Louise van Oranje-Nassau (1770-1819)

 
English | Nederlands

LOUISE prinses van ORANJE-NASSAU (geb. Den Haag 28-11-1770 gest. Den Haag 15-10-1819). Dochter van Willem V (1748-1806) en Wilhelmina van Pruisen (1751-1820). Louise trouwde op 14-10-1790 in Den Haag met Karel Georg August erfprins van Brunswijk-Wolffenbüttel (1766-1806). Dit huwelijk bleef kinderloos.

Frederike Louise Wilhelmina van Oranje-Nassau groeide op als oudste kind van Willem V en Wilhelmina van Pruisen in het stadhouderlijk kwartier aan het Binnenhof in Den Haag. Formeel werd zij prinses Louise genoemd, in huiselijke kring was haar koosnaam Loulou. De  band met haar ouders en met haar broers, de latere koning Willem I (1772-1843) en (Willem George) Frederik (1774-1799), was buitengewoon sterk. In reactie op haar eigen jeugd van verwaarlozing aan het Pruisische hof nam Wilhelmina de opvoeding van haar kinderen geheel in eigen hand. De veranderingen in pedagogische opvattingen in de tweede helft van de achttiende eeuw speelden hierbij zeker een rol. Louise kreeg onderwijs van haar gouvernante Victoire E. Hollard en van professor Herman Tollius, tevens gouverneur van haar beide broers. Zij leerde het Frans als hoftaal, maar kreeg ook onderwijs en godsdienstles in het Nederlands, dat zij zo als omgangstaal leerde gebruiken. Met Hollard-de Servetière en Tollius zou Louise een intensieve en langdurige correspondentie blijven voeren. De brieven van Victoire Hollard bewaarde zij in een aparte bundel ‘Billets delicieux’.

De brieven van Louise hebben vaak een religieuze ondertoon. In de literatuur is zij wel ‘een exponent van de Wertherperiode’ (Naber, 199) genoemd vanwege haar overgevoeligheid. Daarom werd zij gestimuleerd haar gevoelens schriftelijk onder woorden te brengen. Het resultaat was een omvangrijke correspondentie met de leden van het stadhouderlijk gezin, met name met haar moeder. Aanvankelijk bedoeld als didactische methode, werd het schrijven van brieven later een middel om elkaar op de hoogte te houden van de dagelijkse bezigheden, persoonlijke omstandigheden en politieke gebeurtenissen in een aan revolutionaire woelingen onderhevig Europa.

Muziek en toneel namen in het dagelijks leven van Louise een belangrijke plaats in. Zij bezocht het Théâtre Français en woonde de optredens bij van de Portugese zangeres Luisa Rosa Todi (de Aguiar). In huiselijke kring was het opvoeren van toneelstukjes, een mode die uit Parijs was komen overwaaien, eveneens in zwang. Muziek- en zangles kreeg zij van Johan Colizzi, clavecinist in de hofkapel van 1777 tot 1790. Hij droeg verscheidene composities aan Louise op, zoals de opera Dieux aux villages, gecomponeerd ter ere van haar huwelijk.

Huwelijk

Als huwelijkskandidaat voor Louise had Wilhelmina graag haar neef, de latere koning Frederik Willem van Pruisen, gezien. Frederik Willem trouwde echter in 1793 met Louise van Mecklenburg-Strelitz. In 1789 vroeg de regerend hertog van Brunswijk-Wolffenbüttel om de hand van Louise van Oranje-Nassau voor zijn oudste zoon, de wat ziekelijke en geestelijk niet geheel volwaardige Karel Georg August. Louise werd door haar ouders vrijgelaten in de keuze van haar toekomstige echtgenoot, maar zij was zich er terdege van bewust dat aanvaardbare huwelijkskandidaten schaars waren. Door het huwelijk met de erfprins van een vorstenhuis van aanzien zou haar toekomst als vorstin veiliggesteld zijn.

De huwelijksplechtigheid vond plaats op 14 oktober 1790 in Den Haag, waarna het jonge paar zich in Brunswijk vestigde. Andere omgangsvormen en een andere zedelijke moraal aan het Brunswijkse hof maakten het daar voor Louise niet gemakkelijk. Zij miste vooral het culturele leven van Den Haag en werd gekweld door heimwee en ledigheid. Wilhelmina wees haar dochter op haar aanpassingsvermogen en vooral op de plichten en verantwoordelijkheden die het huwelijk met zich meebracht. De vele bezoeken aan en van de stadhouderlijke familie vormden een welkome afwisseling in Louises bestaan.

Omdat het huwelijk kinderloos bleef, was Louises echtgenoot gedwongen afstand te doen van zijn erfrechten ten gunste van zijn jongere broer Frederik Willem. Hierdoor verminderden haar aanzien en invloed aan het hof. In een brief aan haar moeder van 25 mei 1791 schrijft Louise dat zij zich niet bedroefd laat maken door het uitblijven van een zwangerschap. Na de vlucht van de stadhouderlijke familie in 1795 naar Engeland verslechterde haar financiële situatie omdat de renten uit Holland wegvielen.

Weduwe

In 1806 nam het leven van Louise een andere wending. Op 20 september van dat jaar verloor zij haar inmiddels blinde en volledig van haar afhankelijke echtgenoot. Haar moeder, enkele maanden eerder weduwe geworden, kwam nu bij haar in Brunswijk wonen. Vanwege het oprukken van de Franse troepen waren de prinsessen echter genoodzaakt Brunswijk te verlaten. Na vele omzwervingen en ontberingen – hun levensstijl was noodgedwongen uiterst sober –  bereikten zij in november 1807 Berlijn. Daar namen zij hun intrek bij de erfprins, de latere koning Willem I, in het ‘Niederländische Palast’. ’s Zomers verbleef de familie op het landgoed Schönhausen, dat de koning van Pruisen in 1810  aan Wilhelmina in bruikleen aanbood.

Met de inhuldiging in 1813 van Willem I als souverein vorst van de Nederlanden, kwam er een einde aan Louises ballingschap. Op 10 januari 1814 keerde ze met haar moeder terug naar Nederland. Na een kort verblijf aan het Lange Voorhout woonden de prinsessen afwisselend aan het Plein in Den Haag en in het zomerverblijf Paviljoen Welgelegen in Haarlem. Louise maakte in 1817 nog een keer alleen een reis naar Brunswijk, Berlijn en Weimar om familie en vrienden te bezoeken. Na een kort ziekbed stierf zij op 15 oktober 1819 in Den Haag, negen maanden eerder dan haar moeder.  

De band met haar moeder is bepalend geweest voor het leven van Louise. De intensieve briefwisseling met haar en andere familieleden en haar gouvernante geeft een goed inzicht in haar ontwikkeling, de dagelijkse beslommeringen aan het hof, haar religieuze beleving en liefde voor muziek en theater. Wilhelmina noemt haar terecht de ‘grootste écriveuse van de hele familie’.

Naslagwerken

Dek Nass.; Oranje-Nassau van A tot Z; Van Ditzhuyzen.

Archivalia

  • Koninklijk Huisarchief Den Haag: archieven van Louise, Willem V, Wilhelmina van Pruisen, Willem I en Frederik.
  • Niedersächsisches Staatsarchiv Wolfenbüttel: toegang 3, Urk 2 Nr 155-156, 1161, 1964-1994 [stukken betreffende prinses Louise en erfprins Karel George August van Brunswijk-Wolffenbüttel].

Literatuur

  • J. van Stralen, ‘Journaal van het huwelijk van Frederika Louise Wilhelmina, prinses van Oranje, dochter van prins Willem V, met den erfprins van Brunswijk-Lunenburg’, Haagsch Jaarboekje 7 (1895) 29-45.
  • J.W.A. Naber, Prinsessen van Oranje in Duitschland (Haarlem 1920).
  • Correspondentie van de stadhouderlijke familie, 1777-1820, Johanna W.A. Naber ed., 5 delen (Den Haag 1931-1936).
  • Marieke Spliethoff, ‘Een afscheidscadeau van koninklijke gasten: een bijdrage tot de portreticonografie van Wilhelmina van Pruisen en haar dochter Louise’, Vereniging Oranje-Nassau Museum (Den Haag 1976) 22-35.
  • A.J. Koogje en F. Boulangé, ‘Muziek en toneel aan het hof van Willem V’, Spiegel Historiael 21 (1986) 187-189.
  • C.J.M. Eymael, Inventaris van de archieven van prinses Louise 1770-1819 en L.J.A. Pennings, prins Frederik 1774-1799 (Den Haag 1995).
  • Lotte van de Pol, ‘Het autobiografisch geheugen onder constructie. De herinneringen van Wilhelmina van Pruisen aan haar Berlijnse kinderjaren’, Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis 1 (2004) 101-125.

Illustratie

Portret door Johann Friedrich August Tischbein, 1795 (Rijksmuseum, Amsterdam).

Auteur: Charlotte Eymael

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 612

laatst gewijzigd: 18/08/2016

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.