Grote Raad (te Mechelen) (1473-1582)

Grote Raad (te Mechelen) (1473-1582)

In het bestand zijn de volgende functies opgenomen:

Toelichting:

Institutionele toelichting Grote Raad (te Mechelen) (1473-1582)

Naam:
Grote Raad. Van 1473-1477 Parlement van Mechelen. Sedert 1503 Grote Raad te Mechelen.

Datum oprichting:
De Grote Raad is als gerechtshof ontstaan binnen en uit de hertogelijke of hofraad. Volgens Van Rompaey functioneerde de Grote Raad rond 1445 als zelfstandige, voornamelijk juridische instelling, hoewel nog in nauw verband met de hofraad. In december 1473 besloot Karel de Stoute Mechelen tot vaste residentie te maken van de Grote Raad, nu Parlement van Mechelen genoemd. De leden werden op 8 december 1473 benoemd. Op 3 januari 1474 werd dit Parlement geïnstalleerd. Na de dood van Karel de Stoute op 5 januari 1477 kreeg Maria van Bourgondië last met de Staten-Generaal en zo werd op 14 februari 1477 het Parlement van Mechelen weer opgeheven. De Grote Raad kende een crisis maar functioneerde weer vanaf september 1477. Langzaam groeide de Grote Raad weer in betekenis en - na daar vanaf november 1501 vrijwel doorlopend te zijn geweest - in 1504 wederom te Mechelen gevestigd. Op 22 januari 1504 werden de leden van de Grote Raad te Mechelen benoemd. Op 27 januari werd de Raad geïnstalleerd.

Datum opheffing:
Als einde voor het project Repertorium Ambtsdragers en Ambtenaren is 1582 genomen, omdat in dat jaar de Hoge Raad van Holland en Zeeland werd opgericht.

Vestigingsplaats:
De Grote Raad was ambulant. In 1473-1477 en sedert 1501 te Mechelen.

Zetelaantal:
De kanselier gaf leiding aan de hofraad (de functie was dus groter dan alleen haar verbinding aan de Grote Raad). De president leidde de Grote Raad. Er was ook een tweede president. Daarnaast was er tot 1505 een hoofd - het konden er twee zijn. Van 1477-1481 waren de functies gecombineerd bij een hoofd-president. In 1473 werden er vier edelen in het Parlement benoemd, wat uitdrukking gaf aan hun recht om in het Parlement te zetelen; aanwezig waren zij niet. Daarnaast waren er twintig raadsheren - acht geestelijken en twaalf leken. Deze verdeling was een kwestie van rang en niet van bevoegdheid. Er waren zes rekestmeesters. Voor en na het Parlement van Mechelen was deze groep niet te scheiden van de raadsheren (de functie was raadsheer-rekestmeester), en ook de documenten in 1473-1477 geven een aanleiding om te veronderstellen dat de scheiding slechts theoretisch was. Het Groot Privilege dat Maria van Bourgondië op 11 februari 1477 verleende bepaalde dat de Grote Raad uit vijfentwintig personen zou bestaan. Hieraan werd niet altijd de hand gehouden. In 1504 werd bepaald dat er veertien raadsheren zouden zijn, waarvan vijf geestelijken moesten zijn, en een president. Daarnaast hadden vier rekestmeesters te allen tijde toegang tot de vergadering maar verbleven niet permanent te Mechelen. Sedert 1512 was de procureur-generaal tevens raadsheer.

Zittingstermijn:
De aanstelling was voor het leven. Voor wie de gunst van de vorst verloor of in ongenade viel had de titel natuurlijk geen betekenis meer. Ook een benoeming, bijvoorbeeld tot bisschop, kon het lidmaatschap van de Grote Raad beëindigen.

Personeel:
Bij ordonnantie van 26 oktober 1531 werd als aparte functie de advocaat-fiscaal ingevoerd. Uit het secretariaat ontstond de functie van audiëncier. Van 1473-1477 waren er drie griffiers; in 1522 werd bepaald dat er door natuurlijk verloop nog maar twee griffiers zouden zijn. Ook werd toen bepaald dat ze voor het leven benoemd werden. In grote getale en in soorten en maten waren er secretarissen; deze zijn niet in de database opgenomen. Ook was een ontvanger van de exploiten aan de Grote Raad verbonden.

Benoeming:
De benoeming ging van de vorst uit en gebeurde per open brief.

Naamlijsten:
-Kerckhoffs-de Hey, A.J.M., De Grote Raad en zijn functionarissen 1477-1531. Biografieën van raadsheren (Amsterdam 1980).
-Stroobant, L., Les magistrats du Grand conseil de Malines (Antwerpen 1903).

Literatuur:
-Consilium Magnum 1473-1973 (Brussel 1977).
-Gaillard, A., 'L'origine du Grand Conseil et du Conseil Privé', in Compte-rendu des séances de la Commission Royale d'Histoire ou Recueil des ses Bulletins 5e serie, deel 6 (1896) 267-324.
-Kerckhoffs-de Heij, A.J.M., De Grote Raad en zijn functionarissen 1477-1531 (Amsterdam 1980).
-Rompaey, J. van, De Grote Raad van de hertogen van Boergondie en het parlement van Mechelen (Brussel 1973).

<