Ilberi, Alegunda (1695-1740)

 
English | Nederlands

ILBERI, Alegunda (geb. Bedum, Groningen 1695 – gest. Groningen ?-1-1740), piëtistisch dichteres. Dochter van Theodorus Ilberi (gest. 1742), schoolmeester te Bedum, en Anna Conradi (1662-1731). Alegunda Ilberi trouwde op 24-10-1717 in Leek met Albertus Alberthoma (1687-1728), predikant te Midwolde-Leek, later Emden, Leeuwarden en Groningen. Uit dit huwelijk werden 9 kinderen geboren, van wie er waarschijnlijk 5 jong overleden.

Alegunda Ilberi groeide op in een redelijk welgesteld gezin in Bedum. Haar vader was daar tot zijn overlijden in 1742 schoolmeester, koster en schatbeurder (ontvanger van belasting op onroerend goed), en schoolmeesters in Bedum behoorden tot de beter betaalden uit hun beroepsgroep (Bottema). Over de afkomst van de vader is verder niet veel bekend, al wordt er verwantschap verondersteld tussen hem en Hajo, Fredericus en Johannes Ilberi, predikanten in respectievelijk Garnwerd, Peize en Opende. Alegunda’s moeder kwam uit een geslacht van predikanten; haar vader was Georgius Conradi, predikant te Bedum. Of er in het gezin Ilberi meer kinderen waren, is niet met zekerheid te zeggen, al is er in de Walfriduskerk in Bedum wel een grafsteen gevonden waarop het overlijden in 1744 van Johannes Ilberi ‘int 46 jaar syns Ouderdoms’ vermeld wordt. Mogelijk gaat het hier om een broer van Alegunda.

In 1717 trouwde Alegunda Ilberi met Albertus Alberthoma, sinds 1713 predikant in Midwolde-Leek en lid van een familie die van ca. 1600 tot 1801 veertien predikanten leverde in Friesland en Groningen. Tussen 1718 en 1728 werden door de vader acht kinderen in het doopregister van Midwolde-Leek opgetekend. Van vijf van hen, twee meisjes en drie jongens, zijn verder geen gegevens bekend. Aangenomen mag worden dat zij jong gestorven zijn, ook omdat later geboren kinderen (deels) dezelfde namen kregen. In 1728 verhuisde het gezin naar Emden in Duitsland, dat sinds eind zestiende eeuw een protestants bolwerk was. Daar werd in 1730 hun negende kind geboren.

In datzelfde jaar 1730 zou in Emden een gedicht van Alegunda Ilberi verschenen zijn: ’s Waerelts gezegende Heiland verwagt, gekomen en blymoedig omhelst. Een exemplaar hiervan is niet bekend; wel is het opgenomen in haar eerste bundel Verademingen eener vermoeide ziele in de woestyne dezer wereld (1736), waarvoor trouwens haar dochter Anna Christina een drempeldicht schreef. Ilberi had eerder al gelegenheidsgedichten geschreven, zoals blijkt uit het handschrift van een treurdicht op het overlijden van haar nicht Geertruyt Justina Coegelen en uit het oudst bewaarde gedrukte gedicht uit 1733 op het huwelijk van stadhouder Willem Karel Hendrik Friso en Anna van Hannover. Toen laatstgenoemd gedicht verscheen, woonde het echtpaar inmiddels in Leeuwarden, in die tijd een bloeiend centrum voor stichtelijke poëzie. Daarvan getuigt bijvoorbeeld het werk van Jetske Reinou van der Malen en Magdalena Pollius. Met hen en enkele andere piëtistische geloofsgenoten kwam Alegunda Ilberi wekelijks bijeen in zogenaamde conventikels, buitenkerkelijke godsdienstige bijeenkomsten, ten huize van Everhardina van Heert en haar echtgenoot Philippus van Vierssen, raadsheer van Friesland.

Tijdens deze bijeenkomsten wisselden de aanwezigen van gedachten over het woord Gods en zongen ze stichtelijke liederen. Ilberi’s gedichten werden bij die samenkomsten waarschijnlijk ook gebruikt, want ze schrijft dat ‘die tedere zielen welke de Heer Jezus, de waarheid en het leven met mij innig liefhebben, […] er reeds zo veel nut uit hebben ontvangen’ (De gouden keten, Voorreden, *8r). Dat wijst erop dat geloofsgenoten haar verzen al kenden voor ze gedrukt werden. De dichteres richt zich in haar eerste bundel volledig op die geloofsgenoten, want de verzen in Verademingen zijn geschreven in de voor piëtisten zo kenmerkende tale Kanaäns. Juist omdat die taal een door God gegeven talent was, zag Alegunda Ilberi het als haar plicht om ook als vrouw over haar geloofservaringen te schrijven. Dat was in piëtistische kringen niet ongebruikelijk, maar desondanks had ze behoefte aan een zekere rechtvaardiging: ze wijst, net als twee drempeldichters, nadrukkelijk op bijbelse vrouwen als ‘medehelpsters’ van de apostelen en als dichteressen van lofzangen. Aan deze en haar volgende bundel gaat bovendien een kerkelijke ‘goedkeuringe’ vooraf van de Friese predikanten Fennema en Reen, die behalve haar stichtelijke bedoelingen ook haar dichterlijke gaven prijzen.

In haar tweede bundel, De gouden keten der goddelyke waarheden (1738), gaat Ilberi een stap verder: ze probeert theologische kwesties begrijpelijk te maken in een ‘systema’ van vraag en antwoord. Ze geeft daarbij haar eigen visie en richt zich – vanuit haar nieuwe woonplaats Groningen – in een godsdienstige polemiek tot haar geloofsgenoten in Leeuwarden. Zo’n inmenging in godsdienstige kwesties was voor vrouwen niet gebruikelijk en suggereert, dat Ilberi een belangrijke rol speelde in de Leeuwarder geloofsgemeenschap. Uit het gedicht Hertelyke wenschingen en dankbetuigingen aan de dierbare gemeinte der stad Leeuwarden (1737) blijkt dat ze met grote moeite afscheid had genomen van Leeuwarden. Ze wist toen weliswaar nog niet dat in Groningen – getuige twee plakkaten – enige commotie over de benoeming van Albertus Alberthoma zou ontstaan, maar ze vreesde al wel het gemis van de wekelijkse ontmoetingen met geloofsgenoten. Of ze daar, net als in Leeuwarden, een eigen kamertje had om in te schrijven is niet bekend. Evenmin is er een exemplaar overgeleverd van haar Heidelbergsche catechismus berijmd (1739). In 1740 overleed de dichteres zonder ander werk na te laten.

Naslagwerken

Van der Aa; Frederiks/Van den Branden; Lauwerkrans; NNBW; Regt; Witsen Geysbeek.

Archivalia

Groninger Archieven: DTB, Dopen en Trouwen Bedum en Midwolde. Toegang 136 (Archief van de Hoge Justitiekamer), inv. nr. 1341, fol. 125 [aantekening over ‘Theodorus Ilberi, schatbeurder van Beem’]. Stadsbestuur Groningen 308r. III (plakkaten 99, 100 en 101).

Werk

  • Treur gedigt op het droevig afsterven, van [...] mejuffrouw G.J. Coegelen van Dortmont wed. van de eerwaerde heer A. Alberthoma in syn leven predikant te Leyden (1722?) [handschrift in Universiteitsbibliotheek Utrecht, archief Chevalier, portefeuille II, I, 11].
  • Alegunda Alberthoma, geboren Ilberi, Zegen-wensch over het huwlyk van zyn hoogheid prins Willem, Carel, Hendrik, Friso, […] en haar koninklyke hoogheid prinsesse Anna (Leeuwarden 1733).
  • Alegunda Ilberi, Verademingen eener vermoeide ziele in de woestyne deze werelt zoo als die geschept en ondervonden worden in de gevallen en afzonderings stonden (Leeuwarden 1736).
  • Alegunda Ilberi, Kroon van zegeningen gevlogten om het hooft van den hoogeerwaarden, hooggeleerden, wytberoemden heer Daniel Gerdes […] en de wel edele, en uitmuntende juffer Reinudina Mellema (Groningen 1736).
  • Alegunda Alberthoma, geboren Ilberi, Hertelyke wenschingen en dankbetuigingen aan de dierbare gemeinte der stad Leeuwarden ter gelegentheid van de verplaatzinge van myn gewenschten egtgenoot Albertus Alberthoma, van daar naar Groningen (Leeuwarden 1737).
  • Alegunda Ilberi, De gouden keten der goddelyke waarheden, op rym gestelt in ses en dertig byzondere schakels beschouwt en ’t zaam gevoegt naar den inhout van het woord Gods (Groningen 1738).
  • Alegunda Ilberi, ‘Op het doorwrogte en nuttige werk genaamt de Nazireer Gods […] door Henricus Ravesteyn, predikant te Zwolle’, in: Henricus Ravesteyn, De Nasireer Gods tot den heiligen dienst toegerust (Amsterdam 1743; 3de druk).

Literatuur

  • B. Idema, Vreugde-zang ter gelegentheit, als [...] de heer Cornelius Vrolykhart, voorstander van de waare godtsdienst te Dordregt, twee godtgeleerde verhandelingen, tot bewaringe van het welbepaalde in de hervormde kerk hadde uitgegeeven[…] Opgedragen aan juffrou Alegunda Ilberi […] en de juffrou Magdalena Pollius (Leeuwarden 1735).
  • B. Idema, De heilige digtkunst verheerlykt in hartgrondige zielzugtingen tot den drie-eenigen Godt […] Eerste [en tweede] deel van het geene is uitgeboezemt ter gelegentheit als […] Alegunda Ilberi, huisvrouw van […] ds. Albertus Alberthoma […] eenige verbondts-beloften, uitspanningen en feest-liederen hadde in ’t ligt gegeven (Leeuwarden 1736).
  • Magdalena Pollius, Stigtelyke mengeldichten (Leeuwarden 1745) 162-163.
  • G.A. Wumkes, ‘De piëtistysk-griffermearde poëzije fen Alegunda Ilberi’, in: Idem, Paden fen Fryslân. Samle opstellen, deel 1, Oant 1800 (Bolswart 1932) 402-410.
  • F.A. van Lieburg, Levens van vromen. Gereformeerd piëtisme in de achttiende eeuw (Kampen 1991) 175-199.
  • W. Duinkerken, Sinds de reductie in Stad en Lande van Groningen. Biografisch-genealogisch lexicon van de predikanten, die sinds 1594 de gereformeerde en (sinds 1816) de hervormde gemeenten tussen Eems en Lauwers hebben gediend, deel 1 (Bedum 1991) 8.
  • W. Duinkerken, De classis-kinderboeken van Groningen 1640-1816 (Veenwouden 1997) [geboortedata van eerste acht kinderen].
  • J. Bottema, Naar school in de Ommelanden. Scholen, schoolmeesters en hun onderwijs in de Groninger Ommelanden ca. 1500-1795 (Bedum 1999) 75-111, 145, 171.
  • A. de Jeu, ‘’t Spoor der dichteressen’. Netwerken en publicatiemogelijkheden van schrijvende vrouwen in de Republiek (1600-1750) (Hilversum 2000) 139-149.
  • A. de Jeu, ‘Helpsters van de apostelen. Presentatie van godsdienstige schrijfsters’, Historica 24 (2001) nr. 1, 6-8.
  • H. Rolden, ‘Op zoek naar Alegunda Ilberi’, Zo as t was, Tijdschrift voor de Historie van de Gemeente Bedum 7 (2003) nr. 1, 18-29, nr. 2, 19-25; 8 (2004) nr. 1, 21-26, nr. 3, 20-26; 9 (2005) nr. 2, 11-19.

Auteur: Jannie van der Kloet

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.