Rees, Catharina Felicia van (1831-1915)

 
English | Nederlands

REES, Catharina Felicia van (geb. Zutphen, 22-8-1831 – gest. Velp, Gelderland 1-4-1915) schrijfster, componiste en feministe. Dochter van Richardus van Rees (1785?-1839), controleur der belastingen, en Constantia Wilhelmina Piper (1790-1865). Catharina van Rees bleef ongehuwd.

Catharina van Rees was de jongste in een groot, welvarend gezin dat nog acht andere kinderen telde: drie meisjes en vijf jongens. Haar vader stierf toen zij zeven was, waarna een ongetrouwde broer van haar moeder de zorg over het gezin op zich nam. Catharina was muzikaal. Al vanaf haar vijfde componeerde zij stukjes voor de piano, en vanaf haar achttiende speelde ze haar eigen muziek. Toen haar ‘opéra comique’ Les Débutants in Utrecht werd opgevoerd, kreeg ze het aanbod om in Parijs verder te studeren. Op aanraden van haar moeder, die een loopbaan in de muziek beneden haar stand achtte, sloeg ze het aabod echter af. Aanvankelijk was ze teleurgesteld, maar later schreef ze opgelucht te zijn omdat zij van de muziek nu ‘al het aangename’ genoot, ‘zonder er de pijnlijke ervaringen van te ontvangen die ze als broodwinning of als beroep meebrengt’ (Brief aan J.P. de Keyser, 19-12-1874, Lett. Museum).

Celestine

Haar broodwinning zocht Van Rees voortaan in het schrijven, waar ze van meet af aan de achtergestelde positie van vrouwen ter discussie stelde. Een van haar vroegste publicaties dateert uit 1860, toen ze in reactie op een reeks artikelen over vrouwenemancipatie van ‘De Censor’ in De Tijdspiegel onder het pseudoniem Celestine een ‘Brief van eene geëmancipeerde vrouw aan den censor’ schreef. Hierin vroeg ze aandacht voor de problematiek van ongehuwde vrouwen, wier aantal jaarlijks toenam: ‘zal men nu die ongehuwden het recht blijven betwisten om zich een andere werkkring te scheppen, waaraan haar geest behoefte heeft en zij buiten zichzelf ook anderen nuttig kunnen zijn?’ (De Tijdspiegel 17 (1860) II, 393). Na deze open brief volgden al snel verscheidene fictionele vertellingen in De Tijdspiegel en Nederland. Ook zagen haar eerste literaire werken – nog steeds onder pseudoniem – het licht: Twee novellen (1861), Zuster Catchinka (1866) en Rob’s moeder (1868). In deze tijd (1862-1867) woonde Van Rees samen met de filantrope en sociaal-hervormster Jeanne Merkus – eerst in Renkum, later in Oosterbeek.

De laatste publicatie van Van Rees onder pseudoniem Celestine was de brochure Open brief aan hare vrouwelijke landgenooten (1870). In navolging van Frankrijk en Duitsland dienden er meer meisjesscholen voor middelbaar onderwijs in Nederland te komen. Toen de brochure verscheen, woonde ze al in Duitsland, waar de kosten van levensonderhoud ‘op stand’ indertijd veel lager waren. Voortaan publiceerde ze onder haar eigen naam. Ze schreef vanuit haar woonplaats Bonn niet alleen voor Neue Bahnen, het blad van de Allgemeine Deutsche Frauenverein, maar leverde als correspondente en recensente ook bijdragen aan het vrouwentijdschrift Onze Roeping (1870-1873) van Betsy Perk. Na de opheffing van Onze Roeping verleende Van Rees haar medewerking aan het concurrerende vrouwenblad Ons Streven (1870-1878).

In 1877 vroeg uitgeverij Bohn Van Rees, inmiddels weer woonachtig in Nederland (Apeldoorn) voor een nieuw op te richten Bibliotheek van Nederlandse Schrijfsters. In de reeks verscheen werk van Elise van Calcar, Virginie Loveling, Maria Carolina, Frank, Jacoba van Westrheene en van Van Rees zelf. Na twee jaargangen werd de serie gestaakt omdat de kwaliteit van de ingezonden manuscripten te wensen overliet en de serie met verlies draaide.

Composities en romans

Ook als componiste bleef Van Rees actief. Tot 1874 alleen al verschenen er minimaal dertig composities in druk, voornamelijk bestemd voor de piano met en zonder zang. De meeste bekendheid verwierf zij met het Transvaalse volkslied, dat ze in 1875 schreef op verzoek van Thomas Francois Burgers, op dat moment president van de Zuid-Afrikaanse Republiek (Transvaal). Ze kenden elkaar van zijn studietijd in Utrecht – als fluitist had hij meegespeeld in Les Débutants. In 1876 riep de Volksraad echter een ander lied uit tot het officiële Transvaalse volkslied. Het lied van Van Rees beleefde weliswaar nog vele herdrukken, maar de gehele affaire liep uit op een zware teleurstelling. Tot overmaat van ramp werd haar compositie toegeschreven aan de bekende toonkunstenaar Richard Hol. Van Rees voelde zich hierdoor ‘verloochend’ door de ‘Hollandsche pers’.

Het was niet de enige tegenslag die Van Rees te verwerken kreeg. Haar romans werden overwegend negatief ontvangen: men verweet haar een onjuiste weergave van de historische feiten en een al te hoogdravend taalgebruik. Uit onvrede over deze ‘heren der schepping’ die haar werk niet begrepen vroeg Van Rees na een vernietigende recensie van haar Muzikale novellen (1876) haar goede vriendin Elise van Calcar om haar roman De familie Mixpicle (1877) te bespreken: ‘Ik wil nu eens door een vrouw gerecenseerd worden’. Kort daarna verscheen inderdaad een lovende bespreking van Van Calcar in De Tijdspiegel (1877), maar daarmee was het tij niet gekeerd. De scherpste kritiek zou Van Rees in 1888 te verduren krijgen van Lodewijk van Deyssel. Naar aanleiding van de tweede druk van haar historische roman Een koningin zonder kroon (1873) veegde hij in De Nieuwe Gids (1888) de vloer aan met haar ‘dramatische’, ‘verheffende’ schrijfstijl en de in zijn ogen al te nobele inborst van de personages.

Intussen bleef Van Rees de ene na de andere roman schrijven. Haar productiefste jaren lagen tussen 1880 en 1893, toen ze minimaal negentien werken publiceerde, voor het merendeel historische romans. Ook schreef ze nog enkele geromantiseerde biografieën over de componisten Bach, Beethoven, Chopin en Von Weber. In de loop van de jaren negentig verhuisde ze naar Darmstadt. Geldgebrek en gevoelens van trots waren de belangrijkste redenen voor de verhuizing. In Nederland kon ze niet volgens haar eigen stand leven en zij wilde bij haar ‘rijke bloedverwanten’ geen ‘arme figuur’ slaan. Gezondheidsklachten kwelden haar en de lust tot schrijven ontbrak steeds vaker. Slechts een incidentele bijdrage verscheen nog in De Tijdspiegel, waaronder een bespiegeling over de ‘De vrouwenbeweging in Nederland’ (1895) . Onder verwijzing naar het buitenland pleitte Van Rees voor een ‘herziening van wetten die de vrouw zoo onredelijk achterstellen bij den man’, waaronder de kieswet. Haar laatste jaren bracht zij door in Nederland. Op 1 april stierf Catharina van Rees in Velp, 83 jaar oud.

Reputatie

Als publiciste en romanschrijfster was Catharina van Rees een van de voorvechtsters van het eerste uur van de Nederlandse vrouwenbeweging. Zij trad echter minder op de voorgrond dan feministes als Van Calcar en Perk, maar in felheid deed ze niet voor hen onder. In 1901 werd ze vanwege haar zeventigste verjaardag gehuldigd door de vrouwenbeweging; de gelden die toen bijeen waren gebracht, liet ze voor een goed doel naar Zuid-Afrika sturen. Een familielid beschrijft haar als een ‘lange statige verschijning ... met iets manlijks in haar optreden’. Ondanks haar vroegere kritiek op geëmancipeerde vrouwen, die zich aan de maatschappelijke vormen onttrokken, schijnt zij zichzelf in haar latere leven ook wel buiten de conventies te hebben gesteld. ‘Sigaren rokend op het achterbalkon van de Velpertram’ zou zij een heuse bezienswaardigheid zijn geweest, aldus haar biografe Hogeweg de Haart (1957). Uit haar persoonlijke correspondentie komt ze naar voren als een onafhankelijk denkende, gedreven en trotse persoonlijkheid.

Naslagwerken

Basse; BWG; BWN; Frederiks/Van den Branden; Ter Laan.

Archivalia

  • Letterkundig Museum, Den Haag: Collectie Catharina van Rees.
  • Universiteitsbibliotheek Leiden: Correspondentie.
  • Nederlands Muziek Instituut, Den Haag: Bladmuziek.

Publicaties

Van Rees schreef o.a. in De Tijdspiegel, Nederland, De Amsterdammer, Ons Streven, Onze Roeping en Jong Nederland. Voor een uitvoerige lijst van haar journalistieke stukken en romans, zie het lemma in het BWN.

Literatuur

  • S.P. Engelbrecht, ‘Die Transvaalse Volkslied’, in Die nuwe brandwag 2 (mei 1930) 81-90.
  • H.P. Hogeweg-de Haart, Catharina Felicia van Rees, 1831-1915 (Amsterdam 1957).
  • Lisa Kuitert, ‘Het debacle van een negentiende-eeuwse "vrouwenreeks". Bibliotheek van Nederlandsche Schrijfsters’, in Literatuur 18 (2001) 150-158.
  • Lotte Jensen, ‘Naar een nieuw overzichtswerk van de eerste feministische golf? De casus Catharina van Rees (1831-1915)’, Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis 25 (2005) 68-93.
  • Lotte Jensen, ‘Een Gelderse feministe: Catharina van Rees’, Arnhem de genoeglijkste 27 (2007) 205-209.
  • Lotte Jensen, 'Catharina Felicia van Rees. Dutch author and composer', in: Suzan van Dijk red., website Women writers (2011). 

Illustratie

Catharina van Rees, door onbekende fotograaf, ongedateerd (Fotoarchief Zuid-Afrikahuis Nederland). 

Auteur: Lotte Jensen

laatst gewijzigd: 14/08/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.