’, in: I. Bossuyt, E. Schreurs en A. Wouters, Orlandus Lassus and his time (Opglabeek 1995) 415-429.
  • René van Stipriaan, Het volle leven. Nederlandse literatuur en cultuur ten tijde van de Republiek (Amsterdam 2002).

Illustratie

Een zomermiddag met de Muiderkring, schoolplaat naar J.H. Isings, 1928. Francisca Duarte (links afgebeeld) en de andere leden van de Muiderkring. Een dergelijke samenkomst is er evenwel nooit geweest.

Auteur: Gerdien van Gorp

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 216

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.