Perk, Christina Elizabeth (1833-1906)

 
English | Nederlands

PERK, Christina Elizabeth (geb. Delft 26-3-1833 – gest. Nijmegen 30-3-1906), schrijfster en feministe. Dochter van Adrianus Perk (1796-1867), koopman en molenaar, en Lessina Elizabeth Visser (1811-1835). Christina Elizabeth Perk bleef ongehuwd.

Betsy Perk groeide op in een groot, niet onbemiddeld burgerlijk gezin. Betsy was de enige dochter uit het tweede huwelijk van haar vader. Ze had drie broers – een van hen zou vader worden van de beroemde dichter Jacques Perk. Bij het gezin hoorden ook vier halfbroers en twee halfzusters uit het eerste huwelijk van haar vader. Haar moeder stierf twee jaar na haar geboorte in het kraambed. Toen haar vader voor een derde keer trouwde, kwamen daar nog een halfbroer en halfzus bij. De zaken van vader Perk gingen zo goed dat de zoons academische studies konden volgen. Voor de dochters stonden deze nog niet open.

‘Arbeid adelt’

Betsy Perk, die voor haar intellectuele vorming op zelfstudie aangewezen lijkt te zijn geweest, gaf als negentienjarige blijk van literaire aspiraties met de publicatie van verhalen in het blad Nederland. Haar eerste roman, Een kruis met rozen, verscheen in 1864. Naast literatuur had ook beeldende kunst haar interesse. Ze kreeg privélessen in schilderen en boetseren bij de Belgische beeldhouwer Antoine Eugène Lacomblé. In 1866-1867 maakte zij een diepe crisis door: in 1866 verbrak haar verloofde hun engagement en in 1867 maakte de dood van haar vader een einde aan haar financiële zekerheid. Perk zou voortaan trachten in haar eigen onderhoud te voorzien. Mede  geïnspireerd door Elise van Calcar en Anna Storm-van der Chijs, de grondlegsters van het Nederlandse feminisme, ging ze ook ijveren voor meer opleidings- en arbeidsmogelijkheden van vrouwen, in het bijzonder die uit haar eigen stand. In de jaren 1867-1868 pleitte ze hiervoor onder meer in het blad De Tijdspiegel. Volgens Betsy Perk waren  mannen en vrouwen niet gelijk maar gelijkwaardig: ‘Gelijk verschillende planten, uit dezelfde aarde, onderscheiden voedingsdelen trekken, zo zullen én mannen én vrouwen even zeker op verschillende wijze, zich dezelfde studiën ten nutte maken’. Dit zou volgens haar ook het familieleven ten goede komen.

Om haar ideeën te verspreiden richtte Betsy Perk in 1869 Ons Streven op, een van de eerste emancipatoire vrouwenbladen in Nederland. Toen de uitgever naast haar twee mannelijke mederedacteuren aanstelde, trok ze zich terug uit vrees dat zij de boventoon zouden voeren en ook anti-emancipatoire stukken zouden opnemen. Het jaar daarop richtte Perk het vrouwentijdschrift Onze Roeping op. In het eerste nummer schreef ze: ‘Voorwaar! Arbeid is vereiste tot geluk, omdat arbeid alleen de macht en kracht bezit om [...] smart te lenigen’. Bovendien zou de arbeid van ongehuwde en gehuwde vrouwen de welvaart van de staat bevorderen.

Voor veel vrouwen van Perks stand was betaalde arbeid taboe. Om dit te doorbreken, richtte ze in 1871 de Algemeene Nederlandsche Vrouwenvereeniging ‘Arbeid Adelt’ op, met Onze Roeping als orgaan. Het doel was ‘de arbeidszin onder de vrouwen aan te kweken [...] zowel bij de bemiddelde als bij de onbemiddelde vrouw, teneinde der eerste, vooral in ongehuwde staat, langzamerhand een werkkring te ontsluiten overeenkomstig haar aanleg, en de laatste behulpzaam te zijn om in eigen onderhoud te voorzien’. Hiertoe zou de vereniging tentoonstellingen van vrouwelijke handwerken organiseren en nijverheidsscholen oprichten.

Betsy Perk werd in de vereniging weldra het middelpunt van ruzies en een ideeënstrijd. Ze werd onder meer beschuldigd van financieel wanbeheer. Een principiële kwestie was dat sommige leden wilden dat vrouwen op de tentoonstellingen hun werk anoniem te koop mochten aanbieden. Perk was hier fel tegen. De dissidentes onder leiding van Jeltje de Bosch Kemper scheidden zich af en richtten de Algemeene Nederlandsche Vrouwenvereeniging ‘Tesselschade’ op. ‘Arbeid Adelt’ haalde snel bakzeil, wat een gevoelig gezichtsverlies voor Perk betekende. Haar functie als directrice werd opgeheven en zij zelf werd weggepromoveerd tot ‘erepresidente’.

‘Femme des lettres’

In 1873 ging Betsy Perk betaalde lezingen geven met de feministe Mina Kruseman. Beiden  publiceerden toen in het weekblad De Kunstbode. De samenwerking duurde echter niet lang. Al tijdens hun tournee signaleerde de pers verschillen in optreden tussen de flamboyante Kruseman en de bescheiden Perk, maar ook hun opvattingen over emancipatie liepen hemelsbreed uiteen: Kruseman was een radicale feministe, Perk was gematigd. Hierna zou ze nooit meer als feministe optreden.

De opwinding in de voorafgaande jaren had veel van Betsy Perks zwakke gestel gevergd. Om op krachten te komen trok zij zich terug in het Zuid-Limburgse Valkenburg, waar ze tochtjes op haar ezeltje maakte. In haar – tamelijk larmoyante – autobiografie Mijn ezeltje en ik. Een boek voor vriend en vijand (1874) probeerde ze af te rekenen met de literaire en feministische wereld. Het kwam haar op verachting te staan. Busken Huet sneerde dat ze geboren was voor de rol van martelares. Het boek had een onverwacht neveneffect: vanaf 1874 bloeide Valkenburg op als toeristenplaats. Daarna publiceerde ze weinig meer. Wellicht speelden familieomstandigheden hierin een rol: in 1876 overleed haar stiefmoeder, die tot haar dood bij haar had gewoond.

In 1880 verhuisde Betsy Perk samen met een vriendin naar België. Eerst vestigde ze zich in Brussel, daarna in Spa en vervolgens in Luik. Ze begon weer te schrijven en haar werk werd ook meer gewaardeerd. Voor haar historische roman De laatste der Bourgondiërs (1885) werd ze in België onderscheiden als Femme de lettres. In de werken uit deze periode heeft ze ook feministische denkbeelden verweven. De nadruk lag nu niet langer op arbeidsmogelijkheden voor vrouwen, maar op de intellectuele en politieke capaciteiten van aristocratische dames uit de geschiedenis. In deze tijd profileerde ze zich ook als tante van de zo begaafde neef Jacques (1859-1881). Na zijn vroegtijdige dood zou ze de herinnering aan haar neef trachten te monopoliseren.

Laatste jaren

In 1890 vestigde Betsy Perk zich in Ubbergen, waar haar halfzus Clemencia Willemina woonde, en spoedig daarna in Arnhem. Daar richtte ze in 1894 ‘Kunst en Kennis’op, een vereniging die lezingen, concerten en toneelvoorstellingen organiseerde en tentoonstellingen hield in haar woonhuis aan de Parkstraat (nr. 7). Aangezien zij zich vanaf de jaren zeventig regelmatig had uitgesproken voor vrouwenkiesrecht, is het niet verwonderlijk dat ze in 1894 lid werd van de net opgerichte Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. Zij schreef zelfs een kiesrechtnovelle. Toch lukte het haar niet meer, aansluiting bij de vrouwenbeweging te vinden. Zo vergat men haar uit te nodigen voor de 'Nationale tentoonstelling voor vrouwenarbeid' (1898). In november 1903 verhuisde Betsy Perk naar Nijmegen. Ze maakte ook haar huis aan de Stijn Buysstraat (nr. 108) tot een centrum van literaire activiteit: ze hield lezingen, las voor uit eigen werk en vooral uit het ongepubliceerde werk van haar neef. Ook publiceerde ze poëzie in de Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant. In maart 1906 begon Betsy Perk in deze krant met de publicatie van een nieuwe autobiografie. De eerste aflevering eindigde met de woorden: ‘basta... punctum. De pen ter ruste gedoemd’. Op 30 maart 1906, enkele dagen na publicatie hiervan, overleed Betsy Perk. Ze werd begraven op Rustoord in Nijmegen.

Reputatie

Voor de Nederlandse vrouwenbeweging aan het einde van de negentiende eeuw is Betsy Perk vooral van belang geweest als oprichtster van verenigingen en tijdschriften. Opvallend is dat ze nooit lang bij haar projecten betrokken bleef. Misschien was samenwerken niet haar sterkste kant. Ze was vooral een wegbereidster die vasthield aan haar ideeën, zelfs als ze zich daarmee isoleerde. Het schisma in de beweging dat ze in 1872 veroorzaakte, heeft een taai leven geleid: pas in 1953 zijn ‘Arbeid Adelt’ en ‘Tesselschade’ weer officieel tot één vereniging gefuseerd. De naam van Betsy Perk leeft voort in een naar haar genoemde straten in Valkenburg en Purmerend, en in het Betsy Perk Opleidingsfonds van de Algemeene Vrouwenvereniging Tesselschade-Arbeid Adelt.

Naslagwerken

Atria; Van Bork/Verkruijsse; BWG; BWN; BWSA; Frederiks/Van den Branden; NNBW; Ter Laan.

Archivalia

  • Atria, Amsterdam: archief Algemene Nederlandse Vrouwenvereniging ‘Tesselschade-Arbeid Adelt’.
  • Letterkundig Museum, Den Haag: collectie-C.E. Perk.
  • Universiteitsbibliotheek Leiden: correspondentie.

Publicaties

  • Wenken voor jonge dames ter bevordering van huiselijk geluk (Arnhem 1868).
  • Elisabeth van Frankrijk. Historisch-romantische schets (Delft 1870).
  • Elisabeth de jonkvrouw van ‘t kasteel te Valkenburg. Drama in voetmaat en vijf bedrijven uit 1355 (Venlo 1878).
  • De wees van Averilo. Historisch-romantisch verhaal (Arnhem 1888).
  • De Tuinbouw (z.p., ca. 1900).
  • Jacques Perk, geschetst voor ‘t jong Nederland der XXe eeuw... (Amsterdam 1902).
  • ‘Strijd binnenshuis. Vr[ouwen] kiesrecht-novelle’, Hollandsche novellen 1 (1905/1906) 157-171.

Literatuur

  • J.W.A. Naber, Het leven en werken van Jeltje de Bosch Kemper (Haarlem 1918).
  • W.H. Posthumus-van der Goot red., Van moeder op dochter. De maatschappelijke positie van de vrouw vanaf de Franse tijd (Utrecht 1968, 3e herz. druk).
  • W. Zaal, ‘Betsy Perk’, in: Idem red., Nooit van gehoord! Twaalf stiefkinderen van de Nederlandse beschaving (Amsterdam 1969) 77-95.
  • G.W. Kasteleijn-Ekels, ‘Betsy Perk (1833-1906)’, in: H.M. Bonebakker-Westerman e.a. red., Delftse vrouwen van vroeger door Delftse vrouwen van nu (Delft 1975) 126-167.
  • A. Scherphuis, ‘Betsy Perk’, in: A. Holtrop red., Vrouwen rond de eeuwwisseling (Amsterdam 1979) 49-61.
  • L. Leunissen, Betsy Perk: feministe en schrijfster. Een onderzoek naar de verbondenheid van haar persoonlijke, feministische en literaire bestaan (Utrecht 1992) [ongepubliceerde doctoraalscriptie].
  • Vilan van de Loo, Toekomst door traditie. 125 jaar Tesselschade-Arbeid Adelt (Zutphen 1996).
  • E. Staal, Ons streven: weekblad gewijd aan de ontwikkeling der vrouw (Arnhem 1998) [Uitgave bij de tentoonstelling ‘Betsy Perk, mijn roeping, mijn streven’].
  • Lotte Jensen, De Nederlandse vrouwenpers in een internationaal perspectief (2001).
  • Anna Tijsseling, Betsy Perk disputes the bounderies of feminine spheres: the strategical use of the concept of ‘odd woman’ in debates about schooling for girls, 1860-1870, the Netherlands (Rotterdam 2001) [ongepubliceerde doctoraalscriptie].

Illustratie

Portretfoto, door onbekende fotograaf, ongedateerd (Collectie IAV - Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis).

Auteur: Fia Dieteren

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 746

laatst gewijzigd: 12/07/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.