Ewsum, Hisse van (?-na 1534)

 
English | Nederlands

EWSUM, Hisse van (gest. na 1534), priores van abdij Marienthal te Norden, Duitsland. Dochter van Onno Ewesma (actief 1458-1489), hoofdeling te Middelstum, en Gele Manninga (actief 1458-1514).

Hisse van Ewsum was een van de tien kinderen uit het huwelijk van Onno Ewesma en Gele Manninga. Van het ouderlijk huis Ewsum bij Middelstum (Groningen) staat alleen nog een stenen gevechtstoren overeind die haar vader in 1472 heeft laten bouwen (Formsma e.a. 263). Haar moeder stamde uit het Oostfriese gravenhuis Cirksena. Deze Cirksena’s onderhielden nauwe betrekkingen met het benedictijner klooster Marienthal in Norden: een dubbelklooster met gescheiden afdelingen voor monniken (onder leiding van een abt) en nonnen (geleid door een priores). De kloosterkerk was de grafkerk van de Cirksena’s, en ongehuwde dochters Cirksena werden in de nonnenafdeling ondergebracht. Om zijn bezit niet onder al zijn tien kinderen te hoeven verdelen, bestemde Onno Ewesma eveneens twee dochters voor het klooster: Hisse en haar zuster Auk. Gezien de familiebetrekkingen lag Marienthal voor de hand. Bovendien hadden de Ewesma’s ook een huis in Norden, wat het bezoek aan de dochters in Marienthal vergemakkelijkte. Auk stierf er vier jaar na haar intrede. Hisse gaf tot 1532 leiding aan de vrouwen, onder wie drie nichten uit de familie Cirksena en twee Groningse tantezegsters.

Kloosterleven

Onbekend is op welke leeftijd Hisse naar Marienthal is gebracht en of zij voordien op Ewsum onderwijs heeft genoten. Als ‘Suster Hysse priorisse’ wordt ze voor het eerst genoemd in een oorkonde van 20 december 1500 (Friedländer, nr. 1672). In vier bewaard gebleven brieven aan haar broers noemt zij zich ‘Hisse van Ew(es)sum’. Hoewel in haar familie nog veel Friese namen voorkwamen, blijkt onder meer uit haar brieven dat de voertaal omstreeks 1500 toch reeds Nederduits was. Ook laten de brieven zien hoe ze de familiebanden onderhield met geschenken. Omstreeks 1515 stuurde de geletterde priores haar broer jonker Wigbold van Ewsum (actief 1489-1527), haar schoonzuster Beetke (gest. 1554) en hun kinderen enkele eigenhandig geschreven evangeliën. Tevens bood zij haar broer aan bij een bevriende goudsmid een gouden uurring te bestellen en die zelf voor hem te graveren. De zakelijk ingestelde Wigbold heeft de schrijfkunst van zijn zuster vermoedelijk niet op waarde geschat. Zo gebruikte hij een handschrift van haar om een kasboek te laten inbinden (Bos, 166).

Blijkens brieven van Hisse van Ewsum kwam de familieliefde inderdaad enigszins van één kant. Zo wordt duidelijk dat broer Roelof (gest. 1532) in 1523 in Oostfriesland verbleef, maar niet de moeite nam in Norden langs te gaan. Eerder had de familie na de dood van Gele Manninga zielenmissen bij de zusters van Marienthal besteld, zonder de nonnen daarvoor een eenvoudige traktatie aan te bieden, zodat de priores hiervoor ten slotte zelf opdraaide. Ook de kosten voor de opvoeding van de enige jaren eerder gestorven Auk waren nog steeds niet voldaan. Beschaamd liet Hisse van Ewsum haar familie weten dat de vorige abt haar hierop in ‘vaak smadelijke woorden’ had aangesproken. Bovendien klaagde zij bij Roelof dat broer Wigbold talmde met de uitvoering van hun moeders testament. De schatrijke Ewsums zagen het klooster blijkbaar als sluitpost. Inmiddels had Hisse van Ewsum in Marienthal de zorg gekregen voor twee nichtjes: Anna van Ewsum, dochter van Wigbold, en Anna van Kamphuizen, dochter van zus Ewe. Aan Anna van Ewsum hoopte de priores haar boeken na te laten, zo schrijft Hisse in een brief van die ergens tussen 1518 en 1527 moet worden gedateerd (Bos 199).

De laatste bewaard gebleven brief van Hisse van Ewsum gaat over een heel ander probleem. In 1527-1528 schrijft zij aan Wigbold ‘dat de lutherij helaas een zeer grote voortgang heeft in ons klooster’. Na een tumultueuze bijeenkomst van godgeleerden uit de regio in Norden was abt Gerard Snel uit Marienthal gevlucht, de kloosterlingen ‘troosteloos’ en in ‘grote weemoed’ achterlatend. Hij had zich als enige tegen de ‘lutherij’ durven uitspreken. Bekend is dat hij in contact stond met de Moderne Devotie (Tielke, 341-342). Graaf Edzard Cirksena wilde het klooster nu onder beheer van een hervormingsgezinde bestuurder stellen en de nonnen een wereldlijke status geven. Van haar broer verlangde de priores ditmaal boter bij de vis: vrijmaking van haar erfdeel en de verzekering ‘dat ik met ere uit mijn klooster mag reizen’. Pas na de dood van Wigbold en Roelof kreeg ze haar zin, dankzij Wigbolds weduwe Beetke. Eind december 1532 ontving Hisse van Ewsum de som van 35 Emder guldens. Kort daarop verhuisde zij naar de borg Nienoord bij Leek, waar Beetke inmiddels woonde en het familiegoed beheerde. Toen zij daar gezelschap kregen van nog vijf nonnen uit Norden (onder wie nicht Anna van Kamphuizen), werd passender onderdak gevonden in het benedictijner dubbelklooster Selwerd bij Groningen. Dit blijkt uit een brief van Anna’s vader uit 1534, het laatste contemporaine bericht over Hisse van Ewsum (Bos, 192-193). Selwerd stond van 1523 tot 1543 onder leiding van de abt Hendrik Rol, ook een sympathisant van de Moderne Devotie. Het had een regionaal befaamd handschriftenatelier. Of Hisse van Ewsum hierin nog heeft gewerkt, is onbekend.

De brieven

De brieven van Hisse van Ewsum zijn in 1893 teruggevonden in een kist op de zolder van het Groninger stadhuis en in 1907 gepubliceerd (Schut 7-8; Bos). De ontvangst ervan liep uiteen. Zag historicus Pieter Bos hierin een uniek verslag uit de eerste hand van het laatmiddeleeuwse nonnenleven in Noord-Nederland en -Duitsland, de letterkundige Hermine Moquette maakte eruit op dat Hisse van Ewsum een vaardig (af)schrijfster en borduurster was (Moquette, I 49-50). De brieven zijn in meer opzichten interessant. Zo getuigt bijna iedere zin van de ‘filial piety’ van de schrijfster: haar loyaliteit aan een familie die zich ondanks haar vrome werken in de praktijk weinig van haar aantrok, en aan een kerk die na 1500 in toenemende mate onder vuur kwam te liggen. Ook daarin speelde de familie overigens een rol. De Cirksena’s steunden de Hervorming al vóór 1530, de Ewsums na 1530 eveneens (Hartgerink-Koomans, 183-191). De loyaliteit van Hisse van Ewsum werd uiteindelijk beantwoord door haar schoonzuster Beetke, die na de dood van Wigbold als ‘mater familias’ optrad. Van haar is in 1993 een geschilderd portret ontdekt (Knol e.a., 70). Ter herinnering aan Hisse van Ewsum en haar zusters is in 2004 ter plaatse van de kloosterkerk een standbeeld van een benedictijner non opgericht.

Archivalia

RHC Groninger Archieven: toegang 696 (Familiearchief Van Ewsum) [hierin onder meer familiecorrespondentie en de brieven en een kwitantie van H. van Ewsum (inv. nrs. (Schut) 2-3, 8, 85, 589, 668, afgedrukt bij Bos, bijlagen I-II en IV-VI)].

Literatuur

  • E. Friedländer, Ostfriesisches Urkundenbuch, 1 (Emden 1881).
  • P.G. Bos, ‘Uit het Oostfriesche kloosterleven’, Groningsche Volksalmanak (1907) 153-208 [Duitse parafrase in E. Lottmann, ‘Norder Kloster Marienthal: Briefe schildern den Alltag’, Ostfriesland 74 (1991) 250-259].
  • H.C.H. Moquette, De vrouw, 1: Huiselijk leven (Amsterdam 1915).
  • M. Hartgerink-Koomans, Het geslacht Ewsum (Groningen/Batavia 1938).
  • W.J. Formsma, R.A. Luitjens Dijkveld-Stol en A. Pathuis, De Ommelander borgen en steenhuizen (Assen 1987).
  • R. Nip, ‘De bewoners van het Groninger benedictijnerklooster Selwerd’, Driemaandelijkse Bladen 41 (1989) 33-58.
  • E. Schut, Inventaris van het archief van de familie Van Ewsum 1350-1646 (Groningen 1993).
  • M. Tielke, ‘Gerardus Synellius’, in: Idem, Biographisches Lexikon für Ostfriesland, 1 (Aurich 1993) 341-342.
  • U. Scheuermann, ‘“Sprache” in Ostfriesland’, in: K.-E. Behre en H. van Lengen red., Ostfriesland. Geschichte und Gestalt einer Kulturlandschaft (Aurich 1996) 329-340.
  • E. Knol, J.M.M. Hermans en M. Driebergen red., Hel en hemel. De Middeleeuwen in het Noorden. Tentoonstellingscatalogus Groninger Museum (Groningen 2001).
  • R. Alma, ‘Overzicht van Ommelander hoofdelingen (1498-1516)’, Virtus 10 (2003) 58-70.

Illustratie

Ondertekening door ‘Hisse van Ewessum p[riores], ju leve suster’ van een brief, omstreeks 1515. Uit: Groningsche Volksalmanak, 1907.

Auteur: Kees Kuiken

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 73

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.