Neyts, Charlotta Louisa Henriëtta (1806-1883)

 
English | Nederlands

NEYTS, Charlotta Louisa Henriëtta (ged. Amsterdam 12-6-1806 – gest. Den Haag 23-3-1883), toneelspeelster. Dochter van Johannes Baptista Neyts (1767/68-1825), zanger en toneelspeler, en Johanna Elisabeth Arondeus (1775-1822), toneelspeelster. Charlotta Louisa Henriëtta Neyts trouwde op 17-10-1827 in Amsterdam met Johannis Iburg (1803-1845?), toneelspeler. Uit dit huwelijk werd ten minste 1 zoon geboren.

Charlotta Louisa Henriëtta Neyts was de tweede dochter in het vijf kinderen tellende gezin van de toneelspelers Jan Baptista Neyts en Johanna Elisabeth Arondeus. Zij woonden op de Korte Leidsegracht. Haar vader, afkomstig uit de Vlaamse toneelfamilie Neyts (Neytz), was sedert 1791 werkzaam bij de Amsterdamse Schouwburg. Charlotta maakte in 1811 op vijfjarige leeftijd haar debuut. Zij speelde kinderrollen bij verschillende reizende toneelgezelschappen, onder meer dat van Ward Bingley. Mogelijk was zij een van de twee kinderen ‘wier namen wij ons niet kunnen herinneren’, die in De twee kleine Auvergnaten ‘zo engelachtig eenvoudig [speelden] dat men hen wel zou hebben willen kussen’ (Van Halmael en Van ’s Gravenweert 1817, 21).

Charlotta Neyts trouwde op 17 oktober 1827 in Amsterdam met de Rotterdamse toneelspeler Johannis Iburg. Haar broer Franciscus Jacobus (geb. 1798) was getuige; op de huwelijksakte werd haar beroep uitdrukkelijk vermeld. Na haar huwelijk trad zij op onder de naam mevrouw Iburg-Neyts. Zij viel op in zangstukken, want net als haar vader en grootvader had zij een melodieuze stem. In 1837 werd zij geëngageerd door de Koninklijke Zuid-Hollandsche Schouwburg in Den Haag. In 1838 speelde zij de rol van de Nederlandse maagd in Het verjaarfeest, op 28 augustus uitgevoerd ter gelegenheid van de verjaardag van de koning. In 1839 werd in Zutphen, waarschijnlijk tijdens een tournee, haar zoon Jacob Karel geboren.

Charlotta Neyts had een lange toneelloopbaan bij de Koninklijke Schouwburg waar zij onder verschillende directies werkte. Haar carrière liep vrijwel parallel met die van Wilhelmina Sablairolles. Neyts speelde onder meer de rol van Pieternel in De bruiloft van Kloris en Roosje en van Hulda in het zangspel Het vrouwtje van de Donau. De reacties op haar optredens liepen nogal uiteen. Na de Amsterdamse voorstelling van Het puntdicht van Kotzebue werd ze getypeerd als ‘actrice voor de engelenbak, met een onaangenaam voorkomen en onbevallig gelaat […] Zij kan ons alleen bevallen, wanneer zij zingt; ene plaats van zangeres bij een Frans gezelschap zou haar veel beter voegen; dan hoorde men althans niets van hare platte Rotterdamse uitspraak’ (Spektator 1843, 68). In 1848 werd zij juist geprezen: ‘Aan veel toneelkennis, paart zij een zeer natuurlijke wijze van spreken. Hierin overtreft zij misschien het ganse personeel, dat doorgaans zo spreekt zo als het gedrukt staat’. Met name de hoofdrol van mevrouw Bazu in het blijspel De vischvrouw vervulde zij ‘op een uitmuntende wijze zo los en rond, als het maar te wensen was’ (Spektator 1848, 214-215). In later jaren trad zij op als ‘mère noble en ‘Anstands-dame’ – chaperonne – en speelde zij onder meer de Burggravin de Vernières in het stuk Parijsche zeden. Mendes da Costa zag haar optreden als de stiefmoeder van Assepoester: ‘zij was een ware helleveeg, maar gelegenheid om haar talenten te laten uitkomen gaf de rol haar niet; het zouden trouwens enkel de beaux restes van haar talenten geweest zijn, want zij was toen al drie-en-zestig’ (Mendes da Costa 1, 164).

Op 5 mei 1876 nam Charlotta Neyts afscheid van het toneel en vierde tevens haar zestigjarig jubileum als ‘priesteres van de kunst’ (Gillhoff, 126). Toneelvrienden gaven haar een Voltaire-stoel om in uit te rusten en zij kreeg een lijfrente van tien gulden per week. Van haar collega’s ontving zij een gouden ketting (Mendes da Costa, 165). Charlotta Neyts overleed op 21 maart 1883 in Den Haag, 76 jaar oud, ‘in leven rustend toneelspeelster van de Koninklijke Hollandsche Schouwburg’, aldus de familieadvertentie.

Naslagwerken

Coffeng; Worp.

Archivalia

  • Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: familieadvertenties Neyts en Iburg.
  • Haags Gemeentearchief: BS, Overlijden 1883-1892, fiche 4, akte 745 (d.d. 23-3-1883).
  • Stadsarchief Amsterdam: DTB, Dopen 348, p. 446; BS, Huwelijken, toegang 2869, H 1827-4, 161V-170 (d.d. 17-10-1827).

Literatuur

  • Tooneelkundige brieven geschreven in het najaar 1808, ten vervolge op de brieven uit Amsteldam, over het nationaal tooneel en de Nederlandsche letterkunde (Amsterdam 1808) 83.
  • [Arend van Hamael jr. en Jan van ’s Gravenweert], Verslag der tooneelvertooningen van W. Bingley te Amsterdam, door de schrijvers van den Tooneelkijker (Amsterdam 1817).
  • ‘Amsterdamsche Stads-Schouwburg’, De Spektator van Tooneel, Concerten en Tentoonstellingen 1 (1843) 49-69, aldaar 64, 67-69.
  • ‘De Amsterdamsche en Haagsche tooneelen’, De Spektator, Kritiesch en Historiesch Kunstblad 8 (1848) 210-217, aldaar 214-215.
  • M. da Costa, Tooneel-herinneringen, deel 1 (Leiden 1900) 162-165.
  • G.H. Gillhoff, The Royal Dutch theatre in The Hague (Den Haag 1938) 126.
  • F. Boulangé, De Koninklijke Hollandsche Schouwburg. Chronologische lijst van programma’s uitgevoerd in de Koninklijke Schouwburg Den Haag (1859-1878) (z.p. z.j. [Amstelveen 1994]) 163.
  • Pauline van den Heuvel, ‘In één woord: Men zorge voor elkander!’ Tonelisten en vrijmetselarij 1795-1844 (Amsterdam 2003) [doctoraalscriptie Historische Nederlandse Letterkunde, Universiteit van Amsterdam 2003; betr. sterfjaar J.B. Neyts].

Illustratie

Foto uit: M.B. Mendes Da Costa, Tooneel-herinneringen.

Redactie

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 675

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.