Loon-Heinsberg, Maria van (1424-1502)

 
English | Nederlands

LOON-HEINSBERG, Maria gravin van (geb. 20-5-1424 – gest. Breda 20-4-1502), erflaatster. Dochter van Johan II, graaf van Loon, heer van Heinsberg (gest. 1438) en Anna gravin van Solms-Braunfels (gest. 1433). Maria van Loon-Heinsberg trouwde op 7-2-1440 in Diest met Jan IV, graaf van Nassau-Breda en Dietz (1410-1475). Uit dit huwelijk werden 6 kinderen geboren.

Maria van Loon was de oudste dochter uit het tweede huwelijk van Johan II van Loon met Anna van Solms. Toen haar beide ouders waren overleden sloten haar voogden voor haar een huwelijk met Jan van Nassau-Breda, die ruim vijftien jaar ouder was. Het echtpaar vestigde zich in Breda, in het huis De Herberghe in de Reigerstraat. Een jaar na het huwelijk werd hun eerste dochter geboren; er volgden nog drie dochters en twee zoons – hun zoon Jan zou de grootvader worden van Willem van Oranje. In 1442 werd Jan heer van Breda en heerser over de uitgestrekte familiebezittingen. Vanaf die tijd woonde het gezin op het kasteel van Breda.

Maria was sterk betrokken bij de religieuze ontwikkelingen van haar tijd. Paus Nicolaas V schonk haar in 1448 een bul waarin hij haar giften noemt en haar verschillende voorrechten verleent. In 1449 zorgden Maria en Jan ervoor dat het heilig sacrament van Niervaart naar Breda werd overgebracht. Dit was een hostie die volgens de legende was gaan bloeden toen er in was geprikt. In 1476 stichtte Maria het klooster Vredenberg in Boeimeer bij Breda en in 1478 schonk zij een pand voor de huisvesting van een klooster voor de Grauwe Zusters (Franciscanessen).

Rond 1495 begon Maria met het schrijven van haar testament, dat is overgeleverd in drie verschillende versies. De eerste is een concept-versie, de tweede en derde schreef Maria voor haar zoons Engelbrecht II, heer van Breda, en Jan V, graaf van Dillenburg. De laatste is meer in briefvorm geschreven en is veel persoonlijker. Zo schrijft Maria dat ze zwak en traag is geworden en niet veel meer kan. Daarbij is ze doof, zodat ze de mensen om haar heen niet meer verstaat.

Het testament begint met Maria’s wensen omtrent haar uitvaart – die ze graag ‘simpelijk’ wil houden – en haar gedachtenis. Dan volgt een uitvoerige en gedetailleerde beschrijving van voorzieningen voor de armen. Een groot deel van haar kapitaal liet zij na aan kloosterorden; de observantenkloosters van de Minderbroeders kregen het meeste toebedeeld.

De rest van het testament handelt over Maria’s wereldlijke goederen en is een opsomming van kleding, huisraad, vaatwerk en curiosa. Sieraden, boeken en kunstvoorwerpen ontbreken. Van haar sieraden had Maria – volgens de geldende gewoonte ­– al afstand gedaan toen ze in 1475 weduwe werd. Haar boekenbezit had zij eerder al in een eigenhandig geschreven lijstje vastgelegd - dit omvatte veertien religieuze werken in de volkstaal. Uit catalogi en bezittersaantekeningen blijkt dat deze boeken maar een klein deel vormen van het totale boekenbezit van Maria en Jan. Opvallend onderdeel van haar nalatenschap is de ‘hoorn van een eenhoorn’, die haar zoon Jan erfde. Deze narwaltand (want dat was het) symboliseerde in de Middeleeuwen de menswording van Christus.

Na Maria’s overlijden liet haar zoon Jan op diverse plaatsen rouwdiensten opdragen. Zelf woonde hij op 23 april die op de burcht in Dillenburg bij. In de stad Herborn kwamen na afloop van de mis 346 armen in aanmerking voor bedeling. In Siegen kregen tweehonderd personen nieuwe kleren; in Dillenburg waren dat er 318. Maria’s lichaam werd bijgezet in het graf van haar echtgenoot in Breda.

Naslagwerken

Van der Aa; Van Ditzhuyzen (onder Jan IV); Oranje van A tot Z.

Literatuur

  • C.A. Tamse red., Nassau en Oranje in de Nederlandse geschiedenis (Alphen aan den Rijn 1979) 30-32.
  • Valentijn Paquay, ‘Dynastiek zelfbewustzijn in steen. Herdatering en situering van het Nassau-grafreliëf in de Grote Kerk te Breda’, Jaarboek van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Stad en Land van Breda  De Oranjeboom’ 40 (1987).
  • Valentijn Paquay, ‘De laatste Vrouwe van Breda op Huize Valkenbergh: Maria van Loon-Heinsberg (gest. 1502)’, Jaarboek van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Stad en Land van Breda De Oranjeboom’ 43 (1990) 135-206.
  • Herman Brinkman, The composition of a fifteenth-century aristocratic library in Breda: the books of John IV of Nassau and Mary van Loon, Quaerendo 23 (1993) 163-183.
  • Dini Hogenelst en Frits van Oostrom, Handgeschreven wereld. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen (Amsterdam 1995) 27-28.

Illustratie

Detail van het grafmonument voor graaf Engelbrecht I en graaf Jan IV van Nassau in de Onze Lieve Vrouwekerk in Breda. Op:http://community.webshots.com/photo/176145897/1176177781053955256wrEayk. Een zwart-wit afbeelding is te vinden in Valentijn Paquay, ‘Dynastiek zelfbewustzijn in steen’ (1987) (Foto: Gemeentearchief Breda).

Redactie

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.