Hoobius, Johanna (ca. 1614-ca. 1642)

 
English | Nederlands

HOOBIUS, Johanna (geb. Brouwershaven ca. 1614 – gest. ca. 1642), gelegenheidsdichteres. Dochter van Jacob Hoobius (ca. 1584-1620), burgemeester van Brouwershaven en gelegenheidsdichter, en Lijsbeth Jans Hollenboom. Johanna Hoobius trouwde met Arnoud van Beyeren. Over kinderen uit dit huwelijk is niets bekend.

Johanna Hoobius werd rond 1614 geboren in het Zeeuwse Brouwershaven. Haar naam is in de doopboeken niet te vinden, maar vast staat dat zij geboren werd als jongste dochter en een van de minstens vijf kinderen van burgemeester Jacob Hoobius, wiens gedicht ‘Visserspraetie’ is opgenomen in de Zeeuwsche nachtegaal (1623). De familie Hoobius behoorde tot de notabelen van Brouwershaven en gold als een geleerd geslacht. In de eerste helft van de zeventiende eeuw waren enkele Hoobiussen (Huibrecht, Pieter en Jacob) als notaris werkzaam in Brouwershaven. Johanna Hoobius trouwde met een verder onbekende Arnoud van Beyeren en stierf omstreeks haar dertigste. De voornaamste gegevens danken we aan de in 1643 postuum verschenen bundel Het lof der vrouwen, op naam van ‘Iuffr. Iohanna Hoobius. In haer leven geweest de huysvrouw van sr. Arnout van Beyeren’.

Op grond van informatie uit de gedichten in de bundel kan worden vastgesteld dat Johanna Hoobius haar gedichten schreef tussen 1637 en 1643. De uitgave, waarvan slechts één exemplaar is overgeleverd, is bezorgd door de dichter Jan Harmensz. Krul, een leidende figuur uit het Amsterdamse toneel- en muziekmilieu. Het was de eerste poëziebundel van de hand van een vrouw die in de Republiek verscheen. Zelfs beroemdheden als Anna en Maria Tesselschade Roemers Visscher hadden toen nog geen zelfstandige publicaties op hun naam staan. De bundel is bovendien bijzonder omdat ze de eerste door een vrouw geschreven vrouwenlof bevat: ‘Lof voor alle eerbare vrouwen en jonghvrouwen’. Aan dit openingsgedicht dankt de bundel zijn titel. Hoobius liet zich hierbij onder meer inspireren door De la bonté et mauvaiseté des femmes (1564) van Jean de Marconville, in het Nederlands vertaald door J.C.M. Hapart. Het is een lof van 336 alexandrijnen op de goede huisvrouw, waarin Hoobius het opneemt voor haar seksegenoten: ook gehuwde vrouwen kunnen dichten, naast hun verplichtingen in gezin en huishouden. De wijze echtgenote spreekt verstandig, blinkt uit in deugdzaamheid en zorgt voor harmonie in huis.

Met haar vrouwenlof koos Johanna Hoobius positie binnen het toen actuele debat van de ‘querelle des femmes’, een literair spel waarin men de voortreffelijkheid van het vrouwelijk geslacht probeerde te bewijzen. Ze is het ermee eens dat mannen vrijelijk mogen streven naar eer, maar ze moeten de vrouwen hún lof en eer niet onthouden. Met hun negatieve kijk op vrouwen geven mannen volgens haar weinig blijk van wijsheid. Al zijn er ook slechte vrouwen geweest, dit is geen reden om alle vrouwen hiervoor verantwoordelijk te stellen. Ze schrijft dan ook lovend over de ‘femmes fortes’, de heroïsche of sterke vrouwen uit de klassieke en bijbelse Oudheid en de eigen geschiedenis. Van de wijze vrouwen uit de eigen tijd is vooral Van Schurman haar lichtend voorbeeld. Ook is ze, als alle Zeeuwen, trots op de Zeeuwse dichteres Johanna Coomans, die bewijst dat getrouwde vrouwen wel degelijk kunnen dichten.

In haar bundel staan nog vijf andere gedichten. Deze gedichten zijn alle te plaatsen onder het genre van de gelegenheidspoëzie en drukken vooral bewondering uit voor belangrijke personen in haar leven en uit die tijd. Haar persoonlijke gevoelens brengt zij soms expliciet onder woorden. In het gedicht ‘Volgen eenighe rijmen van Juffr. Iohonna noch (zijnde Vrijster, en daer na Vrouwe) geschreven aen haer geliefde’ schrijft Hoobius als een verliefde vrouw een afscheidsgedicht aan haar man, waarbij de liefde tussen echtgenoten centraal staat. Uit haar gedicht ‘Aen mijn heer mr. Iacob Cats, ridder, raet, pens(i)onaris van Hollandt, en Westvrieslandt’ blijkt dat Johanna Coomans en Jacob Cats voor haar de boegbeelden van Zeeuwse geleerdheid zijn. Haar warme en trotse gevoelens voor het Zeeuwsche ‘vaderland’ en de representanten van de Zeeuwse kring kunnen de lezer niet ontgaan.

Voor de uitgave van Hoobius’ bundel schreef de Zeeuwse advocaat en letterkundige Anthonie de Huybert , de vader van Charlotte de Huybert, een lofdicht op Het lof der vrouwen. Daarin wijst De Huybert op de vruchtbare bodem van haar ‘vaderland’ Zeeland en stelt hij Hoobius gelijk aan een man van haar tijd.

Naslagwerken

Van der Aa; Lauwerkrans; NNBW; Regt; Rue; Verwoert; Witsen Geysbeek.

Publicaties

Het lof der vrouwen, geschreven en gerijmt door Iuffr. Iohanna Hoobius. In haer leven geweest de huysvrouw van sr. Arnout van Beyeren (Amsterdam 1643; elektr. repr. Ann Arbor, VS 2000).

Literatuur

  • P.J. Meertens, ‘Letterkundig leven na de Reformatie’, in: Idem, Letterkundig leven in Zeeland in de zestiende en de eerste helft der zeventiende eeuw (Amsterdam 1943) 234.
  • P.J. Meertens, ‘Jacob en Johanna Hoobius, twee Brouwershavense dichters’, in: Archief vroegere en latere mededeelingen voornamelijk met betrekking tot Zeeland (Middelburg 1941-1942) 68-77.
  • M. Spies, ‘Charlotte de Huybert en het gelijk. De geleerde en de werkende vrouw in de zeventiende eeuw’, Literatuur 3 (1986) 339-350.
  • Marijke Meijer Drees, ‘Vaderlandse heldinnen in belegeringstoneelstukken’, De Nieuwe Taalgids 85 (1993) 71-82.
  • J. Holterbosch, ‘“Komt hier die zyt gewoon de vrouwen te verachten”. Zeventiende-eeuwse eendagsvliegen: de dichteres Johanna Hoobius’, Vooys 13 (1994-1995) 2, 31-34.
  • M.A. Schenkeveld-van der Dussen, ‘Liefdestalen van vrouwelijke auteurs’, Literatuur 12 (1995) 335-340.
  • A. de Jeu, ’t Spoor der dichteressen. Netwerken en publicatiemogelijkheden van schrijvende vrouwen in de Republiek (1600-1750) (Hilversum 2000) 203-204.
  • W. Frijhoff en M. Spies, 1650 Bevochten eendracht. Nederlandse cultuur in Europese context (Den Haag 2000) 544-545.
  • S. Veld, Tot lof van vrouwen? Retorica, sekse en macht in paradoxale vrouwenloven in de Nederlandse letterkunde (1578-1662) (Utrecht 2005) 100-131.

Illustratie

Titelprent van Het lof der vrouwen door Cornelis Jansz., 1643 (Foto: Beeldbank Zeeuws Documentatiecentrum, Middelburg).

Auteur: Renske Siemens

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 261

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.