Walenburgh, Maria van (voor 1627-1679)

 
English | Nederlands

WALENBURGH, Maria van, vooral bekend als mevrouw Hooft (geb. Rotterdam voor 1627 – gest. Rotterdam 7-2-1679), burgemeestersvrouw wier properheid legendarisch is. Dochter van Pieter Pietersz. van Walenburgh, advocaat, en Geertruid de Lange (1588-1641). Maria van Walenburgh trouwde (1) op 22-9-1641 te Rotterdam met Johan Overrijn van Schoterbosch (gest. 1666), jurist en lid van de vroedschap van Haarlem; (2) op 27-2-1667 te Sloten met Hendrik Hooft (1617-1678), burgemeester van Amsterdam. Beide huwelijken bleven kinderloos.

Maria van Walenburgh groeide op in Rotterdam als enig kind van gegoede ouders: haar vader was een Rotterdamse burgemeesterszoon, haar grootvader van moederskant was burgemeester van Schoonhoven geweest, maar vestigde zich later in Den Haag als gecommitteerde ter rekenkamer van Holland. Het NNBW meldt dat Maria’s vader ‘de invloed van zijn vader niet heeft geërfd’: hij was slechts één termijn (1641-1642) schepen van Rotterdam.

Over de jaren van haar jeugd in Rotterdam en van haar eerste huwelijk in Haarlem is niets bekend. Een jaar na de dood van haar eerste man hertrouwde Maria van Walenburgh met de remonstrantsgezinde Hendrik Hooft, telg uit de befaamde Amsterdamse familie, weduwnaar van Brechtje Hasselaer (1617-1664). In 1662 en 1664 was hij burgemeester geweest, maar in 1666 tijdelijk uitgerangeerd; pas in 1672 zou hij weer invloed krijgen in het stadsbestuur. Door te trouwen met Maria, weduwe Overrijn van Schoterbosch, mocht Hooft zich voortaan ‘heer van Oud-Carspel in Koedijk, Schoten en Schoterbosch’ noemen.

Maria van Walenburgh dankt haar roem aan het feit dat de Engelse diplomaat William Temple, een goede kennis van haar tweede echtgenoot, in zijn memoires verslag doet van een etentje in de zomer van 1678 bij de familie Hooft-Walenburgh in hun huis aan de Herengracht in Amsterdam (thans nr. 556). Op dat moment was Hooft weer burgemeester van de stad. Temple was verkouden, en iedere keer dat hij op de vloer spuugde, kwam een dienstmeid langs om de vloer schoon te vegen. Toen Temple daar zijn verbazing over uitsprak, zei zijn gastheer lachend dat het maar goed was dat zijn vrouw niet thuis was, want zij zou hem onmiddel­lijk de deur hebben gewezen, ook al was hij ambas­sadeur. De burge­meester vertelde dat er in zijn huis zelfs twee kamers waren waar niemand binnen mocht: ze gingen maar twee maal per jaar open, alleen om schoonge­maakt te worden. Temple constateerde daarop dat zijn gastheer een ‘goede patriot’ was, omdat het in Amsterdam, zo men zei, gebruikelijk was dat de vrouwen over de mannen regeren. Burgemeester Hooft beaamde dat. Het enige dat een man kon hopen, aldus Hooft volgens het verslag van Temple, was dat zijn vrouw een ‘douce patrone’ (een zachte meesteres) was. Anderen uit het gezelschap begonnen hierop nog wat sterke verhalen te vertellen over de schoonheidsmanie van huisvrouwen. Zo is aan Temples verslag ook de anekdote te danken over de dienstmeid die geen vuiligheid in de gang wilde hebben en daarom bezoekers altijd optilde en naar de trap droeg om hun daar sloffen aan te doen.

Deze passage uit Temples memoires over de netheid en de daarmee verbonden bazigheid van mevrouw Hooft en van Amsterdamse vrouwen in het algemeen is in latere beschouwingen over de Hollandse huisvrouw van de zeventiende eeuw menigmaal aangehaald. Wat Temple er niet bij vertelde, en kennelijk ook niet wist, was dat Maria van Walenburgh al lange tijd van huis was. Dit staat in de ‘chronique scandaleuse’ van Hans Bontemantel (1613-1688) over de Amsterdamse regenten van zijn tijd, waar ook het echtpaar Hooft-Van Walenburgh in voorkomt.

Volgens Bontemantel was het huwelijk tussen Maria van Walenburgh en Hendrik Hooft bijzonder ongelukkig. Dat begon er al mee, zo meldt Bontemantel, dat Maria van Walenburgh zich rijker én jonger had voorgedaan dan ze was, daarmee bij Hendrik Hooft de indruk wekkend dat zij een goede en vruchtbare partij was (‘alsof zij nog bekwaam was kind of kinderen te krijgen’, en veel meer middelen had dan het geval was, zo schrijft Bontemantel). Toen zij eenmaal getrouwd waren en zowel de rijkdom als de vruchtbaarheid van Maria tegenviel, was er volgens Bontemantel zo’n grote onmin tussen de echtelieden ontstaan, dat Maria naar Rotterdam was vertrokken. Hooft vertelde zelf aan iedereen die het horen wilde over zijn slechte huwelijk. Zo ook in 1668, bij een etentje met notabelen uit Amsterdam en Haarlem. Hooft droeg daar het grafschrift voor dat hij al voor zijn vrouw had gemaakt: ‘ici gist une femme, ha qui est bien!/ C’est pour son repos et pour le mien’. Ter plekke werd het vertaald: ‘Hier ligt mijn vrouw, ha, dat gaat wel!/ ’k Was haar een plaag, zij mij een hel.’ Ook het grafschrift van Hooft zelf werd door de heren gemaakt, met als thema diens berouw over zijn tweede huwelijk: ‘want hij meende haar te kunnen paaien/ met praten en zoenen en dicht te naaien,/ maar omdat van het laatste niet veel kwam/ is zij vertrokken naar Rotterdam’.

Zo blijkt dat een van de bekendste anekdotes uit de Nederlandse geschiedenis over de zindelijkheid én bazigheid van de Hollandse huisvrouw gezien moet worden in het licht van een ongelukkig huwelijk. Voorzover bekend heeft Maria van Walenburgh geen kinderen gehad. Zij is enkele maanden na de dood van haar tweede echtgenoot in Rotterdam gestorven, en in Haarlem naast haar eerste echtgenoot begraven. In 1674 werd haar vermogen geschat op 100.000 gulden, dat van Hooft op 340.000 gulden.

Archivalia

Voor genealogische verwijzingen, zie Elias en Dudok van Heel. De Haarlemse doopboeken vermelden geen kinderen uit het eerste huwelijk. Enkele persoonlijke brieven aan Maria van Walenburgh over de jaren 1660-1664 en enkele brieven aan Johan Overrijn over de jaren 1643-1664 [w.o. vier van Hendrik Hooft] worden bewaard in het familiearchief Hooft-Van Woudenberg, Rechthuis van Woudenberg, resp. inv.nr. 98 en 97 [ook op microfilm in te zien in Gemeentearchief Amsterdam, onder nummer 1980].

Literatuur

  • William Temple, De historische gedenkschriften van de ridder W. Temple (Amsterdam 1693) 636-640 [voor de oorspronkelijke Engelse versie, zie: The works of William Temple 2 (Londen 1757) 458-459].
  • Hans Bontemantel, De regeeringe van Amsterdam soo in ’t civiel als crimineel en militaire (1653-1672), G.W. Kernkamp ed., 2 delen (Den Haag 1897).
  • Johan E. Elias, De vroedschap van Amsterdam, 1578-1795, deel 1 (Haarlem 1903) 177.
  • J.F.L. de Balbian Verster, ‘Hendrick Hooft, 1617-1678’, in: Idem, Burgemeesters van Amsterdam in de 17de en 18de eeuw (Zutphen 1932) 67-72.
  • S.A.C. Dudok van Heel, ‘De familie van Pieter Cornelisz Hooft’, Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie 35 (1981) 68-124.

Illustratie

Anoniem portret, ca. 1660-1664. Pendant van portret van Johan Overrijn van Schoterbosch. Verblijfplaats onbekend (Foto: Iconografisch Bureau/RKD, Den Haag).

Auteur: Els Kloek

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 288

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.