Elisabeth van Oranje (1577-1642)

 
English | Nederlands

ELISABETH prinses van ORANJE (geb. Middelburg 26-3-1577 gest. Sedan, Frankrijk 3-9-1642). Dochter van Willem prins van Oranje (1533-1584) en Charlotte de Bourbon (1546/47-1582). Elisabeth van Oranje trouwde op 15-4-1595 in Sedan met Henri de La Tour d'Auvergne, markies van Turenne en hertog van Bouillon (1555-1623), diplomaat. Uit dit huwelijk werden 3 zoons en 5 dochters geboren, van wie 1 zoon en 1 dochter jong overleden.

Elisabeth Maria werd in Middelburg geboren als de tweede dochter uit het huwelijk van Willem van Oranje en zijn derde vrouw, Charlotte de Bourbon. Zij werd vernoemd naar de Engelse koningin Elisabeth, die toegestemd had als peettante op te treden. Op 30 mei hield de dichter en diplomaat sir Philip Sidney haar namens de koningin ten doop in aanwezigheid van de Staten van Holland en Zeeland. Als doopgeschenk zegden deze een jaargeld van tweeduizend gulden toe. Haar koninklijke peettante liet haar kostbare geschenken bezorgen, zoals een gouden duif ingelegd met juwelen en een gouden hagedis. Rond 1580 werd Elisabeth als peuter geportretteerd door Daniel van den Queeborn.

Elisabeth was al jong wees: haar moeder stierf in 1582, haar vader, inmiddels hertrouwd met Louise de Coligny, werd twee jaar later vermoord. De familie Bourbon-Montpensier probeerde hierop Elisabeth naar Frankrijk te halen voor een katholieke opvoeding, maar dat wist haar stiefmoeder te voorkomen. Het gezin verhuisde van Delft naar Middelburg, de stad waar Elisabeth was geboren, maar had grote moeite om de levensstijl van hun stand te bekostigen. Desgevraagd schonken de Staten-Generaal de twaalfjarige Elisabeth en haar oudere zus Louise in 1589 een eenmalige toelage van drieduizend gulden (Resoluties 18-8-1589). Voorwaarde was wel dat het gezin zich in Holland zou vestigen. Zo groeide Elisabeth vervolgens op in het Oude Hof aan het Noordeinde in Den Haag, samen met enkele van haar zusjes en halfbroer Frederik Hendrik.

Louise de Coligny maakte zich sterk voor allianties van haar stiefdochters met de Franse adel. Ze werd daarbij gesteund door de Staten van Holland, die achtduizend gulden reisgeld betaalden in de hoop dat de dochters van Willem van Oranje in hugenootse kringen geschikte partners zouden vinden. Zo werd Elisabeth in 1594 samen met haar jongere zus Charlotte Brabantina geïntroduceerd aan het hof van de Franse koning, Hendrik IV. Anderhalve maand na hun aankomst vroeg Coligny toestemming aan Maurits voor een huwelijk tussen Elisabeth en een neef van haar, de invloedrijke hugenoot Henri de d’Auvergne, burggraaf van Turenne. Als weduwnaar en erfgenaam van zijn kort daarvoor overleden vrouw Charlotte de La Marck was hij tevens hertog van Bouillon en prins van Sedan. ‘Het is een verbintenis die niet anders dan gewenst kan zijn en waardoor u zich geëerd kunt voelen, want hij is een zeer vooraanstaand Frans edelman’, schreef Louise aan Maurits (gecit. Naber, 28). Zowel Maurits als de Staten-Generaal gaven hun toestemming en het gewest Holland stelde een bruidsgeschenk van twintigduizend gulden en een erfrente van tweeduizend gulden in het vooruitzicht. Op 15 april 1595 trouwde de achttienjarige Elisabeth in Sedan met de 22 jaar oudere Bouillon.

Hertogin van Bouillon

Het paar vestigde zich in de residentie Sedan, waar Elisabeth zich aanvankelijk weinig thuis gevoeld schijnt te hebben. Haar echtgenoot was als veldheer en diplomaat vaak afwezig en zij zocht veel contact met haar familie in de Republiek, vooral met haar lievelingszus Charlotte Brabantina, die in 1598 ook met een Franse hertog zou trouwen. Elisabeth kreeg acht kinderen. Haar jongste zoon was Henri de Turenne, de later in de Republiek actieve en befaamde Franse maarschalk. De betrekkelijke onafhankelijkheid van het prinsdom maakte de stad tot een vrijhaven voor hugenoten.

Na de overgang van Hendrik IV naar het katholieke geloof werd Elisabeths echtgenoot de leider van het protestantse verzet in Frankrijk. Verdacht van hoogverraad en medeplichtigheid aan de samenzwering van Biron vluchtte hij in 1603 naar Duitsland. Elisabeth voelde zich in Sedan niet langer veilig en vertrok naar Turenne, waar zij beviel van haar eerste zoon – die jong overleed. Dankzij ingrijpen van de Engelse koningin werd Henri de La Tour van alle blaam gezuiverd en kon hij terugkeren naar Sedan, maar in 1606 moest hij zijn prinsdom toch overgeven aan de koning. Twee jaar later kreeg hij het vorstendom terug, zij het slechts als leen. Onder Elisabeths leiding werd Sedan een belangwekkend calvinistisch centrum met een academie waaraan bekende theologen onderwezen. Aan het hof van Bouillon werden kinderen van verwanten van het Oranjehuis grootgebracht, zoals die van de keurvorst van de Palts.

In 1623 stierf Henri de La Tour en werd Elisabeth regentes voor haar zeventienjarige zoon Frederik Maurits. Formeel nam zij het bestuur waar tot 1626, maar in feite regeerde zij tot haar dood over het prinsdom. Van de 195 ordonnanties tussen 1623 en 1641 zijn 87 in haar naam uitgegaan (Van Ditzhuyzen, 80). Elisabeth behartigde de belangen van haar zoon en bemiddelde bij conflicten tussen hugenoten en het Franse hof. Zo smeekte zij bijvoorbeeld om intrekking van het koninklijk bevel tot ontmanteling van Frederik Maurits’ stadje Châtillon, maar de bevoorrechte positie van de hugenoten werd steeds verder uitgehold door de ‘dévots’ aan het hof. Intussen bekeerden verschillende mensen in de omgeving van Elisabeth zich tot het oude geloof, zoals haar schoonzoon Henri de La Tour, getrouwd met dochter Maria. Ook zoon Frederik Maurits, in oktober 1632 benoemd tot gouverneur van Maastricht, bekeerde zich na zijn huwelijk met Eleonora van Bergen tot het katholieke geloof. Hij durfde het zijn moeder pas jaren later officieel te vertellen. Bij de geboorte van zijn eerste kind in 1635 stuurde Elisabeth een van haar hofdames naar Maastricht om Eleonora te bekeren, maar deze zou zo sterk in haar geloof hebben gestaan dat de hofdame zelf katholiek werd. Hierop wilde Elisabeth persoonlijk proberen haar schoondochter te bekeren, maar de Brusselse regering weigerde haar een paspoort voor de doorreis.

Met haar stiefmoeder en haar zusters onderhield Elisabeth een uitgebreide briefwisseling, vooral met Brabantina, die eveneens in Frankrijk woonde en met haar mans neef Claude was getrouwd. Zij deed haar in haar brieven uitvoerig verslag van familie-aangelegenheden en huishoudelijke en politieke zaken. In 1619 trouwde Elisabeths dochter Maria met Brabantina’s zoon Henri.

Op 3 september 1642, kort voor de inname van Sedan door Franse troepen, stierf Elisabeth, 65 jaar oud. ‘God hield van madame de Bouillon dat hij haar voordien heeft laten overlijden’, schreef Claude Sarrau over deze gebeurtenissen (Correspondance intégrale, 260). Zij werd bijgezet in de parochiekerk van Sedan. Omdat deze kerk later weer aan de katholieken was toegewezen, werd haar stoffelijk overschot in 1842 herbegraven in de protestantse kerk in Sedan en in 1931 overgebracht naar de nieuwe protestantse kerk aldaar.

Volgens Weygand, de biograaf van haar man, was Elisabeth temperamentvol, koppig, een vurig calviniste en ‘even bekwaam en eerzuchtig als haar man’ (gecit. Van de Does, 83). Andere tijdgenoten beschrijven haar als klein en tenger, niet mooi, maar gecultiveerd, levendig en geestig. Elisabeth voerde in het streng calvinistische Sedan een bescheiden hof en vermeed overdadigheid en kostbare kleding. In een brief aan Brabantina van 4 juni 1596 noemde zij zichzelf de ‘slechtst geklede vrouw van Sedan’.

Naslagwerken

Dek Nass.; Van Ditzhuyzen; NNBW; Oranje van A tot Z.

Archivalia

Koninklijk Huisarchief, Den Haag: Archief Willem I van Oranje-Nassau. Archief Maurits van Nassau. Archief Frederik Hendrik van Nassau.

Literatuur

  • Cinq lettres-missives de Louise-Julienne, Élisabeth, Maurice, Henri et Charlotte-Brabantine de Nassau, enfans de Guillaume le Taciturne, Paul Marchegay ed. (Angers 1857).
  • Johanna W.A. Naber, Prinsessen van Oranje en hare dochters in Frankrijk (Haarlem 1901).
  • J. Steur, ‘Het graf van prinses Elisabeth van Oranje-Nassau, hertogin van Bouillon, prinses van Sedan’, Jaarboek Vereniging Oranje-Nassau Museum (1933) 39-40.
  • W. Bax, ‘Sedan’, Bulletin de pour l’Histoire des Églises Wallonnes 8 (Leiden 1936) 41-45 en 88-93.
  • N. Japikse, ‘De huwelijken van de dochters van prins Willem’, in: Idem, De geschiedenis van het huis Oranje Nassau (Den Haag 1937) 145-154.
  • E. van Beusekom red., Moeders uit ons vorstenhuis (Amsterdam 1938) 49-71.
  • J.C. van der Does, Prinsessen uit het huis van Oranje (Putten 1938) 72-87.
  • B.H.M. Vlekke, ‘Een kleinzoon van Willem den Zwijger als opperbevelhebber van het Pauselijk leger. Frédéric Maurice de d'Auvergne, hertog van Bouillon’, Mededelingen Koninklijk Nederlands Instituut te Rome 10 (1940) 59-105, aldaar 63-65, 78-79, 97.
  • P. Scherft, Het sterfhuis van Willem van Oranje (Leiden 1966) 39-46, 135-147.
  • Correspondance intégrale d'André Rivet et de Claude Sarrau, H.G.M. Bots en P. Leroy ed., deel 1 (Amsterdam 1978).
  • R.E.O. Ekkart, ‘Een portretreeks uit de tweede helft van de zestiende eeuw. Daniel van den Queeborn als portrettist van Willem de Zwijger en zijn gezin’, Jaarboek Vereniging Oranje-Nassau Museum (1982) 17-34.
  • Jacqueline Doorn, De prijs van het bloed 1584-1625. De kinderen van Willem van Oranje, hun rol en hun lot (Zaltbommel 1984).
  • N. Stellingwerff en S. Schot, Particuliere notulen van de vergaderingen der Staten van Holland, 1620-1640, deel 5: November 1630-december 1632, J.W. Veenendaal-Barth ed. (Den Haag 1995) 589-590, 592.
  • Resoluties Staten-Generaal 1626-1630. URL: http://www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/BesluitenStaten-generaal1626-1651 [laatst geraadpleegd: november 2009].
  • Jean Luc Tulot, ‘Le monde des dans le premier XVIIe siecle’, [Correspondentie van o.a. de Nassau-Bourbon prinsessen]. URL: http://pagesperso-orange.fr [laatst geraadpleegd: november 2009]

Illustratie

Elisabeth van Oranje, door Daniël van den Queborn, 1580-1582 (Siegerlandmuseum, Siegen)

Auteur: Matty Klatter (met dank aan Maarten Hell)

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 189

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.