Kleyn, Adelaide Geertruid (ca. 1786-1858)

 
English | Nederlands

KLEYN, Adelaide Geertruid (geb. Hooge Zwaluwe, Noord-Brabant ca. 1786 – gest. Leiden 4-11-1858), dichteres. Dochter van Johannes Petrus Kleyn (1760-1805), letterkundige, burgemeester, rechter, en Antoinette Ockerse (1762-1827), dichteres, schrijfster. Adelaide Geertruid Kleyn ging op 14-7-1814 in Dordrecht in ondertrouw met Hermanus Johannes Schippers (1791-1829), predikant. Uit dit huwelijk werden 3 zoons en 2 dochters geboren, van wie 1 zoon stierf bij de geboorte. 

Adelaide Geertruid Kleyn was het tweede van de zeven kinderen van het schrijversechtpaar Johannes Petrus Kleyn en Antoinette Ockerse. Ze bracht haar vroege jeugd door op het domein de Zwaluwen, gelegen tussen Moerdijk en Geertruidenberg, waar haar grootvader rentmeester was geweest van de prinselijke domeinen en haar vader schepen was van Hooge en Lage Zwaluwe. Haar ouders speelden een prominente rol in het culturele en politieke leven van hun tijd: haar vader hoorde tot de literaire kring rond de Zeeuwse dichter Jacobus Bellamy en was lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, haar moeder was een bekend schrijfster en dichteres. In de Franse tijd kregen haar stadhoudersgezinde ouders het zwaar te verduren. Bij de nadering van de Franse troepen in 1793 werd het herenhuis dat zij bewoonden als kazerne opgeëist, vervolgens geplunderd en in brand gestoken. Adelaides ouders moesten vluchten, de kinderen volgden later (Hasebroek, 32-33). In 1794 vestigde het gezin zich in Wageningen, een jaar later verhuisde het naar Arnhem, en na de dood van de vader in 1805 naar Leiden.

Adelaide Kleyn trad met haar poëzie in het spoor van haar ouders, met name dat van haar moeder. Ze publiceerde slechts één bundel. Deze verscheen in haar huwelijksjaar 1814 en bevat 22 gedichten, geschreven tussen 1807 en 1813. Ze markeren het afscheid van haar jeugdjaren. De eerste twee gedichten zijn gewijd aan haar moeder: ‘mijn moeder! Ik wil u staamlend roemen’. Andere gedichten handelen over liefde en vriendschap, maar ook over het verlies van geliefden en het besef van eigen vergankelijkheid. Zij zijn weemoedig van toon. In de inleiding omschrijft zij haar verzen als ‘uitstortingen van het ogenblik, niet geschreven dan voor mijn eigen genoegen, en voor de weinigen die mij kennen en verstaan’, niet als ‘verheven poëzie’ (Gedichten, VII). Een recensent van de Vaderlandsche Letter-Oefeningen beoordeelde haar bundel positief: haar gedichten onderscheiden zich gunstig ‘naar de geest als het lichaam, de stof als de vorm, de woorden als de gedachten’.

In 1814 trouwde Adelaide Kleyn met de zoon van een zilversmid uit Dordrecht, Hermanus Johannes Schippers (Van der Rest, 111). Het paar woonde aanvankelijk in De Meern bij Utrecht, waar zij in februari 1815 haar eerste kind kreeg, maar deze zoon stierf bij de geboorte. Tussen 1816 en 1824 werden nog twee zoons en twee dochters geboren. Het gezin verhuisde vaak, omdat haar man, inmiddels predikant, naar diverse plaatsen werd beroepen: in 1817 naar Oudenbosch, in 1820 naar Egmond Binnen, en in 1824 naar Middelharnis op Goeree-Overflakkee, waar Schippers in 1829 onverwacht stierf, blijkens de overlijdensdvertentie ‘na een allersmartelijkst lijden van vijf dagen’.

Na de dood van haar man verhuisde Adelaide Schippers-Kleyn met haar gezin naar Leiden, waar een deel van haar familie woonde. Zij publiceerde daarna alleen nog enkele gedichten over haar kinderen. Haar leven stond in het teken van rouw, want zij verloor alle vier haar kinderen: in 1834 stierf haar 17-jarige oudste zoon Jan Pieter Herman, in 1839 haar 14-jarige jongste dochter Antoinette Petronelle, in 1840 haar 20-jarige zoon Anthony Rudolph, in 1842 haar 23-jarige dochter Lucretia Adelaide. Naar aanleiding van Lucretia's dood schreef zij: ‘De taal is te arm om mijn smart uit te drukken’ (overlijdensadvertentie, 6-11-1842). Adelaide Kleyn zelf overleed op 4 november 1858 in Leiden, op 73-jarige leeftijd, ‘na een langdurig lijden’, zoals de overlijdensadvertentie vermeldt.

Naslagwerken

Van der Aa; Basse; BWG; Frederiks/Van den Branden; Ter Laan; NBAC; NNBW.

Archivalia

Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: familieadvertenties Kleyn en Schippers.

Publicaties

  • Gedichten (Leiden 1814).
  • ‘Aan mijne kinderen’, Muzen-almanak (1833).
  • ‘Aan mijn overleden zoontje’, in: H.W. Tydeman red. Letter- en geschiedkundige mengelingen (Zaltbommel 1836) 368-372.

Literatuur

  • Vaderlandsche Letteroefeningen (1815) 462-465 [over Adelaide Kleyn, Gedichten].
  • J.P. Hasebroek, Een dichter-album van voor honderd jaren (Amsterdam 1890).
  • A.J.J. van der Rest, ‘Een Hollands-Brabants schoolmeester-geslacht’, Gens Nostra 6 (1951) 110-111.
  • F.A. Brekelmans, ‘Mr. G.A. Kleijn, eerste stadsarchivaris van Breda’, Jaarboek van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Stad en Land van Breda ‘De Oranjeboom’ (1963) 1-28 [beknopte genealogie: 20-21].
  • J. Stouten, Willem Anthonie Ockerse (1760-1826); leven en werk (Amsterdam/Maarssen 1982) 278.
  • L.P. Toebak, ‘Enkele bio- en bibliografische aspecten van Johannes Petrus Kleijn’, Jaarboek van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Stad en Lande van Breda ‘De Oranjeboom’ 37 (1984) 36-67.
  • T. Streng, Geschapen om te scheppen? Opvattingen over vrouwen en schrijversschap in Nederland, 1815-1860 (Amsterdam 1997) 99.

Auteur: Els Naaijkens

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 639

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.