Maria van Bourgondië (1457-1482)

 
English | Nederlands

MARIA hertogin van BOURGONDIË, bijgenaamd Maria de Rijke (geb. Brussel 13-2-1457 – gest. Brugge 27-3-1482), landsvrouwe der Nederlanden. Dochter van Karel ('de Stoute') hertog van Bourgondië (1433-1477), landsheer der Nederlanden, en Isabella van Bourbon (gest. 1465). In 1477 trouwde Maria van Bourgondië in Gent met Maximiliaan van Habsburg (1459-1519). Uit dit huwelijk werden 3 kinderen geboren, van wie 1 zoon en 1 dochter de volwassen leeftijd bereikten.

De opvoeding van de jonge Maria was vooral in handen van Margaretha van York, de tweede vrouw van haar vader Karel. Tijdens haar vroege jeugd verbleven Maria en haar vader hoofdzakelijk in zijn kastelen in Gorinchem en Le Quesnoy (Henegouwen), en nadat Karel in 1465 de feitelijke macht had overgenomen, meestal in Gent en Brugge. Vanaf 1473 beoogde Karel een huwelijk voor Maria met Maximiliaan van Habsburg, zoon van keizer Frederik III; de officiële verloving vond plaats op 6 mei 1476.

Een lastige erfenis

Nadat Karel op 5 januari 1477 op het slagveld bij Nancy overleed werd Maria als zijn enig kind onverwacht de aangewezen troonopvolgster over alle Bourgondische territoria. Het is vanwege deze enorme erfenis dat zij ook wel Maria de Rijke werd genoemd. De omstandigheden waaronder zij deze nalatenschap kreeg, waren bijzonder dramatisch.

Karel had met zijn centralisatiepolitiek grote onvrede veroorzaakt en was bovendien voortdurend in oorlog met Frankrijk, waarvoor hij veel geld nodig had. Hiervoor had hij de belastingdruk aanzienlijk opgedreven, maar hij had tegelijkertijd met zijn autoritaire optreden alle rangen en standen tegen zich ingenomen. Tijdens de maanden voorafgaand aan zijn dood had hij drie grote militaire nederlagen geleden tegen de Zwitserse confederatie en Lotharingen, waardoor zijn geduchte leger geheel vernietigd was.

Karels rivaal, koning Lodewijk XI van Frankrijk, ging er in 1477 ten onrechte van uit dat de Bourgondische lenen bij ontstentenis van een mannelijke erfgenaam vervallen waren aan de Franse kroon. Deze eis kan krachtens het feodale recht gegolden hebben in het koninkrijk, maar zeker niet in gebieden die leenrechtelijk behoorden tot het keizerrijk, zoals het vrijgraafschap Bourgondië (Franche-Comté) en Henegouwen. Lodewijk nam niet alleen het hertogdom Bourgondië, Picardië en Artesië in, maar liet ook zijn troepen de Franche-Comté en Henegouwen binnenvallen. In deze gebieden en in Vlaanderen lokten de invasies een sterke weerstand uit.

Een bijkomend probleem voor de jonge opvolgster Maria was dat de gebieden die Karel recentelijk en met harde hand aan zich had onderworpen, het prinsbisdom Luik en het hertogdom Gelre, het Bourgondische gezag onmiddellijk weer van zich afschudden. In het hertogdom Luxemburg bestond onduidelijkheid over de erkenning van de dynastie omdat rivaliserende claims konden rekenen op steun bij delen van de adel; pas in 1480 werd de Bourgondische opvolging hier uiteindelijk erkend.

In deze kritieke toestand zonden de raadsheren van de onervaren hertogin – ze was op dat moment negentien jaar oud – een gezantschap naar Lodewijk XI met een verzoek, mede namens haar stiefmoeder Margaretha, om over vrede te onderhandelen. Ook riepen de twee vrouwen de Staten-Generaal bijeen te Gent teneinde de landsverdediging te organiseren. Bij een troonsopvolging was het gebruikelijk dat de volksvertegenwoordiging een bede (belasting) toestond, in ruil voor beloften van de nieuwe regering om tegemoet te komen aan de voorgelegde klachten. De standen hadden nu ontelbare klachten in te brengen tegen het onrecht dat zij tijdens het bewind van Karel hadden ondergaan.

Het Groot Privilege

De procedure mondde op 11 februari 1477 uit in een soort grondwet, het Groot Privilege, als eerste bestemd voor de Bourgondische Nederlanden in hun geheel. Hierin kwam de hertogin tegemoet aan alle eisen die de Staten-Generaal haar in de loop van een week hadden voorgelegd. Dit door Maria eigenhandig ondertekende en door haar naaste verwanten en raadsheren bezegelde document omvatte twintig artikelen die de versnelde bestuurlijke en gerechtelijke centralisatie terugschroefden die haar vader had opgelegd. Het in 1473 opgerichte hooggerechtshof, het Parlement van Mechelen en de centrale Rekenkamers werden afgeschaft en de hangende zaken terugverwezen naar de lokale en gewestelijke instanties.

Het was er de Staten-Generaal echter niet om te doen de Bourgondische eenwording ongedaan te maken. Zij erkenden de opvolging van Maria en keurden ook de middelen goed voor de landsverdediging. Zij gaven daarmee blijk van een uitgesproken instemming met de dynastie. Ook aanvaardden zij wel degelijk de werking van de gewestelijke rechtbanken en rekenkamers, op voorwaarde dat die uit eigen bewoners werden samengesteld en de taal, het recht en de gewoonten van het land respecteerden. Het ging hun immers om de handhaving van de lokale en gewestelijke privileges, het bestrijden van corruptie in bestuur en gerecht, en de erkenning van de bevoegdheden van de Staten inzake belastingheffing, de waardebepaling van de munt en de afkondiging van een oorlog.

Tegelijk verleende Maria op 11 februari 1477 aan het graafschap Vlaanderen een veel uitgebreider afzonderlijk privilege waarmee zij inging op alle klachten van dat gewest. Ook aan afzonderlijke steden kende zij diverse privileges toe. Tijdens de volgende maanden zag de regering geen andere mogelijkheid dan door de verlening van tientallen gewestelijke en lokale charters toe te geven aan alle eisen van de onderdanen. Holland en Zeeland, die nog niet vertegenwoordigd waren geweest bij de Staten-Generaal te Gent, verkregen hun privilege op 14 maart; het telde zestig artikelen. Deze charters waren weliswaar sterk op de lokale bekommernissen gericht, maar niettemin legden zij een aantal algemene principes vast inzake de rechten van de volksvertegenwoordiging tegenover de vorst. Het belangrijkste hiervan was de erkenning van het recht van passieve weerstand voor iedere individuele onderdaan indien en zolang als de regering de bepalingen van de privileges zou schenden. Naar deze beginselen zou tijdens de Opstand (1568-1648) vele malen worden verwezen.

Vanaf het midden van februari braken in diverse steden opstanden uit tegen de misbruiken van het oude bewind. De lokale gezagsdragers werden aansprakelijk gesteld voor hun medewerking aan het repressieve bewind van de overleden hertog, en velen moesten daarvoor boeten met hun leven. Vrijwel overal werden de plaatselijke besturen vervangen en kwamen nieuwkomers aan de macht. Zelfs Karels kanselier Hugonet en gouverneur Humbercourt, die door Maria en Margaretha als onderhandelaars naar de koning waren gezonden, werden door de Staten-Generaal en een geïmproviseerde rechtbank van hoogverraad beschuldigd en terechtgesteld, ondanks Maria’s smeekbeden hen te sparen.

Huwelijk met Maximiliaan

Intussen liet Maria aan Maximiliaan van Habsburg weten dat zij hem nog altijd beschouwde als haar verloofde en verzocht zij hem zo spoedig mogelijk naar de Nederlanden te komen om met haar te trouwen en in haar naam het bewind te voeren. In mei 1477 keurden de Staten-Generaal de keuze van de echtgenoot en het huwelijkscontract goed. Het duurde tot 18 augustus voor Maximiliaan de middelen had verzameld om met de passende status in Gent te verschijnen. Terstond werd het huwelijk gesloten. Reeds in september aanvaardde Lodewijk XI een bestand en trok hij zijn troepen terug uit Henegouwen.

Met het huwelijk eindigde de korte persoonlijke regering van Maria. Vele tekenen wijzen er op dat het huwelijk als gelukkig kan worden beschouwd. Maria en Maximiliaan kregen drie kinderen van wie er twee overleefden: Filips de Schone, die in 1504 namens zijn vrouw de titel koning van Castilië zou aannemen, en Margaretha, die na Filips’ overlijden in 1506 tot 1530 tweemaal als regentes zou regeren over de Nederlanden. Zelf overleed Maria van Bourgondië enkele dagen nadat zij tijdens een jacht bij een val onder haar paard terecht was gekomen.

Maria’s Habsburgse huwelijk bepaalde voor eeuwen de internationale positie van de Nederlanden. Door haar partnerkeuze waren voor dit gebied een unie met Frankrijk én een autonome status voorlopig uitgesloten. Haar gewesten kwamen terecht in het brandpunt van de Europese politiek. Daar staat tegenover dat haar persoonlijkheid en de inschikkelijkheid van haar regering de eenheid van de kerngewesten van de Bourgondische Nederlanden hebben bewaard; het optreden van de Staten-Generaal heeft die nog versterkt.

Naslagwerken

Van der Aa; NBW; NNBW.

Literatuur

  • Y. Cazaux, Marie de Bourgogne (Parijs 1967).
  • H.P.H. Jansen, ‘Maria van Bourgondië’ in: C.A. Tamse red., Vrouwen in het landsbestuur (Den Haag 1982) 37-48.
  • W.P. Blockmans red., 1477 Het algemene en de gewestelijke privilegiën van Maria van Bourgondië voor de Nederlanden (Kortrijk-Heule 1985).

Illustratie

Portret: Michael Pacher (toegeschreven), ca. 1480. Privécollectie Heinz Kisters, Kreuzlingen. Afgebeeld in: W. Prevenier en W.P. Blockmans, De Bourgondische Nederlanden (Antwerpen 1983).

Auteur: W.P. Blockmans

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 57

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.