Neufville, Maria de (1699-1779)

 
English | Nederlands

NEUFVILLE, Maria de (geb. Amsterdam 4-2-1699 – gest. Mijdrecht 19-12-1779), schrijfster van een autobiografie. Dochter van Isaak de Neufville (1658-1710), koopman, en Maria Grijspeert (1667-1726). Maria de Neufville bleef ongehuwd.

Maria groeide op in de Amsterdamse Warmoesstraat, als vijfde kind in een gezin met vier jongens en drie meisjes. Haar ouders stamden uit doopsgezinde families die zich al generaties eerder vanuit de Zuidelijke Nederlanden in Holland hadden gevestigd.

Aan haar jeugd had Maria geen al te beste herinneringen: in haar autobiografie schrijft zij over gekijf en slaag. Na de dood van haar vader werd zij naar een kostschool – mogelijk in Gouda – gestuurd, wat uiteindelijk de verhouding met haar moeder ten goede kwam. In 1719 liet zij zich dopen, tegelijk met haar zuster Anna (1696-1766). In die jaren was zij vaak ziekelijk, zodat in 1725 besloten werd dat zij met haar broer Pieter (1694-1740) en een paar andere familieleden mee naar Engeland zou reizen, in de hoop dat de zeelucht haar goed zou doen. Hoe lang zij daar geweest is, wat zij gezien heeft en waar zij verbleef, vermeldt haar levensverhaal niet, en evenmin of het geholpen heeft.

Samen met enkele broers en zussen bleef Maria tot 1731 in de Warmoesstraat wonen. In dat jaar trok zij in bij haar broer Isaac (1692-1738), nadat diens vrouw, Petronella de Neufville (1694-1731), in het kraambed was gestorven. Zij ontfermde zich over hun dochtertje, Maria Petronella (1730-1773), toen zeven maanden oud. In de jaren dertig moet Maria overwogen hebben te trouwen – naar eigen zeggen had ze ‘wel twaalf pretendents’ (de Neufville, 26, 49) – maar uiteindelijk besloot ze dat niet vóór haar 44e te doen. Inderdaad gaf zij rond die verjaardag haar trouwbelofte aan de weduwnaar Abraham Bierens (1699-1743), een aangetrouwde neef, maar deze overleed voortijdig. Na zijn dood verliet Maria Amsterdam.

In de daaropvolgende jaren woonde ze op verschillende adressen: in Bennebroek, huis Lindenhof (bij Baambrugge), Utrecht, Westbroek (bij Utrecht) en huis Donkervliet (bij Baambrugge). Met enkele onderbrekingen heeft haar nichtje Maria Petronella steeds bij haar in huis gewoond. Ook deze wilde ‘nooit resolveren om te trouwen’ (de Neufville, 30, 77). Sommige van Maria’s verhuizingen lijken verband te houden met de dood van familieleden. Toen bijvoorbeeld haar oudste broer Mattheus (1686-1743) overleed, verliet zij Bennebroek, waar zij vlakbij hem had gewoond. Huis Donkervliet verkocht zij na het overlijden van Anna (1696-1766), haar zuster.

In 1766 begon Maria haar levensverhaal te schrijven, al kreeg zij in die tijd met slechte ogen te kampen. Zij gaf het de titel Verhaal van myn droevig leeven. De droefheid heeft vooral te maken met de sterfgevallen in de familie, waardoor zij zich steeds eenzamer was gaan voelen. Zo is het Verhaal eigenlijk een verhaal van huwelijken van broers en zussen, van verhuizingen, geboorten, ziekten en sterfgevallen, vermengd met verlangen naar troost, eenzaamheid en de dood. Zij wendt zich in haar verdriet regelmatig tot God, maar haar terugblik op haar leven is niet overmatig religieus gekleurd.

Begin 1768 verhuisde Maria naar huis Leeuwenstein buiten Utrecht. Maria Petronella ging mee, zij het niet helemaal van harte. Na Maria Petronella’s dood in 1773 verhuisde Maria naar Mijdrecht, waar zij zes jaar later overleed. Op 27 december 1779 werd Maria de Neufville begraven in de Nieuwe Kerk in Amsterdam, in het graf waar ook Maria Petronella bijgezet was.

In de twintigste eeuw hebben enkele historici gebruik gemaakt van Maria’s levensverhaal als bron van informatie over het dagelijks leven, maar de tekst is pas in 1997 integraal uitgegeven, zodat zij nu op haar eigen merites beoordeeld kan worden. Die merites zijn zeker niet literair. Het geschrift heeft vooral waarde als egodocument en als tijdsdocument. Het biedt een blik in het leven van een alleenstaande, niet onbemiddelde vrouw in de achttiende eeuw.

Naslagwerken

Egodocumenten; Utrechtse biografieën.

Archivalia

Zie Lindijer (1997), ‘Inleiding’, 15.

Werk

Maria de Neufville, Verhaal van myn droevig leeven, Tony Lindijer ed. (Hilversum 1997).

Maria de Neufville schreef ook vele ‘stichtelijke overpeinzingen’, waarvan de handschriften zich bevinden in het Gemeentearchief Amsterdam: Particulier Archief 88 (archief Brants), inv. nrs. 1179-1181.

Literatuur

  • Tony Lindijer, ‘Inleiding’ en annotaties bij: Maria de Neufville, Verhaal van myn droevig leeven (Hilversum 1997).

Redactie

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.